Besluit 2008/114/EG tot vaststelling van statuten voor het Voorzieningsagentschap van Euratom
Bijlage Statuten van het Voorzieningsagentschap van Euratom
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2013
- Bronpublicatie:
13-05-2013, PbEU 2013, L 158 (uitgifte: 10-06-2013, regelingnummer: 517/2013)
- Inwerkingtreding
01-07-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
09-12-2011, Trb. 2012, 24 (uitgifte: 03-02-2012, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Afhankelijke geldigheid
Treedt in werking onder voorbehoud van en op de datum van de inwerkingtreding van het Verdrag betreffende de toetreding van Kroatië (09-12-2011, Trb. 2012, 24).
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Energierecht (V)
Hoofdstuk I. Interne structuur en functionering
Artikel 1. Doel en taken
1
Het Voorzieningsagentschap van Euratom (hierna ‘het Agentschap’) heeft tot doel de hem bij het Euratom-Verdrag opgedragen taken te verrichten, in overeenstemming met de doelstellingen in Titel II, hoofdstuk 6 van het Verdrag.
Daartoe zal het Agentschap onder meer:
- —
de Gemeenschap voorzien van deskundigheid, informatie en advies over onderwerpen die verband houden met de werking van de handel in nucleair materiaal en nucleaire diensten;
- —
de markt volgen door de tendensen die van invloed kunnen zijn op de continuïteit van de voorziening van nucleair materiaal en nucleaire diensten aan de Europese Unie, te observeren en nader te omschrijven;
- —
advies inwinnen bij, steun vragen van en in nauwe samenwerking handelen met het overeenkomstig artikel 11 opgerichte Raadgevend Comité (hierna ‘het Comité’).
2
Het Agentschap kan ook een voorraad nucleair materiaal aanleggen, in overeenstemming met de artikelen 62 en 72 van het Verdrag.
Artikel 2. Juridische status en zetel
1
Overeenkomstig artikel 54 van het Verdrag bezit het Agentschap rechtspersoonlijkheid. Het Agentschap verricht zijn activiteiten uitsluitend in het algemeen belang. Het heeft geen winstoogmerk.
2
Het Protocol inzake de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen is van toepassing op het Agentschap en op de directeur-generaal en het personeel daarvan.
3
De zetel van het Agentschap is gevestigd in Luxemburg.
4
Het Agentschap kan op eigen initiatief alle andere maatregelen betreffende zijn interne organisatie treffen, welke ter vervulling van zijn taak zowel binnen als buiten de Gemeenschap nodig zijn.
5
In elk van de lidstaten geniet het Agentschap de meest uitgebreide handelingsbevoegdheid welke aan rechtspersonen krachtens de wetgeving in de betreffende lidstaat wordt verleend. Het Agentschap kan in het bijzonder roerende en onroerende zaken verkrijgen of vervreemden en kan in rechte optreden.
Artikel 3. Taken en bevoegdheden van de directeur-generaal
1
De directeur-generaal wordt door de Commissie benoemd.
2
De directeur-generaal vertegenwoordigt het Agentschap. De directeur-generaal kan zijn bevoegdheden aan andere personen overdragen. De regels voor de delegatie van zijn bevoegdheden worden vastgelegd in interne documenten van het Agentschap.
3
De directeur-generaal is verantwoordelijk voor:
- —
het verrichten van de in artikel 1 genoemde taken van het Agentschap;
- —
de uitoefening van het uitsluitende recht van het Agentschap om contracten voor de levering van nucleair materiaal te sluiten en de uitoefening van het optierecht;
- —
het dagelijks bestuur en het beheer van alle middelen van het Agentschap;
- —
het op geregelde tijdstippen verslag uitbrengen aan het Comité en raadplegen van het Comité over de aangelegenheden die overeenkomstig artikel 13, lid 3, onder de bevoegdheid van het Comité vallen;
- —
de opstelling van de ontwerpstaten van geraamde ontvangsten en uitgaven van het bureau en de uitvoering van de begroting van het bureau;
- —
het in nauwe samenwerking met het Comité verrichten van alle studies en het opstellen van alle specifieke verslagen die overeenkomstig artikel 1, lid 1, noodzakelijk worden geacht, alsook het toezenden van deze studies en verslagen aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie.
4
Jaarlijks dient de directeur-generaal bij het Europees Parlement, de Raad en de Commissie een verslag in over de activiteiten van het Agentschap in het afgelopen jaar, alsmede een werkprogramma voor het komende jaar, na inwinning van het advies van het Comité.
