Hof Arnhem-Leeuwarden, 19-07-2013, nr. KS 24-002852-12
ECLI:NL:GHARL:2013:5260, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
19-07-2013
- Zaaknummer
KS 24-002852-12
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2013:5260, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 19‑07‑2013; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2015:122, (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
Uitspraak 19‑07‑2013
Inhoudsindicatie
Het hof heeft een verdachte wegens moord en (kort gezegd) diefstal met geweld terwijl het feit de dood ten gevolge heeft veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 jaren en TBS met dwangverpleging. De stelling van de verdediging dat verdachte niet daadwerkelijk de gelegenheid heeft gehad om zich te beraden of te bezinnen omdat alle handelingen van verdachte zich in een razend tempo hebben opgevolgd en deze handelingen zijn verricht in een grote roes, acht het hof niet te rijmen met de door verdachte bij de politie afgelegde verklaringen waarin hij tot in detail de toedracht schetst. Deze door verdachte afgelegde verklaringen brengen het hof tot de conclusie dat verdachte de gelegenheid heeft gehad en genomen zich te beraden en tevens dat hij daadwerkelijk keuzes heeft gemaakt.
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 24-002852-12
Uitspraak d.d.: 19 juli 2013
TEGENSPRAAK
Promis
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 18 december 2012 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 07-203648-11, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te[geboorteplaats] op [1978],
thans verblijvende in P.I. Flevoland, HvB [plaats] te [plaats].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 19 maart 2013 en 5 juli 2013 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf jaren met oplegging van de maatregel TBS met dwangverpleging. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd tot afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging en afdoening van het beslag zoals de rechtbank in haar vonnis heeft beslist. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. I.A. Groenendijk, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.hij in of omstreeks de periode van 29 tot en met 30 juli 2012 te [plaats] opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, een snoer (van een boormachine) om de hals van die [slachtoffer] gewikkeld en/of dat snoer (met kracht) aangetrokken en/of die [slachtoffer] (met dat snoer) gewurgd, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 29 tot en met 30 juli 2012 te [plaats] opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet een snoer (van een boormachine) om de hals van die [slachtoffer] gewikkeld en/of dat snoer (met kracht) aangetrokken en/of die [slachtoffer] (met dat snoer) gewurgd, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden, welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd en/of vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten diefstal van een geldbedrag (van ongeveer 200 euro), en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 29 tot en met 30 juli 2012 te [plaats] opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet een snoer (van een boormachine) om de hals van die [slachtoffer] gewikkeld en/of dat snoer (met kracht) aangetrokken en/of die [slachtoffer] (met dat snoer) gewurgd, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
2:hij in of omstreeks de periode van 29 tot en met 30 juli 2012 te [plaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag (van ongeveer 200 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte een snoer (van een boormachine) om de hals van die [slachtoffer] heeft gewikkeld en/of dat snoer (met kracht) heeft aangetrokken en/of die [slachtoffer] (met dat snoer) heeft gewurgd, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsoverweging
Het pleidooi van de raadsvrouw strekkend tot vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde vindt zijn grond in een juridische waardering van de door de verdachte beschreven feitelijke gang van zaken en bestaat er met name uit dat de verdachte zou moeten worden vrijgesproken van het bestanddeel ‘voorbedachte raad’ - en dus van het misdrijf moord - nu de handelingen van verdachte gericht op de dood van het slachtoffer achtereenvolgens en in een razend tempo aaneengeschakeld in een roes van woede elkaar hebben opgevolgd en verdachte aldus volgens de raadsvrouw niet in staat was tot kalm en rustig beraad.
Het hof overweegt als volgt.
Verdachte heeft meerdere verklaringen afgelegd omtrent hetgeen in de avond van 29 juli 2012 in de woning van [slachtoffer] heeft plaatsgevonden, zijn rol en - kort gezegd - zijn bedoeling van het doden van het slachtoffer. Tijdens de eerste twee verhoren bij de politie heeft verdachte zeer gedetailleerd verklaard omtrent het gebeuren. Uit deze verklaringen valt niet alleen af te leiden dat verdachte opzet op de dood van het slachtoffer heeft gehad, maar ook dat hij heeft nagedacht over de manier waarop hij het slachtoffer van het leven wilde beroven.
Het hof stelt vast dat verdachte in volgende verhoren op punten wisselend is gaan verklaren. Het hof kent aan deze later afgelegde verklaringen van verdachte, nu deze op onderdelen niet consistent zijn, minder betekenis toe.
