Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2015267063 van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (ongenummerd).
Rb. Den Haag, 07-10-2015, nr. 09/819189-15
ECLI:NL:RBDHA:2015:11548
- Instantie
Rechtbank Den Haag
- Datum
07-10-2015
- Zaaknummer
09/819189-15
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBDHA:2015:11548, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 07‑10‑2015; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
Uitspraak 07‑10‑2015
Inhoudsindicatie
“Medeplegen van kraken. Toepassingsbereik 138a Sr. Openlijk geweld. Ook al is niet vastgesteld wat de bijdrage van de verdachte precies is geweest, komt de politierechter tot het oordeel dat de personen die in het pand werden aangetroffen willens en wetens bereid waren de confrontatie met de politie aan te gaan. Gelet op de aangetroffen verfbommen hadden zij ook de nodige voorbereidingen getroffen. Nu vanaf het pand met verfbommen werd gegooid en het onwaarschijnlijk is dat er in het pand niet-krakers of andere, niet bij het verzet tegen de ontruiming betrokken, personen bevonden, acht de politierechter bewezen dat de verdachte openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd.”
Rechtbank DEN HAAG
Strafrecht
Politierechter
Parketnummer 09/819189-15
Datum uitspraak: 7 oktober 2015
Tegenspraak
De politierechter in de rechtbank Den Haag heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
BRP-adres: [adres] .
De terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 23 september 2015.
De verdachte, bijgestaan door haar raadsvrouw mr. C.J.M. van den Brûle, advocaat te Den Haag, is verschenen en gehoord.
De tenlasteleggingAan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 09 september 2015 te 's-Gravenhage, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in een woning of gebouw
(gelegen aan de [adres 2] , wel geduid als "De Vloek"), waarvan het
gebruik door de rechthebbende is beëindigd, wederrechtelijk is/zijn
binnengedrongen en/of wederrechtelijk aldaar heeft/hebben vertoefd;
2.
hij op of omstreeks 09 september 2015 te 's-Gravenhage openlijk, te weten op
of aan de openbare weg, te weten [adres 2] , in elk geval op of aan een
openbare weg en/of voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het
publiek toegankelijke ruimte, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
meerdere politieambtenaren, belast met de ondersteuning aan de ontruiming van
het pand gelegen aan de [adres 2] en/of tegen negen, athans meerdere
voertuigen van de politie, welk geweld bestond uit het gooien van verfbommen
in de richting/tegen die ambtenaren en/of voertuigen, al dan niet mede gevuld
met glas.
Bewijsoverwegingen
Inleiding Naar het oordeel van de politierechter kunnen de volgende feiten op grond van de gebezigde bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben ter terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.1.
Sinds 25 april 2000 is de gemeente Den Haag (hierna: de gemeente) eigenaar van het pand, staande en gelegen aan de [adres 2] te Den Haag (hierna: het Pand). Op 5 juni 2002 is het Pand 'gekraakt'. Vervolgens heeft zich in het Pand de 'broedplaats' genaamd "De Vloek" gevestigd. Dit betreft een initiatief van kunstenaars en werklieden. Bij brief van 16 mei 2003 heeft de gemeente aan "Broedplaats de Vloek" bericht, dat het Pand op termijn zal worden gesloopt ten behoeve van nieuwbouw, maar dat het Pand onder bepaalde voorwaarden tijdelijk in bruikleen zal worden gegeven aan “De Vloek”.
Bij brief van 2 juli 2014 heeft de gemeente aan de gebruikers van het Pand bericht dat het gebruik van het Pand vanwege beoogde herontwikkeling op uiterlijk 5 januari 2015 moet eindigen en dat het Pand op die datum leeg en ontruimd moet worden opgeleverd. Bij brief van 26 november 2014 heeft de gemeente aan de gebruikers medegedeeld dat de datum waarop het Pand leeg dient te worden opgeleverd wordt verschoven van 5 januari 2015 naar uiterlijk 1 april 2015. In aansluiting daarop heeft de gemeente - bij brief van 23 januari 2015 - de bruikleenovereenkomst met “De Vloek” opgezegd tegen 1 april 2015.