Artikel 4. Directeur-generaal en personeel
1
De directeur-generaal en het personeel van het Agentschap zijn of worden ambtenaren van de Europese Gemeenschappen die vallen onder het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen, zoals vastgesteld bij Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van de Raad (1), alsook onder de regels die gezamenlijk zijn vastgesteld door de instellingen van de Europese Gemeenschappen met het oog op de toepassing van dit personeelsstatuut. De ambtenaren worden aangesteld en hun salaris wordt betaald door de Commissie.
2
Voor de directeur-generaal en het personeel van het Agentschap geldt de inzageregeling overeenkomstig artikel 194 van het Verdrag met betrekking tot alle aan een stelsel van geheimhouding onderworpen feiten, inlichtingen, kennis, documenten of voorwerpen die in hun bezit komen of hen worden medegedeeld.
Artikel 5. Toezicht door de commissie
1
Het Agentschap staat onder toezicht van de Commissie, die het richtlijnen geeft en die een recht van veto over zijn beslissingen heeft.
2
Het vetorecht komt te vervallen na een periode van tien werkdagen volgende op de datum van de beslissing van het Agentschap tenzij de Commissie of haar afgevaardigde binnen deze termijn voorbehoud heeft gemaakt. De Commissie en haar afgevaardigde kunnen vóór het verstrijken van bovengenoemde termijn afstand doen van hun recht tot het maken van voorbehoud.
3
Wanneer binnen de in tweede alinea bedoelde termijn een voorbehoud door de Commissie of door haar vertegenwoordiger is gemaakt, bepaalt de Commissie haar definitief standpunt vóór het verstrijken van de tiende werkdag volgende op de datum waarop het voorbehoud werd gemaakt.
4
De bepalingen van dit artikel vormen geen beletsel voor de toepassing van artikel 53 van het Verdrag.
5
Iedere in artikel 53 van het Verdrag bedoelde handeling of nalatigheid van het Agentschap kan door belanghebbenden aan de Commissie worden voorgelegd tot en met de vijftiende werkdag volgende op de datum van kennisgeving van die handeling of, indien geen kennisgeving heeft plaatsgevonden, de datum van haar bekendmaking. Bij ontbreken van kennisgeving of bekendmaking gaat de termijn in op de dag waarop de belanghebbende kennis van de handeling heeft verkregen.
Hoofdstuk II. Financiële bepalingen
Artikel 6. Financiële organisatie
1
Het Agentschap bezit financiële zelfstandigheid. Het werkt volgens commerciële beginselen op de gebieden waarop het bevoegdheid heeft.
2
Het Agentschap is steeds bevoegd zijn bezit aan deviezen in euro over te maken in een andere munt met het oog op de uitvoering van financiële of commerciële verrichtingen overeenkomstig zijn taken als omschreven in het Verdrag en met inachtneming van deze statuten.
Het Agentschap vermijdt dergelijke overmakingen zoveel mogelijk indien zij saldi beschikbaar heeft of beschikbaar kan maken in de valuta die zij nodig heeft.
Om zijn opdracht te vervullen kan het Agentschap financiële transacties uitvoeren met middelen welke het niet onmiddellijk nodig heeft om aan zijn verplichtingen te voldoen.
3
Het Agentschap is gemachtigd om namens de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en binnen de door de Raad vastgestelde grenzen leningen op te nemen om middelen beschikbaar te maken voor de uitvoering van zijn taken.
4
De door het Agentschap krachtens deze statuten aangegane verplichtingen worden gewaarborgd door de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie.
Artikel 7. Ontvangsten en uitgaven
1
Voor elk begrotingsjaar worden alle ontvangsten en uitgaven van het Agentschap geraamd en vervolgens opgenomen in de begroting van het Agentschap. Het begrotingsjaar komt overeen met het kalenderjaar.
2
De ontvangsten en uitgaven van de begroting moeten in evenwicht zijn.
3
De ontvangsten van het Agentschap bestaan uit een bijdrage van de Gemeenschap, bankinteresten en de financiële opbrengst van zijn kapitaal en bankinvesteringen, en, indien nodig, uit een heffing op transacties, als bedoeld in artikel 54 van het Verdrag, en leningen.
4
De uitgaven van het Agentschap bestaan uit de administratieve uitgaven voor het personeelsbestand en het Comité, alsmede uit de uitgaven ten gevolge van contracten met derde partijen.