Het hof zal derhalve bij de beoordeling van deze zaak de eerste twee verklaringen die verdachte bij de politie heeft afgelegd als uitgangspunt nemen bij de beoordeling van de zaak. Het hof acht deze twee gedetailleerde en consistente verklaringen die op hoofdlijnen en op detailniveau met elkaar overeenkomen betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs. Het hof acht ook van belang dat deze verklaringen worden ondersteund door ander bewijs, waaronder de door de politie aangetroffen en vastgelegde situatie in de woning van [slachtoffer] toen de politie [slachtoffer] op 30 juli 2012 in zijn woning aantrof nadat hij met geweld van het leven was beroofd.
Het hof merkt daarbij nog op dat verdachte ter zitting van het hof d.d. 5 juli 2013 heeft verklaard dat hij inmiddels niet meer precies weet hoe het allemaal is gegaan, maar dat hij - nadat hij zichzelf in de vroege ochtend van 30 juli 2012 had gemeld bij de politie - tijdens de daaropvolgende verhoren bij de politie de waarheid heeft gesproken.
De stelling van de verdediging dat verdachte niet daadwerkelijk de gelegenheid heeft gehad om zich te beraden of te bezinnen omdat alle handelingen van verdachte zich in een razend tempo hebben opgevolgd en deze handelingen zijn verricht in een grote roes, acht het hof niet te rijmen met de door verdachte bij de politie afgelegde verklaringen waarin hij tot in detail de toedracht schetst. Deze door verdachte afgelegde verklaringen brengen het hof tot de conclusie dat verdachte de gelegenheid heeft gehad en genomen zich te beraden en tevens dat hij daadwerkelijk keuzes heeft gemaakt.
De veelheid van handelingen die verdachte daarbij heeft moeten verrichten en de veelheid van beslissingen die verdachte heeft moeten nemen en ook de tijd die daarmee gemoeid is geweest maken handelen in een roes niet aannemelijk. Bovendien wijst het gedrag van verdachte na het doden van het slachtoffer niet op een hoge mate van opwinding of emotie of een waas. Verdachte heeft nadat hij het slachtoffer om het leven had gebracht - conform zijn voorgenomen plan geld te pakken na de dood van het slachtoffer en daarvan cocaïne te kopen - de portemonnee van het slachtoffer gezocht, heeft daar geld uitgehaald, is in de stad cocaïne gaan kopen, is weer teruggegaan naar de woning van het slachtoffer en is – om niet te worden gezien - zittend achter de bank (waarop het overleden slachtoffer lag) cocaïne gaan gebruiken en heeft daarbij tv gekeken.
Al met al is het hof van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat verdachte in een opwelling van boosheid of in een waas heeft gehandeld, maar dat verdachte, gelet op zijn eigen verklaringen, over zijn bedoelingen, zijn daad en de uitkomst daarvan heeft nagedacht. Hij heeft alternatieven afgewogen en besloten dat het slachtoffer dood moest. Het hof acht voorbedachte raad dan ook bewezen.
Het hof is van oordeel dat het door en namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het primair tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Nu de voorbedachte raad rechtstreeks uit deze bewijsmiddelen volgt, zal het hof hier thans geen nadere aandacht aan geven. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig bewezen en heeft het hof de overtuiging verkregen, dat verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1
primair:hij in de periode van 29 tot en met 30 juli 2012 te [plaats], opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, een snoer van een boormachine om de hals van die [slachtoffer] gewikkeld en dat snoer met kracht aangetrokken en die [slachtoffer] met dat snoer gewurgd, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
2:hij in de periode van 29 tot en met 30 juli 2012 te [plaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van ongeveer 200 euro, toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan van geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat verdachte een snoer van een boormachine om de hals van die [slachtoffer] heeft gewikkeld en dat snoer met kracht heeft aangetrokken en die [slachtoffer] met dat snoer heeft gewurgd, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
moord.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft,
als voortgezette handeling gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Omtrent verdachte is door F. Koenraadt, registerpsycholoog, naar aanleiding van de ten laste gelegde feiten een rapport d.d. 25 november 2012 uitgebracht, welk rapport als conclusie inhoudt dat er bij verdachte een gebrekkige ontwikkeling in de vorm van een antisociale persoonlijkheidsproblematiek met antisociale en afhankelijke trekken en zwakbegaafdheid is aangetroffen. Daarnaast is er een verslaving aan cocaïne, wiet en alcohol geconstateerd. Gezien de aard en het beloop van de stoornis bestond deze ook ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde. Koenraadt concludeert dat aan verdachte het plegen van het hem ten laste gelegde dan ook in verminderde mate kan worden toegerekend.
