Rb. Amsterdam, 12-09-2016, nr. 4383626 CV EXPL 15-21830
ECLI:NL:RBAMS:2016:5740
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
12-09-2016
- Zaaknummer
4383626 CV EXPL 15-21830
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Verbintenissenrecht (V)
Vermogensrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2016:5740, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam (Kamer voor kantonzaken), 12‑09‑2016
ECLI:NL:RBAMS:2016:2118, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam (Kamer voor kantonzaken), 04‑04‑2016
- Vindplaatsen
Uitspraak 12‑09‑2016
Inhoudsindicatie
Waternet stelt dat alleen al het opendraaien van de kraan een wilsuiting is van de afnemer dat hij/zij water wenst af te nemen, maar dat is - gelet op de Memorie van Toelichting bij artikel 7:7 lid 2 BW- onvoldoende. Er moet van worden uitgegaan dat de wetgever de monopoliepositie van de waterleveranciers in Nederland heeft betrokken in zijn besluit om water expliciet in het artikel op te nemen. Er is geen overeenkomst tot waterlevering tot stand gekomen zodat Waternet ongevraagd water heeft geleverd. De afnemer hoeft hiervoor niet te betalen.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 4383626 CV EXPL 15-21830
vonnis van: 12 september 2016
fno.: 991
vonnis van de kantonrechter
i n z a k e
de stichting Stichting Waternet,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
nader te noemen: Waternet,
gemachtigde: R.W.H. van Dijk,
t e g e n
[gedaagde] ,
wonende te [plaats] ,
gedaagde,
nader te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.
VERDER VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Op 4 april 2016 is een tussenvonnis gewezen (hierna: het tussenvonnis). Ter uitvoering van dat tussenvonnis hebben beide partijen een akte in het geding gebracht.
Vervolgens is een datum voor vonnis bepaald.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
Beoordeling
1. In het tussenvonnis is voorshands geconcludeerd dat tussen partijen geen overeenkomst tot waterlevering tot stand is gekomen en dat Waternet ongevraagd water aan [gedaagde] heeft geleverd. Partijen hebben vervolgens de gelegenheid gekregen om zich uit te laten over de vraag of het water ongevraagd is geleverd en over de toepasselijkheid in dat geval van artikel 7:7 lid 2 BW.
2. In artikel 7:7 lid 2 BW is bepaald dat er voor consumenten bij ongevraagde levering, waarbij water uitdrukkelijk genoemd wordt, geen betalingsverplichting ontstaat. In de Memorie van Toelichting wordt opgemerkt dat evenmin op een andere rechtsgrond, zoals onverschuldigde betaling of ongerechtvaardigde verrijking, een betalingsverplichting kan ontstaan, die te herleiden is tot de geleverde zaken. Dit betekent bijvoorbeeld dat bij een verhuizing de nieuwe bewoner uitdrukkelijk moet aangeven dat hij de levering van water wil (Kamerstukken II 2012/13, 33520, 3, p. 58).
3. In haar akte na tussenvonnis heeft Waternet geen nadere feiten of omstandigheden gesteld, op grond waarvan moet worden geoordeeld dat een overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen, noch dat het water gevraagd is geleverd. Gesteld noch gebleken is immers dat [gedaagde] op enig moment aan Waternet uitdrukkelijk heeft medegedeeld dat zij water wilde afnemen of dat zij een andere handeling heeft verricht waardoor Waternet er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat zij het aanbod van waterlevering heeft aanvaard. Waternet stelt weliswaar dat alleen al het opendraaien van de kraan een wilsuiting is van de afnemer dat hij/zij water wenst af te nemen, maar dat is - gelet op de Memorie van Toelichting bij artikel 7:7 lid 2 BW - onvoldoende. Ditzelfde geldt voor de levering van andere in het artikel genoemde producten, zoals gas en elektriciteit, waarbij na enkel een feitelijke handeling van de afnemer, zoals een stekker in het stopcontact steken of de verwarming aanzetten, de levering desondanks wordt aangemerkt als ongevraagd.