Bij vonnis van 30 juli 2015 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag geoordeeld dat de door de gemeente beoogde ontruiming van het Pand gerechtvaardigd is. Bij arrest van 1 september 2015 heeft het gerechtshof te Den Haag voornoemd vonnis bekrachtigd.
Al het voorgaande baseert de politierechter op de inhoud van het arrest van 1 september 2015 van het gerechtshof te Den Haag.2.
De verdachte bevond zich op 9 september 2015 samen met anderen in het pand aan de [adres 2] te Den Haag. De politierechter baseert dit op het proces-verbaal van aanhouding betreffende de verdachte3., waaruit blijkt dat de verdachte op 9 september 2015 in voornoemd pand is aangehouden, en op een proces-verbaal van bevindingen van [Verbalisant 1] , waaruit blijkt er meerdere personen zijn aangehouden in het pand.4.
De politierechter dient de vraag te beantwoorden of de verdachte, al dan niet in vereniging, wederrechtelijk het pand is binnengedrongen en/of daar wederrechtelijk heeft vertoefd, en of het gebruik van het pand door de rechthebbende was beëindigd.
Tevens dient de politierechter de vraag te beantwoorden of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het openlijk in vereniging plegen van geweld door het gooien van verfbommen
in de richting van of tegen politieambtenaren en/of voertuigen van de politie.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie mr. M.A. van der Laan heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 (“het wederrechtelijk vertoeven”) en 2 tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat het onder 1 en 2 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Ten aanzien van feit 1 heeft de verdediging, zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd. Er is geen sprake van wederrechtelijk vertoeven. Ook is er geen sprake van het beëindigen van het gebruik door de rechthebbende, nu “De Vloek” door de gebruiksovereenkomst de rechthebbende was en niet alle leden van “De Vloek” waren vertrokken uit het pand. Artikel 138a Wetboek van Strafrecht is niet van toepassing, omdat de wetgever bij de invoering van dit artikel niet voor ogen heeft gehad ook het gebruik na het vervallen van de rechtmatigheid van dit gebruik onder het artikel te laten vallen. De verdediging heeft deze stelling onderbouwd met verwijzingen naar de wetsgeschiedenis en kamerstukken. Tenslotte moet er bij toepassing van artikel 138a Wetboek van Strafrecht op enig moment sprake zijn geweest van binnendringen in een leegstand pand.
Ten aanzien van feit 2 heeft de verdediging, zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd. Er kan niet bewezen worden welke personen op het dak stonden en verf hebben gegooid, zodat evenmin bewezen kan worden dat de verdachte een voldoende wezenlijke bijdrage aan het geweld heeft geleverd. Het aantal genoemde personen op het dak wisselt in de door de politie opgemaakte processen-verbaal. Er is geen correlatie tussen de tijdstippen van de aanhoudingen en de tijdstippen dat er verf werd gegooid. Gelet op de berichtgeving in de media is niet te bewijzen dat er geweld is gepleegd tegen ‘meerdere politieambtenaren’. De foto’s in het dossier laten enkele politievoertuigen vanuit meerdere hoeken zien, waardoor evenmin bewezen kan worden dat er tegen negen voertuigen geweld is gepleegd. Tenslotte heeft de verdediging betoogd dat er in het onderhavige geval geen sprake is van geweld, aangezien de verf makkelijk te verwijderen was. De verdediging heeft deze stelling onderbouwd met filmmateriaal, foto’s en een verwijzing naar een niet nader gespecificeerde uitspraak van een politierechter in de rechtbank Den Haag.
Het oordeel van de politierechter ten aanzien van feit 1
De politierechter overweegt als volgt.
