Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2003/109/EG betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen
Artikel 19 Onderzoek van de aanvraag en afgifte van de verblijfsvergunning
Geldend
Geldend vanaf 23-01-2004
- Redactionele toelichting
Dit artikel is gecorrigeerd via een rectificatie (PbEU 2006, L 169).
- Bronpublicatie:
25-11-2003, PbEU 2004, L 16 (uitgifte: 23-01-2004, regelingnummer: 2003/109/EG)
- Inwerkingtreding
23-01-2004
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-11-2003, PbEU 2004, L 16 (uitgifte: 23-01-2004, regelingnummer: 2003/109/EG)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Vrij verkeer
Vreemdelingenrecht / Grensbewaking
1.
De bevoegde nationale autoriteiten beschikken voor de behandeling van de aanvraag over een termijn van vier maanden, te rekenen vanaf de datum van de indiening ervan.
Indien de aanvraag niet vergezeld gaat van de bewijsstukken die in de artikelen 15 en 16 worden genoemd of die in uitzonderlijke gevallen verband houden met de complexiteit van de aanvraag, mag de in de eerste alinea gestelde termijn met ten hoogste drie maanden worden verlengd. In dergelijke gevallen stellen de bevoegde nationale autoriteiten de aanvrager hiervan in kennis.
2.
Indien aan de in de artikelen 14, 15 en 16 gestelde voorwaarden is voldaan, en onder voorbehoud van de bepalingen van de artikelen 17 en 18 betreffende de openbare orde, de openbare veiligheid en de volksgezondheid, verstrekt de tweede lidstaat aan de langdurig ingezetene een verblijfsvergunning die kan worden verlengd. Deze verblijfsvergunning wordt, indien nodig en op verzoek, bij het verstrijken van de geldigheidsperiode verlengd. De tweede lidstaat stelt de eerste lidstaat in kennis van zijn besluit.
3.
De tweede lidstaat verstrekt aan de gezinsleden van de langdurig ingezetene een verblijfsvergunning die kan worden verlengd en die dezelfde geldigheidsduur heeft als die welke hij aan de langdurig ingezetene heeft verstrekt.