4. Waternet stelt verder dat een al te strikte toepassing van artikel 7:7 lid 2 BW een hoogst ongewenste situatie tot gevolg zal hebben en dat deze regelgeving, gelet op de monopoliepositie van Waternet, de aparte status van waterleveranciers (ten opzichte van gas- en elektraleveranciers) miskent. Gelet op de duidelijke Memorie van Toelichting bij dit artikel moet echter ervan uitgegaan worden dat de wetgever de monopoliepositie van de waterleveranciers in Nederland heeft betrokken in zijn besluit om water expliciet in het artikel op te nemen. Ten tijde van de totstandkoming en invoering van dit artikel was de (monopolie)positie van waterleveranciers immers niet anders en waren de gevolgen van invoering van dit artikel voor de wetgever voorzienbaar. De omstandigheid dat Waternet de waterlevering alleen kan afsluiten door in een gerechtelijke procedure daarvoor machtiging te vragen en de omstandigheid dat opnieuw aansluiten financiële gevolgen zal hebben voor de bewoner, waren ten tijde van de invoering van dit artikel bekend.
Dat Waternet na invoering van deze wet, ook als niet gereageerd werd op welkomstbrieven, de waterlevering aan veel huishoudens heeft voortgezet, waardoor nu veel afnemers geen overeenkomst daartoe met Waternet hebben gesloten, maakt het voorgaande niet anders en moet dan ook voor haar rekening blijven.
Conclusie van het voorgaande is dat de vordering tot betaling van het geleverde water niet toewijsbaar is.
5. De gevorderde machtiging tot onderbreking van de ongevraagde levering is wel toewijsbaar. Zoals in het tussenvonnis reeds is overwogen zou het in strijd zijn met de maatschappelijke betamelijkheid als [gedaagde] gebruik zou kunnen blijven maken van het geleverde water en daarvoor niet hoeft te betalen, terwijl Waternet het zonder machtiging niet in haar macht heeft om de levering te staken. De door Waternet verzochte machtiging om de wateraansluiting te onderbreken en onderbroken te houden zal dan ook ten aanzien van het onderhavige adres worden verleend, tot het moment dat een overeenkomst met Waternet tot stand is gekomen.
6. Gelet op de uitkomst van de procedure ziet de kantonrechter aanleiding om de proceskosten te compenseren, in die zin dat beide partijen hun eigen kosten dragen.
BESLISSING
De kantonrechter:
I. machtigt Waternet om de waterlevering op het adres [adres] te [plaats] te onderbreken door het treffen van de daarvoor noodzakelijke, tijdelijke voorzieningen, en vervolgens onderbroken te houden totdat een overeenkomst tot waterlevering met betrekking tot dit adres is gesloten;
II. veroordeelt [gedaagde] tot medewerking aan de onder I verleende machtiging;
III. veroordeelt [gedaagde] , indien zij niet binnen veertien dagen na aanzegging van Waternet heeft voldaan aan de veroordeling onder II, tot ontruiming ex artikel 558 Rv van de ruimte(s) die betreden moet(en) worden om toegang tot de watermeetinrichting te verkrijgen van het perceel [adres] [plaats] , voor de duur van de voor de onderbreking van de waterlevering noodzakelijke werkzaamheden, desnoods te bewerkstelligen door de gerechtsdeurwaarder met hulp van de sterke arm van politie en justitie;
IV. compenseert de proceskosten, in die zin dat beide partijen hun eigen kosten dragen;
V. verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
VI. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. L. van Berkum en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 september 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.
Uitspraak 04‑04‑2016
Inhoudsindicatie
Overeenkomst tot levering van water niet vast komen te staan. Ongevraagde levering doet geen betalingsverplichting voor de gebruiker van water ontstaan. Artikel 7:7 lid 2 BW.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 4383626 CV EXPL 15-21830
vonnis van: 4 april 2016
fno.: 991
vonnis van de kantonrechter
i n z a k e
de stichting
Stichting Waternet,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
nader te noemen: Waternet,
gemachtigde: R.W.H. van Dijk,
t e g e n
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
nader te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
de dagvaarding van 14 augustus 2015;
de conclusie van antwoord van [gedaagde] ;
het instructievonnis;
de conclusie van repliek, met producties.
Hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft [gedaagde] geen conclusie van dupliek genomen. Vervolgens is een datum voor vonnis bepaald.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
Feiten
1.1.
Waternet is krachtens de Drinkwaterwet exclusief belast met het leveren van drinkwater door leidingen in de gemeente Amsterdam. De drinkwaterlevering kan alleen in de woning worden onderbroken.
1.2.
[gedaagde] is bewoner van de woning aan het [adres] .
1.3.
Waternet heeft drinkwater geleverd op het adres [adres] en heeft [gedaagde] hiervoor een drietal facturen doen toekomen.
1.4.