Het toepassingsbereik van 138a Sr
Naar het oordeel van de politierechter is, anders dan de verdediging heeft betoogd, bij artikel 138a Sr ook strafbaar gesteld het wederrechtelijk vertoeven in een woning of gebouw, waarvan het gebruik door de rechthebbende is beëindigd, ook al is de dader die woning of dat gebouw niet wederrechtelijk binnengedrongen. Uit de strafbepaling blijkt dat het wederrechtelijk binnendringen en het wederrechtelijk vertoeven onafhankelijk van elkaar strafbaar zijn gesteld. Anders dan de verdediging betoogt, kan uit de passage in de memorie van toelichting bij artikel 138a Sr dat het eerste lid van deze bepaling voortbouwt op artikel 429sexies lid 1 en 2 (oud) Sr, niet worden afgeleid dat met artikel 138a Sr geen uitbreiding is beoogd ten opzichte van artikel 429sexies lid 1 en lid 2 (oud) Sr (TK, 2007-2008, 31.560, nr. 3, blz. 29). Uit de memorie van toelichting blijkt juist dat met artikel 138a Sr uitbreiding is beoogd van de strafrechtelijke mogelijkheden om kraken aan te pakken in de vorm van een algeheel kraakverbod (TK 2007-2008, 31.560, nr. 3, blz. 10). Voorts is in de memorie van antwoord aan de Eerste Kamer vermeld dat elk wederrechtelijk vertoeven in een pand waarvan het gebruik door de rechthebbende is beëindigd, strafbaar is (EK, 2009-2010, 31.560, C, blz. 22). Ook uit de passage in de memorie van antwoord aan de Eerste kamer (EK, 2009-2010, 31.560, C, blz. 23) waarin wordt vermeld dat het theoretisch lijkt dat een bonafide huurder die niet onmiddellijk met contracten gewapend zijn rechten verdedigt, zou kunnen worden “overvallen” door een strafrechtelijke ontruiming, blijkt niet dat de wetgever heeft beoogd om artikel 138a Sr niet van toepassing te laten zijn op gewezen rechtmatige bewoners van een woning of gebouw. De betreffende passage handelt immers niet over gewezen rechtmatige bewoners, maar over bonafide huurders, bewoners dus die beschikken over een geldig recht of een geldige titel tot gebruik van de woning of het gebouw.
Gebruik van het pand door de rechthebbende beëindigd
Nu artikel 138a Sr van toepassing is, dient de politierechter de vraag te beantwoorden of het gebruik van het pand door de rechthebbende was beëindigd. De politierechter beantwoordt deze vraag bevestigend. Nog daargelaten of de gemeente niet immer als rechthebbende te beschouwen was omdat zij het pand slechts in bruikleen had gegeven aan “De Vloek”, heeft toch in ieder geval te gelden dat door de opzegging door de gemeente van de bruikleenovereenkomst per 1 april 2015 het (rechtmatig) gebruik van het pand door de “De Vloek” was beëindigd en de gemeente Den Haag in ieder geval vanaf die datum als rechthebbende als bedoeld in artikel 138a van het Wetboek van Strafrecht is aan te merken.
Wederrechtelijk vertoeven
Tenslotte dient de politierechter de vraag te beantwoorden of de verdachte wederrechtelijk in het pand vertoefde. Ook deze vraag beantwoordt de politierechter bevestigend. Mochten de verdachte en haar mededaders ondanks de gerechtelijke procedures, aandacht van de media of de door de officier van justitie aangehaalde berichtgeving vanuit De Vloek zelf niet hebben geweten dat zij op 9 september 2015 wederrechtelijk vertoefden in het pand, dan wisten de verdachte en haar mededaders dit op het moment dat een verbalisant middels de zgn. Sound Commander meermalen het volgende heeft gevorderd: “ik vorder van u dat u krachtens gerechtelijk bevel het pand “De Vloek” onmiddellijk verlaat”. Deze vordering is tevens in de Engelse en Duitse taal herhaald.5.
Nu de verdachte na de vordering van de politie in het pand bleef, wist zij dat zij wederrechtelijk in het pand vertoefde. De verdachte heeft tenslotte nooit verklaard dat zij niet wist dat zij wederrechtelijk in het pand vertoefde.
Het oordeel van de politierechter ten aanzien van feit 2
De politierechter overweegt als volgt.
Geweld
Van ‘geweld’ als bedoeld in art. 141 Sr is sprake indien het geweld van dien aard is, dat de openbare orde erdoor wordt verstoord. De stelling van de verdediging, dat er in het onderhavige geval geen sprake is van geweld, aangezien de verf makkelijk te verwijderen was, getuigt dan ook van een onjuiste rechtsopvatting.
