ABRvS, 22-11-2017, nr. 201608973/1/A3
ECLI:NL:RVS:2017:3203
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
22-11-2017
- Zaaknummer
201608973/1/A3
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2017:3203, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 22‑11‑2017; (Hoger beroep)
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBOVE:2016:4040, Bekrachtiging/bevestiging
- Vindplaatsen
V-N 2018/4.2 met annotatie van Redactie
Uitspraak 22‑11‑2017
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 30 december 2015 heeft de directeur een verzoek om informatie van Praxis afgewezen.
201608973/1/A3.
Datum uitspraak: 22 november 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
Praxis Vastgoed B.V. en Praxis Doe-het-Zelf Center B.V., beide gevestigd te Amsterdam (hierna tezamen en in enkelvoud: Praxis),
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 19 oktober 2016 in zaak nr. 16/1645 in het geding tussen:
Praxis
en
de directeur van het Gemeentelijk Belastingkantoor Twente.
Procesverloop
Bij besluit van 30 december 2015 heeft de directeur een verzoek om informatie van Praxis afgewezen.
Bij besluit van 13 mei 2016 heeft de directeur het door Praxis daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 19 oktober 2016 heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard van het daartegen ingestelde beroep kennis te nemen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Praxis hoger beroep ingesteld.
De directeur en Hornbach Real Estate Almelo B.V. hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Bij brieven van 7 december 2016 en 20 december 2016 hebben onderscheidenlijk Praxis en Hornbach de Afdeling toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb).
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 september 2017, waar Praxis, vertegenwoordigd door mr. J.R. van Angeren, advocaat te Amsterdam, en de directeur, vertegenwoordigd door [gemachtigde], zijn verschenen. Voorts is ter zitting Hornbach, vertegenwoordigd door mr. T. Grundmeijer, advocaat te Amsterdam, gehoord.
Overwegingen
1. Hornbach wil een bouw- en tuinmarkt realiseren in Almelo. Praxis heeft een vestiging in Almelo en heeft geprocedeerd tegen de vaststelling van het bestemmingsplan "Rhijnbeek", waarmee is beoogd de vestiging van een Hornbach in Almelo te faciliteren. Bij besluit van 5 juni 2015 heeft het college aan Hornbach een omgevingsvergunning verleend. Op 25 augustus 2015 is die vergunning ingetrokken.
2. Bij brief van 16 oktober 2015 heeft Praxis het college van burgemeester en wethouders van Almelo op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob) verzocht om een kopie van de legesaanslag die aan Hornbach is opgelegd in verband met de behandeling van de vergunningaanvraag en stukken waaruit blijkt dat deze legesaanslag daadwerkelijk is voldaan.
Bij brief van 2 november 2015 heeft het college het verzoek van Praxis doorgezonden aan de directeur.
3. Bij het in bezwaar gehandhaafde besluit van 30 december 2015 heeft de directeur zich op het standpunt gesteld dat de Wob op de door Praxis gevraagde documenten niet van toepassing is, omdat die documenten vallen onder artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: de Awr), zijnde een bijzondere openbaarmakingsregeling die aan de Wob derogeert. Volgens de directeur staat de Awr aan verstrekking van de documenten in de weg.
4. De rechtbank heeft overwogen dat op de documenten waarom Praxis heeft verzocht artikel 67, eerste lid, van de Awr, gelezen in samenhang met artikel 231, eerste lid, van de Gemeentewet, van toepassing is. Gelet op het bepaalde in artikel 26, eerste lid, van de Awr kan tegen de weigering op grond van artikel 67 van de Awr om de documenten aan Praxis te verstrekken geen beroep worden ingesteld. De rechtbank heeft zich daarom onbevoegd verklaard.
5. Praxis betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat op de documenten artikel 67, eerste lid, van de Awr van toepassing is. Daartoe voert zij aan dat artikel 231, eerste lid, van de Gemeentewet niet maakt dat artikel 67 van de Awr van toepassing is, nu artikel 231 van de Gemeentewet slechts ziet op de heffing en invordering van gemeentelijke belastingen. Het bepaalt niets over de toepasselijkheid van de overige bepalingen in de Awr op gemeentelijke belastingen.