5
Elk jaar maakt de directeur-generaal een raming van de ontvangsten en uitgaven van het Agentschap voor het volgende begrotingsjaar. Deze raming, die een voorontwerp voor de personeelsformatie omvat, wordt de Commissie uiterlijk op 31 maart toegezonden, na inwinning van het advies van het Comité.
6
Aan de hand van die raming neemt de Commissie in het voorontwerp van de algemene begroting van de Europese Unie de geraamde bedragen op die zij nodig acht voor de ten laste van de algemene begroting komende subsidie.
7
In het kader van de begrotingsprocedure, verleent de begrotingsautoriteit toestemming voor de kredieten voor de subsidie aan het Agentschap en stelt zij de personeelsformatie van het Agentschap vast, die afzonderlijk wordt opgenomen in de personeelsformatie van de Commissie.
8
De begroting wordt vastgesteld door de Commissie. Die begroting wordt definitief nadat de algemene begroting van de Europese Unie definitief is vastgesteld. De begroting wordt zo nodig dienovereenkomstig aangepast. De begroting van het Agentschap wordt bekendgemaakt op zijn website.
9
Een wijziging van de personeelsformatie of van de begroting van het Agentschap is het voorwerp van een gewijzigde begroting die wordt vastgesteld overeenkomstig dezelfde procedure als voor de initiële begroting. Wijzigingen van de personeelsformatie worden voorgelegd aan de begrotingsautoriteit. De gewijzigde begrotingen worden ter informatie toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad.
Artikel 8. Uitvoering van de begroting, financiële controle en financiële regels
1
De directeur-generaal is belast met de uitvoering van de begroting van het Agentschap.
2
Na het verstrijken van elk begrotingsjaar zendt de rekenplichtige van het Agentschap de voorlopige rekeningen van het Agentschap toe aan:
- a)
de rekenplichtige van de Commissie, uiterlijk op 1 maart van het volgende begrotingsjaar, voor consolidatiedoeleinden, en
- b)
de Rekenkamer, uiterlijk op 31 maart van het volgende begrotingsjaar.
3
Na ontvangst van de door de Rekenkamer geformuleerde opmerkingen betreffende de voorlopige rekeningen van het Agentschap stelt de directeur-generaal onder zijn/haar eigen verantwoordelijkheid de definitieve rekeningen van het Agentschap op en stuurt hij die ter advies toe aan het Comité.
4
Het Comité brengt advies uit over de definitieve rekeningen van het Agentschap.
5
Uiterlijk op 1 juli van het jaar dat volgt op het afgesloten begrotingsjaar dient de directeur-generaal de definitieve rekeningen samen met het advies van het Comité in bij het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer.
6
De definitieve rekeningen worden op de website van het Agentschap geplaatst.
7
De directeur-generaal dient uiterlijk op 30 september een antwoord op de opmerkingen van de Rekenkamer in bij deze instelling.
8
De directeur-generaal verstrekt het Europees Parlement op verzoek alle inlichtingen die nodig zijn voor het goede verloop van de kwijtingsprocedure voor het betrokken begrotingsjaar.
9
Vóór 30 april van het jaar N + 2 verleent het Europees Parlement op aanbeveling van de Raad, die met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit, de directeur-generaal kwijting voor de uitvoering van de begroting van het begrotingsjaar N.
10
Indien nodig, wordt een specifiek voor het Agentschap geldend financieel reglement vastgesteld overeenkomstig artikel 183 van het Verdrag.
Artikel 9. Kapitaal
1
Het kapitaal van het Agentschap bedraagt 5 856 000 EUR.
2
Het kapitaal is verdeeld volgens de sleutel:
België | EUR | 192 000 |
Bulgarije | EUR | 96 000 |
Tsjechië | EUR | 192 000 |
Denemarken | EUR | 96 000 |
Duitsland | EUR | 672 000 |
Estland | EUR | 32 000 |
Ierland | EUR | 32 000 |
Griekenland | EUR | 192 000 |
Spanje | EUR | 416 000 |
Frankrijk | EUR | 672 000 |
Kroatië | EUR | 32 000 |
Italië | EUR | 672 000 |
Cyprus | EUR | 32 000 |
Letland | EUR | 32 000 |
Litouwen | EUR | 32 000 |
Luxemburg | EUR | - |
Hongarije | EUR | 192 000 |
Malta | EUR | - |
Nederland | EUR | 192 000 |
Oostenrijk | EUR | 96 000 |
Polen | EUR | 416 000 |
Portugal | EUR | 192 000 |
Roemenië | EUR | 288 000 |
Slovenië | EUR | 32 000 |
Slowakije | EUR | 96 000 |
Finland | EUR | 96 000 |
Zweden | EUR | 192 000 |
Verenigd Koninkrijk | EUR | 672 000 |
3
Op het moment van de toetreding van een lidstaat tot de Gemeenschap wordt 10 % van het kapitaal gestort. Afroepen tot verdere storting van het kapitaal geschiedt in de vorm van een door de Commissie voorgesteld besluit van de Raad, die besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen. Het afgeroepen gedeelte moet binnen 30 dagen na dit besluit bij het Agentschap worden gestort.
