Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2014/59/EU betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen
Artikel 33 bis Bevoegdheid tot opschorting van bepaalde verplichtingen
Geldend
Geldend vanaf 27-06-2019
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast vanaf uiterlijk 28-12-2020.
- Bronpublicatie:
20-05-2019, PbEU 2019, L 150 (uitgifte: 07-06-2019, regelingnummer: 2019/879)
- Inwerkingtreding
27-06-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-05-2019, PbEU 2019, L 150 (uitgifte: 07-06-2019, regelingnummer: 2019/879)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Europees financieel recht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
De lidstaten zorgen ervoor dat afwikkelingsautoriteiten, na raadpleging van de bevoegde autoriteiten, die tijdig antwoorden, de bevoegdheid hebben om betalings- of leveringsverplichtingen uit hoofde van elke overeenkomst waarbij een in artikel 1, lid 1, punt b), c) of d), bedoelde instelling of entiteit partij is, op te schorten indien aan alle volgende voorwaarden is voldaan:
- a)
er is overeenkomstig artikel 32, lid 1, punt a), vastgesteld dat de instelling of entiteit faalt of waarschijnlijk zal falen;
- b)
er is geen onmiddellijk beschikbare maatregel van de particuliere sector voorhanden als bedoeld in artikel 32, lid 1, punt b), die het falen van de instelling zou voorkomen;
- c)
de uitoefening van de bevoegdheid tot opschorting wordt noodzakelijk geacht om te voorkomen dat de financiële toestand van de instelling of entiteit verder verslechtert; en
- d)
de uitoefening van de bevoegdheid tot opschorting is:
- i)
noodzakelijk om tot de in artikel 32, lid 1, punt c), bedoelde vaststelling te komen; of
- ii)
noodzakelijk om de passende afwikkelingsmaatregelen te kiezen of om de doeltreffende toepassing van een of meer afwikkelingsinstrumenten te waarborgen.
2.
De in lid 1 van dit artikel bedoelde bevoegdheid is niet van toepassing op betalings- of leveringsverplichtingen ten aanzien van:
- a)
systemen en exploitanten van systemen die overeenkomstig Richtlijn 98/26/EG zijn aangewezen;
- b)
CTP's waaraan in de Unie een vergunning is verleend overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EU) nr. 648/2012, en CTP's uit derde landen die door de ESMA zijn erkend overeenkomstig artikel 25 van die verordening;
- c)
centrale banken.
De afwikkelingsautoriteiten bepalen de reikwijdte van de in lid 1 van dit artikel bedoelde bevoegdheid, rekening houdend met de omstandigheden van elk geval. De afwikkelingsautoriteiten gaan met name zorgvuldig na of de uitbreiding van de opschorting naar in aanmerking komende deposito's in de zin van artikel 2, lid 1, punt 4), van Richtlijn 2014/49/EU, met name gedekte deposito's die worden aangehouden door natuurlijke personen en micro-ondernemingen en kleine en middelgrote ondernemingen, gepast is.
3.
De lidstaten kunnen bepalen dat, indien de bevoegdheid tot opschorting van betalings- of leveringsverplichtingen wordt uitgeoefend ten aanzien van in aanmerking komende deposito's, de afwikkelingsautoriteiten ervoor zorgen dat deposanten toegang hebben tot een passend bedrag per dag van deze deposito's.
4.
De periode van opschorting overeenkomstig lid 1 is zo kort mogelijk en niet langer dan de minimumperiode die door de afwikkelingsautoriteit noodzakelijk wordt geacht voor de in lid 1, punten c) en d), genoemde doeleinden, en duurt in ieder geval niet langer dan de tijdspanne vanaf de bekendmaking van een bericht tot opschorting uit hoofde van lid 8 tot middernacht in de lidstaat van de afwikkelingsautoriteit van de instelling of entiteit aan het eind van de werkdag die volgt op de dag van de bekendmaking.
Na afloop van de in de eerste alinea genoemde periode van opschorting, is de opschorting niet langer van kracht.
5.