Voorts is omtrent verdachte door F. Nhass, psychiater een rapport d.d. 30 november 2012 uitgebracht, welk rapport als conclusie inhoudt dat verdachte lijdende is aan een beperking van de verstandelijke vermogens (zwakbegaafdheid), ernstige afhankelijkheid van cocaïne, alcohol en cannabis en persoonlijkheidsproblematiek met antisociale en afhankelijke kenmerken. Deskundige Nhass heeft ter zitting van het hof aangegeven dat sprake is van een ziekelijke stoornis waar gesproken wordt van de verslaving van verdachte en een gebrekkige ontwikkeling in de vorm van zwakbegaafdheid. Deze persoonlijkheidsproblematiek en kenmerken bestonden volgens Nhass ook reeds ten tijde van het ten laste gelegde. Verdachte dient volgens Nhass als verminderd toerekeningsvatbaar te worden beschouwd.
Gelet op de inhoud van voormelde rapporten kan het hof zich verenigen met de conclusies van de deskundigen Koenraadt en Nhass dat verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd. Het hof zal dan ook uitgaan van een verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Nu niet is gebleken dat verdachte het bewezen verklaarde in het geheel niet valt toe te rekenen en er ook anderszins geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht, acht het hof verdachte strafbaar.
Oplegging van straf
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan moord, een delict dat algemeen wordt beschouwd als één van de ernstigste delicten die het Nederlandse strafrecht kent. Verdachte heeft het slachtoffer om het leven gebracht om zodoende geld van het slachtoffer te kunnen stelen en in zijn verslaving te kunnen voorzien. De verdachte heeft welbewust een mensenleven beëindigd en daarmee een onomkeerbaar verlies teweeg gebracht. Door dit gewelddadig optreden heeft verdachte het slachtoffer beroofd van het meest fundamentele recht van een mens, namelijk het recht op leven en is aan de familie en naaste omgeving van het slachtoffer immens en onherstelbaar leed toegebracht. Door een delict als het onderhavige wordt de rechtsorde zeer ernstig geschokt; het brengt in de maatschappij gevoelens van onrust en onveiligheid te weeg.
Voorts heeft het hof rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en met de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof overweegt in het bijzonder dat het verdachte tekent dat hij het slachtoffer om het leven heeft gebracht omdat hij de portemonnee van het slachtoffer wilde leegroven. Hij heeft ook nog bedacht dat het simpelweg afpakken van de portemonnee teveel gedoe gaf. Verdachte heeft verklaard dat hij van te voren in het geheel niet zeker wist of en hoeveel geld het slachtoffer in zijn portemonnee had. Desondanks heeft verdachte er voor gekozen om het slachtoffer te vermoorden
Ten aanzien van de persoon van de verdachte overweegt het hof voorts dat hij blijkens het hem betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister, d.d. 5 maart 2013, eerder onherroepelijk is veroordeeld wegens onder andere vermogensdelicten en geweldsmisdrijven.
Het hof heeft voorts gelet op hetgeen de verdachte ter terechtzitting van het hof heeft aangevoerd met betrekking tot zijn persoonlijke omstandigheden.
Gelet op het voorgaande dient naar het oordeel van het hof - vooral ter vergelding van het leed dat het slachtoffer en zijn naaste omgeving is aangedaan - een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van lange duur opgelegd te worden. Het hof heeft bij bepaling van de hoogte van deze straf tevens rekening gehouden met de persoonlijkheidsproblematiek, de verminderde toerekeningsvatbaarheid en de achtergrond van verdachte, zoals deze zijn gebleken, en met de op te leggen maatregel. Het hof is van oordeel dat de door de advocaat-generaal geëiste en door de rechtbank opgelegde straf van twaalf jaren recht doet aan de aard en de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoon van de verdachte.
Oplegging van de maatregel
De raadsvrouw heeft ervoor gepleit dat niet wordt overgegaan tot een bevel dwangverpleging.
Het hof overweegt als volgt.
Voormeld psychologisch rapport van Koenraadt, houdt naast het eerder overwogene – zakelijk weergegeven en voor zover hier van belang– in:
'Gezien de ernst van het ten laste gelegde en de ruime kans op herhaling, worden behandeling en begeleiding als aangewezen geadviseerd en wel in het kader van een strafrechtelijke maatregel van TBS met bevel tot verpleging van overheidswege. Gezien de aard en de ernst van het thans ten laste gelegde gecombineerd met het forse middelengebruik en de forse psychiatrische problematiek waar betrokkene mee kampt, is een minder ingrijpende sanctie in een voorwaardelijk kader niet realistisch.