In vereniging plegen van geweld
Van het ‘in vereniging’ plegen van geweld als bedoeld in art. 141 Sr is sprake indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, waarbij deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard hoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt is zonder meer niet voldoende om die persoon te kunnen aanmerken als iemand die ‘in vereniging’ geweld pleegt. De politierechter concludeert uit de volgende omstandigheden, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en de inhoud van het dossier, dat de verdachte een voldoende significante bijdrage aan het openlijk geweld heeft geleverd als hiervoor bedoeld.
Uit een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [Verbalisant 2] , blijkt dat [Verbalisant 3] op 9 september 2015 zag dat door een aantal in het zwart geklede personen vanaf het dak van het pand diverse voorwerpen naar een ME voertuig werden gegooid, waarna [Verbalisant 3] middels de Sound Commander gevorderd heeft het geweld tegen de politie te staken en het pand onmiddellijk te verlaten.6.Het geweld werd niet gestaakt, waarop [geboortedag] de bemanning van de waterwerper opdracht heeft gegeven het dak nat te spuiten.
Uit een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [Verbalisant 4] , [Verbalisant 5] en [Verbalisant 6] , blijkt dat zij ieder in een politievoertuig het terrein nabij het pand op reden en dat de politievoertuigen op dat moment schoon en in goede staat waren. Op het moment dat zij het pand passeerden, zag [Verbalisant 4] twee mannen en [Verbalisant 6] drie personen gooien, waarna de [Verbalisant 4] , [Verbalisant 5] en [Verbalisant 6] afzonderlijk hoorden dat er voorwerpen tegen de voertuigen waar zij in zaten werden gegooid. [Verbalisant 4] zag dat er gele en rode verfvlekken op zijn voertuig terecht waren gekomen, [Verbalisant 5] zag dat er witte en bruine substantie tegen zijn voertuig was gegooid en [Verbalisant 6] zag dat zijn voertuig besmeurd was met groene en grijze verfrestanten.7.
In het dossier bevinden zich diverse foto’s, waarop te zien is dat er op diverse plekken een gekleurde substantie op verschillende politievoertuigen zit.8.
Uit een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [Verbalisant 7] , blijkt dat er tijdens de ontruiming van het pand op 9 september 2015 met verfbommen werd gegooid naar leden van de Mobiele Eenheid en hun voertuigen.9.
In het dossier bevindt zich een foto waarop de door de politie aangetroffen verfbommen te zien zijn.10.Ook bevindt zich een foto in het dossier waarop een lid van de Mobiele Eenheid te zien is. Dit lid is besmeurd met diverse kleuren verf.11.Tenslotte blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [Verbalisant 2]12.[Verbalisant 2] in combinatie met het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [Verbalisant 7]13.[Verbalisant 7] dat de personen op het dak van het pand natgespoten zijn en dat de verdachte op het moment van aankomst op de arrestantenbewaarplaats natte kleding had. De verdachte heeft noch tijdens de verhoren bij de politie, noch ter terechtzitting ontkend dat haar kleding nat was.
De politierechter stelt op grond van de gebezigde bewijsmiddelen vast dat:
i. vanaf het dak van het pand door personen in verhullende kleding verfbommen werden gegooid naar politieambtenaren en voertuigen van de politie die zich buiten het pand bevonden;
ii. door de politie in het pand verfbommen werden aangetroffen;
iii. de verdachte bij de ontruiming door de politie in het pand werd aangetroffen en aangehouden terwijl gedurende die ontruiming vanaf het pand met verfbommen werd gegooid;
iv. de verdachte op geen enkel moment, ook niet na de vorderingen het pand onmiddellijk te verlaten, zich van de geweldshandelingen heeft gedistantieerd.
v. de verdachte, gelet op de natte kleding van de verdachte, op enig moment op het dak van het pand is geweest, terwijl de politie het dak natspoot.