Voorts betoogt Praxis dat ingevolge het tweede lid, onder a, van artikel 67 van de Awr de geheimhoudingsplicht zich niet voordoet, omdat reeds bekend is welk bedrag Hornbach aan leges diende te voldoen. Uit de Legesverordening volgt dat de leges een percentage van de bouwkosten bedragen. De bouwkosten moeten ingevolge artikel 1.3, derde lid, van de Regeling omgevingsrecht bij de aanvraag worden vermeld en de aanvraag is openbaar, aldus Praxis.
6. Artikel 230 van de Gemeentewet luidt:
"In deze paragraaf wordt verstaan onder:
a. Algemene wet: Algemene wet inzake rijksbelastingen;
(...)."
Artikel 231, eerste lid, luidt:
"Onverminderd het overigens in deze paragraaf bepaalde geschieden de heffing en de invordering van gemeentelijke belastingen met toepassing van de Algemene wet, de Invorderingswet 1990 en de Kostenwet invordering rijksbelastingen als waren die belastingen rijksbelastingen."
Artikel 26, eerste lid, van de Awr luidt:
"In afwijking van artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht kan tegen een ingevolge de belastingwet genomen besluit slechts beroep bij de bestuursrechter worden ingesteld, indien het betreft:
a. een belastingaanslag, daaronder begrepen de in artikel 15 voorgeschreven verrekening, of
b. een voor bezwaar vatbare beschikking."
Artikel 67 luidt:
"1. Het is een ieder verboden hetgeen hem uit of in verband met enige werkzaamheid bij de uitvoering van de belastingwet over de persoon of zaken van een ander blijkt of wordt meegedeeld, verder bekend te maken dan noodzakelijk is voor de uitvoering van de belastingwet of voor de invordering van enige rijksbelasting als bedoeld in de Invorderingswet 1990 (geheimhoudingsplicht).
2. De geheimhoudingsplicht geldt niet indien:
a. enig wettelijk voorschrift tot de bekendmaking verplicht;
(...)."
7. Nu Praxis heeft verzocht om een kopie van de legesaanslag die aan Hornbach is opgelegd in verband met de behandeling van de vergunningsaanvraag en een document waaruit blijkt dat die is voldaan, heeft het verzoek betrekking op de heffing en invordering van een gemeentelijke belasting. Ingevolge artikel 231, eerste lid, van de Gemeentewet, gelezen in samenhang met artikel 230, dient heffing en invordering van een gemeentelijke belasting te geschieden met toepassing van de Awr als ware die belasting een rijksbelasting. Artikel 231, eerste lid, van de Gemeentewet bevat geen aanwijzingen waaruit blijkt dat is beoogd dat de Awr slechts gedeeltelijk van toepassing is op gemeentelijke belastingen. De Afdeling ziet daarom geen grond voor het oordeel dat artikel 67 van de Awr niet op gemeentelijke belastingen van toepassing is.
De aan Hornbach opgelegde legesaanslag en een document waaruit blijkt dat die is voldaan hebben betrekking op zaken van een ander als bedoeld in artikel 67, eerste lid, van de Awr, omdat uit die documenten informatie over de voorgenomen vestiging in Almelo kan worden afgeleid.
De geheimhoudingsplicht zoals neergelegd in artikel 67 van de Awr is derhalve op de door Praxis verzochte documenten van toepassing.
Het betoog faalt.
8. Tegen de weigering om de documenten te verstrekken omdat artikel 67 van de Awr daaraan in de weg staat, kan, gelet op het bepaalde in artikel 26, eerste lid, van de Awr, geen beroep bij de bestuursrechter worden ingesteld. De rechtbank heeft zich derhalve terecht onbevoegd verklaard om van het tegen het besluit van 13 mei 2016 ingestelde beroep kennis te nemen. De vraag of de documenten op grond van de Awr moeten worden verstrekt omdat zich een uitzondering op de geheimhoudingsplicht als bedoeld in het tweede lid van artikel 67 van de Awr voordoet, staat niet ter beoordeling van de bestuursrechter. Hierover kan slechts een vordering bij de burgerlijke rechter worden ingesteld.
9. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, voorzitter, en mr. G.M.H. Hoogvliet en mr. F.D. van Heijningen, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.E. Noordhoek, griffier.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Noordhoek
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 22 november 2017
819.