Bevrijdende verweren
Einde inhoudsopgave
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/238:238 Introductie
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/238
238 Introductie
Documentgegevens:
H.W.B. thoe Schwartzenberg, datum 27-01-2023
- Datum
27-01-2023
- Auteur
H.W.B. thoe Schwartzenberg
- JCDI
JCDI:ADS691835:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
In dit hoofdstuk worden verschillende veelvoorkomende bevrijdende verweren beschreven. De bevrijdende verweren worden in clusters behandeld; de clusters vertonen gemeenschappelijke kenmerken met betrekking tot de rechtsgevolgen waarop verweerder een beroep doet. Structuur is aangebracht teneinde een opsomming te vermijden. De bewijsrechtelijke implicaties worden besproken waarbij de specifieke stelplicht, voldoende onderbouwing, gemotiveerde betwisting door de wederpartij en zo nodig bewijslast nader worden ingevuld. Steeds zal worden besloten met een korte bespreking van de beoordeling door de rechter. Voor een uitgebreide bespreking van de materiële aspecten (de elementen van de stelplicht waar verweerder aan moet voldoen) wordt verwezen naar de geëigende handboeken.
In 8.1 wordt gestart met het beroep op het rechtsgevolg tenietgegaan zijn van de verbintenis; in het bijzonder van een geldschuld. Besproken worden een beroep op betaling van de schuld, waaronder een finaal kwijtingsbeding, verrekening en bevrijdende verjaring.
In 8.2 wordt het beroep op materieelrechtelijke wetsartikelen behandeld waarbij het betrokken wetsartikel neutraal is geredigeerd: eiser kan op grond van dit wetsartikel een vordering instellen of verweerder bij wijze van (bevrijdend) verweer tegen een vordering van eiser. Aan de orde komen een beroep op verkrijgende verjaring, een beroep op het rechtsgevolg vernietigbaarheid wegens dwaling en andere wilsgebreken, alsmede een beroep op non-conformiteit en onvoorziene omstandigheden.
In deze rubriek vallen ook bevrijdende verweren zoals een beroep op ontbinding, op schadevergoeding op grond van art. 6:74 BW en een beroep op allerlei tenzij-bepalingen. Deze bevrijdende verweren zijn in voorgaande hoofdstukken al besproken; aangegeven wordt waar deze bespreking plaatsvindt.
In 8.3 komen allerlei verweermiddelen op grond van wetsartikelen die defensief worden ingezet, aan de orde. Mogelijk doet verweerder een beroep op het rechtsgevolg dat hij gerechtigd is om een gestelde verbintenis niet te verrichten op grond van nadere gegevens die een ander licht op de zaak werpen en die kunnen rechtvaardigen dat wat er zoal bijdroeg tot het aannemen van de rechtsverhouding, heroverweging verdient. Dit is het geval bij een beroep op een rechtvaardigingsgrond, misbruik van procesbevoegdheid, beperkende werking van redelijkheid en billijkheid en rechtsverwerking.
In 8.4 worden verweermiddelen vermeld die bij honorering het rechtsgevolg met zich brengen dat verweerder vooralsnog niet hoeft te presteren; een tijdelijke oplossing van een geschil wordt beoogd zoals in het geval van een beroep op opschorting en op schuldeisersverzuim.
Er bestaan bevrijdende verweren waarbij de grondslag van de vordering eerst moet komen vast te staan (8.5). De rechter zal bij deze (al of niet subsidiair gevoerde) bevrijdende verweren eerst de vordering van eiser in samenhang met het grondslagverweer van verweerder moeten beoordelen; hij kan niet bij honorering van het bevrijdend verweer de vordering (al of niet gedeeltelijk) direct afwijzen. Pas na vaststelling van de grondslag van de vordering wordt het bevrijdend verweer beoordeeld. Dit is het geval bij bevrijdende verweren die betrekking hebben op de omvang van de schadevergoeding; deze verweren doen een beroep op het rechtsgevolg dat verweerder tot een lager bedrag aan schadevergoeding wordt veroordeeld. Besproken worden een beroep op toerekening naar redelijkheid (art. 6:98 BW), eigen schuld van de benadeelde (art. 6:101 BW), voordeelstoerekening (art. 6:100 BW) of matiging (art. 6:109 BW). Aansluitend vindt een korte behandeling plaats van een beroep op een exoneratieclausule; een beroep op een exoneratieclausule hoort ook thuis bij deze weren. In de praktijk wordt een beroep op een exoneratieclausule (een bevrijdend verweer) in de regel gepareerd met een beroep op een contra-bevrijdend verweer (een beroep op vernietigbaarheid van de clausule of een beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid). Om die reden zal een beroep op een exoneratieclausule hoofdzakelijk bij de contra-bevrijdende verweren worden behandeld.
Indien verweerder een beroep doet op een bevrijdend verweer en eiser vervolgens een beroep doet op een ander rechtsgevolg dan waarop verweerder een beroep deed, is deze reactie van eiser te kwalificeren als een contra-bevrijdend verweer. Enkele contra-bevrijdende verweren, zoals een beroep op stuiting na een beroep op verjaring door verweerder, het verweer van eiser dat een beroep op dwaling door verweerder voor rekening van de dwalende dient te blijven en een beroep op de onaanvaardbaarheid op grond van maatstaven van redelijkheid en billijkheid naar aanleiding van een beroep op verschillende bevrijdende verweren worden behandeld in 8.6.
In het kader van het leerstuk ‘onrechtmatig verkregen bewijs’ speelt de kwalificatie bevrijdend verweer en contra-bevrijdend verweer eveneens een rol (8.7).
Aan het eind volgt het contra-contra-bevrijdend verweer (8.8) en besloten wordt met een résumé van alle beschreven bevrijdende verweren (8.9).