Einde inhoudsopgave
Wet op het notarisambt
Artikel 27 [Schorsing wegens ongeschiktheid]
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2014
- Bronpublicatie:
02-06-2014, Stb. 2014, 202 (uitgifte: 12-06-2014, kamerstukken: 33569)
- Inwerkingtreding
01-07-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-06-2014, Stb. 2014, 224 (uitgifte: 26-06-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Juridische beroepen / Notaris
Burgerlijk procesrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Een notaris, die wegens zijn lichamelijke of geestelijke toestand niet in staat is tot het behoorlijk verrichten van zijn werkzaamheden kan, na verhoor of behoorlijke oproeping, door de voorzitter van de kamer voor het notariaat voor onbepaalde tijd in de uitoefening van zijn ambt worden geschorst. De kamer voor het notariaat bekrachtigt deze maatregel binnen vier weken. Op verzoek van de notaris kan de kamer voor het notariaat de schorsing te allen tijde opheffen. Op de beslissingen van de voorzitter en de kamer voor het notariaat is artikel 104, tweede lid, van overeenkomstige toepassing. Artikel 103, zevende lid, is van toepassing.
2.
De notaris kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift van de beslissing tot schorsing of tot weigering van de opheffing van de schorsing daartegen in beroep komen bij het gerechtshof Amsterdam. Het beroep schorst de tenuitvoerlegging van de maatregel niet. Tegen de beslissing van het gerechtshof is geen hogere voorziening toegelaten.
3.
Op de behandeling van de zaak bij de kamer voor het notariaat en bij het gerechtshof zijn de artikelen 101, 102, 104, 105 en 107 van overeenkomstige toepassing.
4.
In geval van blijvende ongeschiktheid van de notaris voor de uitoefening van het ambt wordt hij, op voordracht van Onze Minister, de kamer voor het notariaat gehoord, bij koninklijk besluit ontslagen.