Minder ingrijpende aanpak kan hem er al te gemakkelijk toe brengen voortijdig zijn medewerking te staken, zoals ook gebleken is in een eerdere behandeling in de Piet Roordakliniek.'
Het psychiatrisch rapport van Nhass, houdt naast het eerder overwogene – voor zover hier van belang zakelijk weergegeven – in:
'De ernst van het tenlastegelegde feit en het hoge recidiverisico in acht nemende, lijkt alleen de maatregel van TBS voldoende kader te bieden om te kunnen komen tot een langdurige, intensieve behandeling en daarmee een terugdringen van het recidiverisico.
Omdat er bij betrokkene sprake is van ernstige verslavingsproblematiek is de verwachting dat een TBS met voorwaarden (ondanks het feit dat betrokkene gemotiveerd is, lijdensdruk ervaart en in het verleden in staat is gebleken zich enige tijd aan de voorwaarden van een voorwaardelijke strafdeel te houden) gedoemd is te mislukken. De kans is immers groot dat als de craving naar middelen groot wordt, de voorwaarden geschonden worden. Hier spelen tevens de beperkingen die voortkomen uit zijn zwakbegaafdheid een rol (ter plekke onvoldoende in staat zijn zich los te maken van het situatiegebonden denken; het bedenken van alternatieven; het overzien van consequenties). Daarnaast kan opgemerkt worden dat er in geval van betrokkene nauwelijks sprake is geweest van alarmsignalen die vooraf zijn gegaan aan een dergelijk ernstig delict als het tenlastegelegde. Bovenstaande in overweging nemend kan gesteld worden dat alleen een TBS met dwangverpleging het gevaar op recidive voldoende kan afwenden'.
Ter zitting van het hof, d.d. 5 juli 2013, heeft deskundige Nhass verklaard dat zij, ook gezien het verhandelde ter terechtzitting, blijft bij deze eerder gestelde conclusie en heeft Nhass herhaald dat alleen een TBS met dwangverpleging aangewezen is.
Het hof neemt voornoemde conclusies van de deskundigen over en maakt die tot de zijne.
Het hof is van oordeel dat de maatregel van terbeschikkingstelling onontkoombaar is en dient te worden opgelegd. Gebleken is dat bij de verdachte ten tijde van het plegen van de bewezen verklaarde feiten een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens en een ziekelijke stoornis bestonden. De door hem begane feiten betreffen misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van meer dan vier jaren is gesteld. Er is - naar het oordeel van het hof – hoog recidivegevaar aanwezig. De algemene veiligheid van personen eist het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling en het daarbij te geven bevel dat verdachte van overheidswege zal worden verpleegd, waarbij de duur van de maatregel niet in tijd is beperkt.
De door verdachte onder 1 primair en 2 begane misdrijven waren gericht op en veroorzaakten gevaar voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon. De terbeschikkingstelling kan dan ook de duur van vier jaren te boven gaan.
Vordering tenuitvoerlegging
Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in het arrondissement Zwolle-Lelystad van 16 november 2011 opgelegde voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 20 uren, parketnummer 07-203648-11. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Op grond van hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, zal – als door de Advocaat-Generaal gevorderd - de vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen, nu het hof tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijke opgelegde straf onder de gegeven omstandigheden niet opportuun acht.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, d.d. 3 december 2012, onder 6, 7, 8, 9, 10, 11 en 12 vermelde voorwerpen, te weten een paar schoenen (merk: Nike Air Max), een blauwe broek, een bruine riem, een paar zwarte sokken, een zwarte jas, meerkleurige blouse en een mobiele telefoon (merk: Samsung).
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, d.d. 3 december 2012, onder 1, 2, 3, 4 en 5 vermelde voorwerpen, te weten een adresboek, twee visitekaartjes inclusief een mapje, een groot adresboek en een papier.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Zwolle-Lelystad van 8 november 2012, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in het arrondissement Zwolle-Lelystad van 16 november 2011, parketnummer 07-203648-11, voorwaardelijk opgelegde werkstraf voor de duur van 20 uren.
Aldus gewezen door
mr. J. Dolfing, voorzitter,
mr. H.J. Deuring en mr. L.J. Hofstra, raadsheren,
in tegenwoordigheid van H. Pool, griffier,
en op 19 juli 2013 ter openbare terechtzitting uitgesproken.