4
Het aandeel in het kapitaal verleent geen recht op dividend of rente. Alleen bij ontbinding van het Agentschap geeft het recht op terugbetaling van het nominale bedrag van het gestorte gedeelte van het kapitaal.
5
Alle betalingen gebeuren in euro.
Artikel 10. Heffingen
In overeenstemming met artikel 54 van het Verdrag kan het Agentschap een heffing opleggen op transacties waarbij het Agentschap gebruik maakt van zijn optierecht of van zijn uitsluitend recht om leveringscontracten te sluiten. De opbrengst van die heffing dient uitsluitend ter dekking van zijn bedrijfskosten.
De bepalingen betreffende deze heffing worden nader omschreven in een uitvoeringsbesluit. De hoogte van de heffing en de methodes om deze te begroten en te innen, worden, na overleg met de Raad, door de Commissie vastgesteld op voorstel van de directeur-generaal, die het advies van het Comité ingewonnen heeft.
Hoofdstuk III. Raadgevend Comité
Artikel 11. Samenstelling van het Raadgevend Comité
1
Het Comité bestaat uit leden uit de lidstaten, volgens de onderstaande tabel. Een lidstaat kan echter verkiezen niet deel te nemen aan de werkzaamheden van het Comité. Als een lid aftreedt of niet meer in staat is zijn/haar taken te vervullen, wordt een opvolger aangesteld voor de resterende termijn van het mandaat.
België | 2 leden |
Bulgarije | 2 leden |
Tsjechië | 2 leden |
Denemarken | 1 lid |
Duitsland | 4 leden |
Estland | 1 lid |
Ierland | 1 lid |
Griekenland | 2 leden |
Spanje | 3 leden |
Frankrijk | 4 leden |
Kroatië | 2 leden |
Italië | 4 leden |
Cyprus | 1 lid |
Letland | 1 lid |
Litouwen | 2 leden |
Luxemburg | - |
Hongarije | 2 leden |
Malta | - |
Nederland | 2 leden |
Oostenrijk | 2 leden |
Polen | 3 leden |
Portugal | 2 leden |
Roemenië | 3 leden |
Slovenië | 2 leden |
Slowakije | 2 leden |
Finland | 2 leden |
Zweden | 2 leden |
Verenigd Koninkrijk | 4 leden |
2
Naast het feit dat voor de toewijzing van zetels in het Comité rekening moet worden gehouden met de deelneming van de betrokken lidstaat in het kapitaal van het Agentschap, moet deze ook de relevante ervaring, deskundigheid en/of activiteiten van de betrokken lidstaten op gebieden zoals nucleair materiaal en diensten op het gebied van de splijtstofcyclus of de opwekking van kernenergie weerspiegelen.
3
De leden van het Comité worden benoemd door hun respectieve lidstaten op basis van hun ervaring en deskundigheid op het gebied van de handel in nucleair materiaal en de diensten in verband met de splijtstofcyclus of de opwekking van kernenergie, ofwel op het gebied van de regelgeving in verband met de handel in nucleair materiaal. De ambtstermijn bedraagt drie jaar. Deze termijn kan worden verlengd.
Artikel 12. Voorzitterschap van het Comité
1
Het Comité kiest een voorzitter en twee vicevoorzitters uit de leden van het Comité. Deze leidinggevende personen vertegenwoordigen de ervaring van het Comité en de verschillende geledingen van de sector, zowel producenten als gebruikers. De eerste vicevoorzitter neemt de plaats in van de voorzitter als die niet in staat is zijn/haar taken te vervullen.
2
De ambtstermijn van de voorzitter en vicevoorzitters bedraagt drie jaar. Hun ambtstermijn kan een keer worden verlengd, en het voorzitterschap moet rouleren tussen de leden van het Comité, waarbij de leden met ervaring in de industrie en die met ervaring in de overheidssector gelijkelijk aan bod komen. Het mandaat van de voorzitter en de vicevoorzitters wordt automatisch beëindigd als zijn/haar ambtstermijn afloopt zonder hernieuwing.