[gedaagde] is bij brief van 25 maart 2015 aangemaand om de vordering binnen een termijn van veertien dagen te voldoen zonder bijkomende kosten.
1.5.
[gedaagde] heeft de facturen niet voldaan en daarom heeft Waternet haar vordering ter incasso uit handen gegeven.
Vordering en standpunten partijen
2. Waternet vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, machtiging om de (drink)wateraansluiting te onderbreken en onderbroken te houden zolang de geldvordering niet is voldaan, ontruiming van de woning om toegang tot de watermeetinrichting te verkrijgen en [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 900,42, vermeerderd met rente en kosten.
3. Waternet stelt daartoe dat zij met [gedaagde] een overeenkomst heeft gesloten tot levering van drinkwater, dat zij drinkwater heeft geleverd en dat [gedaagde] daarvoor de overeengekomen vergoeding is verschuldigd. Subsidiair (indien [gedaagde] niet als contractant kan worden aangemerkt) stelt Waternet dat [gedaagde] uit hoofde van onrechtmatige daad aansprakelijk is voor de schade die Waternet heeft geleden ten gevolge van het onrechtmatige waterverbruik door [gedaagde] .
4. [gedaagde] betwist een leveringsovereenkomst met Waternet te hebben gesloten en betwist daarom dat zij betaling is verschuldigd.
Beoordeling
5. Tegenover de betwisting van [gedaagde] , heeft Waternet onvoldoende gesteld om te kunnen concluderen dat zij met [gedaagde] een overeenkomst heeft gesloten. De enkele omstandigheid dat [gedaagde] op het onderhavige adres staat ingeschreven en dat zij daar water heeft verbruikt, is daarvoor in ieder geval onvoldoende. Dit zou anders kunnen zijn indien vast zou komen te staan dat [gedaagde] in het verleden wel facturen heeft betaald, dan wel andere handelingen heeft verricht, waardoor Waternet er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat zij het aanbod van waterlevering heeft aanvaard. Nu gesteld noch gebleken is dat dit het geval is, sterker, Waternet stelt dat ze nimmer enige reactie van [gedaagde] heeft gehad, is voorshands de conclusie dat tussen partijen geen overeenkomst tot waterlevering tot stand is gekomen en dat waternet ongevraagd water aan [gedaagde] heeft geleverd.
6. In dat geval is artikel 7:7 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) van toepassing, waarin is bepaald dat bij ongevraagde levering van water aan een natuurlijk persoon geen verplichting tot betaling ontstaat, dat het uitblijven van een reactie van die persoon op de ongevraagde levering niet als aanvaarding kan worden aangemerkt en dat hij/zij bevoegd is om het geleverde water om niet te behouden. Gevolg hiervan is dat [gedaagde] , ook als zij het water heeft verbruikt, niet onrechtmatig jegens Waternet heeft gehandeld en dat zij voor het verbruikte water niets is verschuldigd. Nu partijen zich echter niet specifiek over de vraag of het water ongevraagd is geleverd en over de toepasselijkheid in dat geval van artikel 7:7 lid 2 BW hebben uitgelaten, worden zij daartoe alsnog in staat gesteld. De zaak wordt daarom verwezen naar de rol van 2 mei 2016.
7. Indien artikel 7:7 lid 2 BW van toepassing is, is Waternet gerechtigd de ongevraagde levering te onderbreken. Gesteld noch gebleken is immers dat [gedaagde] alsnog een overeenkomst tot levering van water met Waternet wenst te sluiten. Uit de omstandigheid dat zij nimmer heeft gereageerd op de verschillende brieven van Waternet, wordt juist afgeleid dat zij geen overeenkomst wenst te sluiten. Nu Waternet zonder medewerking van [gedaagde] de ongevraagde levering echter niet kan onderbreken, zal de machtiging om de (drink)wateraansluiting te onderbreken en onderbroken te houden totdat een overeenkomst tot stand is gekomen, in dat geval worden verleend. [gedaagde] handelt immers in strijd met de maatschappelijke betamelijkheid door enerzijds geen overeenkomst te willen sluiten, maar anderzijds wel gebruik te blijven (laten) maken van het geleverde water en daarvoor niet te betalen.
8. Alle overige beslissingen worden aangehouden.
BESLISSING
De kantonrechter:
verwijst de zaak naar de rol van 2 mei 2016 voor akte uitlaten van partijen zoals hiervoor onder 6 is overwogen;
houdt alle overige beslissingen aan.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. L. van Berkum en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 april 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.