Bij de uitoefening van de in lid 1 van dit artikel bedoelde bevoegdheid houden de afwikkelingsautoriteiten rekening met de gevolgen die de uitoefening van die bevoegdheid kan hebben voor het ordelijke functioneren van de financiële markten en houden zij rekening met de bestaande nationale regels, alsook met de toezichts- en rechterlijke bevoegdheden, ter vrijwaring van de rechten van de schuldeisers en de gelijke behandeling van schuldeisers in normale insolventieprocedures. Afwikkelingsautoriteiten houden met name rekening met de mogelijke toepassing van nationale insolventieprocedures op de instelling of entiteit als gevolg van de vaststelling in artikel 32, lid 1, punt c), en treffen de regelingen die zij passend achten voor een adequate coördinatie met de nationale administratieve of rechterlijke instanties.
6.
Indien betalings- of leveringsverplichtingen uit hoofde van een contract op grond van lid 1 worden opgeschort, worden de uit hoofde van dat contract voor de tegenpartijen geldende betalings- of leveringsverplichtingen voor dezelfde periode opgeschort.
7.
Een betalings- of leveringsverplichting die tijdens de periode van opschorting zou moeten worden nagekomen, moet onmiddellijk na het verstrijken van die periode worden nagekomen.
8.
De lidstaten zorgen ervoor dat de afwikkelingsautoriteiten de in artikel 1, lid 1, punt b), c) of d) bedoelde instelling of entiteit en de in artikel 83, lid 2, punten a) tot en met h), bedoelde autoriteiten onverwijld ervan op de hoogte brengen wanneer zij de in lid 1 van dit artikel bedoelde bevoegdheid uitoefenen nadat op grond van artikel 32, lid 1, punt a), is vastgesteld dat de instelling faalt of waarschijnlijk zal falen, en voordat het afwikkelingsbesluit wordt genomen.
De afwikkelingsautoriteit maakt de maatregel of het instrument door middel waarvan de verplichtingen uit hoofde van dit artikel worden opgeschort en de voorwaarden voor en de periode van opschorting via de in artikel 83, lid 4, bedoelde middelen bekend of zorgt voor de bekendmaking.
9.
Dit artikel geldt onverminderd de bepalingen in het nationaal recht van de lidstaten waarbij bevoegdheden tot het opschorten van betalings- of leveringsverplichtingen van de in lid 1 van dit artikel bedoelde instellingen en entiteiten worden verleend voordat uit hoofde van artikel 32, lid 1, punt a), is vastgesteld dat die instellingen of entiteiten falen of waarschijnlijk zullen falen, of tot het opschorten van betalings- of leveringsverplichtingen van instellingen of entiteiten die volgens een normale insolventieprocedure moeten worden geliquideerd, en de in dit artikel bepaalde omvang en duur overschrijden. Dergelijke bevoegdheden worden overeenkomstig de in het toepasselijk nationaal recht bepaalde omvang, duur en voorwaarden uitgeoefend. De in dit artikel bepaalde voorwaarden laten de voorwaarden in verband met die bevoegdheid tot opschorting van betalings- of leveringsverplichtingen onverlet.
10.
De lidstaten zorgen ervoor dat wanneer een afwikkelingsautoriteit de bevoegdheid tot het opschorten van betalings- of leveringsverplichtingen ten aanzien van een instelling of entiteit als bedoeld in artikel 1, lid 1, punt b), c) of d), uitoefent uit hoofde van lid 1 van dit artikel, de afwikkelingsautoriteit ook gedurende die opschorting de bevoegdheid kan uitoefenen om:
- a)
schuldeisers met een zekerheid van die instelling of entiteit te beperken in de tenuitvoerlegging van zekerheidsrechten met betrekking tot ongeacht welke activa van die instelling of entiteit voor dezelfde duur, in welk geval artikel 70, leden 2, 3 en 4, van toepassing is; en
- b)
beëindigingsrechten op te schorten van ongeacht welke partij bij een contract met die instelling of entiteit op te schorten voor dezelfde duur, in welk geval artikel 71, leden 2 tot en met 8, van toepassing is.
11.
Indien een afwikkelingsautoriteit, nadat overeenkomstig artikel 32, lid 1, punt a), is vastgesteld dat een instelling of entiteit faalt of waarschijnlijk zal falen, de bevoegdheid tot opschorting van betalings- of leveringsverplichtingen heeft uitgeoefend in de in de leden 1 of 10 van dit artikel bedoelde omstandigheden, en indien vervolgens ten aanzien van die instelling of entiteit afwikkelingsmaatregelen worden genomen, ziet de afwikkelingsautoriteit af van uitoefening van haar bevoegdheden uit hoofde van artikel 69, lid 1, artikel 70, lid 1, of artikel 71, lid 1, ten aanzien van die instelling of entiteit.