Ook al is niet vastgesteld kunnen worden wat de bijdrage van de verdachte precies is geweest, uit voormelde omstandigheden leidt de politierechter af dat degenen die in het pand werden aangetroffen willens en wetens bereid waren de confrontatie met de politie aan te gaan en, gelet op de aangetroffen verfbommen, daartoe ook de nodige voorbereidingen hadden getroffen. Uit het gegeven dat de verdachte tijdens de ontruiming van het pand daar is aangetroffen met natte kleding, terwijl vanaf het pand met verfbommen werd gegooid en het onwaarschijnlijk is dat zich toentertijd in het pand niet-krakers of andere, niet bij het verzet tegen de ontruiming betrokken, personen bevonden, neemt de politierechter aan dat de verdachte openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen de in de bewezenverklaring genoemde goederen en personen. Daarbij overweegt de politierechter dat de verdediging niet heeft betoogd dat de rol van de verdachte zich zou hebben beperkt tot onschuldige handelingen als het organiseren van versnaperingen.
De bewezenverklaring
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - heeft de politierechter de overtuiging bekomen dat de verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
1.
zij op 09 september 2015 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met anderen, in een gebouw (gelegen aan [adres 2] , wel geduid als "De Vloek"), waarvan het
gebruik door de rechthebbende is beëindigd, wederrechtelijk heeft vertoefd;
2.
zij op 09 september 2015 te 's-Gravenhage openlijk, te weten op of aan de openbare weg, te weten de [adres 2] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen politieambtenaren, belast met de ondersteuning aan de ontruiming van het pand gelegen aan [adres 2] en tegen voertuigen van de politie, welk geweld bestond uit het gooien van verfbommen
in de richting van en tegen die ambtenaren en voertuigen.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
ten aanzien van feit 1
medeplegen van kraken;
ten aanzien van feit 2
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen.
De strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar, omdat er evenmin feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.
De strafoplegging
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 45 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Het oordeel van de politierechter
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De politierechter neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van kraken en het plegen van openlijk geweld tegen personen en goederen. Kraken is een onaanvaardbare vorm van eigenrichting, waarbij het eigendomsrecht op ontoelaatbare wijze wordt aangetast. Verdachte heeft met het plegen van het openlijk geweld blijk gegeven van een groot gebrek aan respect voor politieambtenaren, die niets meer deden dan hun werk, en het eigendom van een ander.
De politierechter heeft acht geslagen op het uittreksel uit het Justitiële Documentatieregister van 10 september 2015 betreffende verdachte. Daaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor feiten soortgelijk aan de onderhavige.
De politierechter baseert zich bij de strafoplegging op hetgeen in soortgelijke gevallen pleegt te worden opgelegd. Gelet op de ernst van de feiten acht de politierechter, naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, ook een vermogensstraf passend en geboden. Bij de vaststelling van deze vermogensstraf heeft de politierechter rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
De toepasselijke wetsartikelen
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
De beslissing
De politierechter:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van kraken;
ten aanzien van feit 2:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 14 (veertien) dagen;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een geldboete van € 500,00;
bepaalt dat de geldboete bij gebreke van betaling en verhaal zal worden vervangen
door hechtenis voor de tijd van 10 (tien) dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.P. Verbeek, politierechter,
in tegenwoordigheid van mr. J. Alsemgeest, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de politierechter in deze rechtbank van 7 oktober 2015.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 07‑10‑2015
Schriftelijk bescheid, te weten het arrest van het Hof Den Haag 1 september 2015, ECLI:NL:GHDHA:2015:2333, opgenomen in het proces-verbaal.
Proces-verbaal van aanhouding.
Proces-verbaal van bevindingen, nr. PL1500-2015267063-11.
Proces-verbaal van bevindingen, nr. PL1500-2015267422-13.
Proces-verbaal van bevindingen, nr. PL1500-2015267422-13.
Proces-verbaal van bevindingen, nr. BVH 2015 267422.
Geschriften, te weten afbeeldingen, genummerd 1 t/m 8, gevoegd bij proces-verbaal PL1612 2015267422.
Proces-verbaal van bevindingen, nr. PL1500-2015267076-8.
Een geschrift, te weten de bovenste afbeelding, gevoegd op de eerste pagina na het proces-verbaal van bevindingen met nr. PL1500-2015267076-8.
Een geschrift, te weten de onderste afbeelding, gevoegd op de eerste pagina na het proces-verbaal van bevindingen met nr. PL1500-2015267076-8.
Proces-verbaal van bevindingen, nr. PL1500-2015267422-13.
Proces-verbaal van bevindingen, nr. PL1500-2015267076-8.