Artikel 13. Opdracht van het Comité
1
Het Comité vergemakkelijkt door adviezen, analyses en voorlichting de goede vervulling van de taak van het Agentschap. Deze ondersteuning houdt ook het opstellen in van de rapporten, overzichten en analyses die uit hoofde van artikel 1, lid 1, onder de verantwoordelijkheid van de directeur-generaal, als bepaald in artikel 3, lid 3, moeten worden opgesteld. Het vormt een verbindingsorgaan tussen het Agentschap enerzijds en de producenten en gebruikers van de nucleaire industrie anderzijds.
2
Het Comité kan worden geraadpleegd over alle vraagstukken welke tot de bevoegdheid van het Agentschap behoren, hetzij mondeling op de vergaderingen van het Comité, hetzij schriftelijk tussen die vergaderingen in. Het Comité kan tevens adviezen over deze vraagstukken uitbrengen op initiatief van ten minste een derde van zijn leden.
3
De directeur-generaal is ertoe gehouden het Comité vooraf te raadplegen en bijeen te roepen bij besluiten die betrekking hebben op de volgende onderwerpen:
- a)
de vaststelling van de regels die worden gevolgd voor het tegen elkaar afwegen van vraag en aanbod (artikel 60, zesde alinea, van het Verdrag);
- b)
het kapitaal van het Agentschap; de verhoging of verlaging van het kapitaal of een nieuwe storting op het geplaatste kapitaal (artikel 54, vierde alinea, van het Verdrag);
- c)
de in artikel 6 bedoelde leningen;
- d)
de wijze van vaststelling van de heffing op transacties ter dekking van de bedrijfskosten van het Agentschap (artikel 54, vijfde alinea, van het Verdrag);
- e)
de vaststelling van de voorwaarden voor het aanleggen en afbouwen van handelsvoorraden door het Agentschap (artikel 72, eerste alinea, van het Verdrag);
- f)
de in artikel 8 genoemde financiële aangelegenheden, waaronder het Financieel Reglement van het Agentschap en het invoeren van de afzonderlijke staat van het Agentschap, bedoeld in artikel 171, lid 2, van het Verdrag;
- g)
het jaarverslag, met inbegrip van de analyse van de markt en het werkprogramma voor het volgende jaar;
- h)
de criteria voor het vaststellen van de krachtens artikel 68 van het Verdrag verboden manipulaties;
- i)
de ontbinding van het Agentschap.
4
Zo nodig kan de directeur-generaal het Comité voor het uitbrengen van zijn advies een termijn voorschrijven. Die termijn mag niet korter zijn dan een maand, te rekenen van de dag waarop de hiertoe strekkende mededeling is toegezonden aan de leden van het Comité.
5
Als het advies van het Comité niet binnen deze termijn kan worden ingewonnen, kan de directeur-generaal zijn besluit vaststellen.
6
Beslissingen die tot de bevoegdheid van de directeur-generaal behoren en die de in dit artikel bedoelde onderwerpen betreffen, kunnen niet genomen worden vóór het verstrijken van de tiende werkdag volgende op de datum van het advies van het Comité, wanneer deze beslissingen met dit advies in strijd zijn.
7
Het Comité stelt zijn reglement van orde vast voor alle kwesties die niet zijn geregeld overeenkomstig deze statuten.
Artikel 14. Vergaderingen van het Comité
1
Het Comité wordt bijeengeroepen:
- a)
wanneer de leidinggevende ambtenaren zulks nodig achten, en normaal gezien twee keer per jaar;
- b)
op verzoek van de directeur-generaal, met name in alle gevallen waarin de raadpleging van het Comité verplicht is overeenkomstig artikel 13, lid 3, en
- c)
op een schriftelijk, van ten minste een derde van de leden van het Comité uitgaand, verzoek onder vermelding van de op de agenda te plaatsen vraagstukken.
De agenda wordt in overleg met de voorzitter door het Agentschap opgesteld en ter goedkeuring aan het Comité voorgelegd.
Het Agentschap zendt de met de agendapunten verband houdende documenten ten minste vijftien werkdagen voor de vergadering toe aan alle leden van het Comité.
2
Om geldig besluiten te kunnen nemen, moet ten minste de helft van de leden van het Comité bijeen zijn. De adviezen worden met meerderheid van de aanwezige of vertegenwoordigde leden uitgebracht.
3
Ieder lid van het Comité beschikt over één stem. Als een lid de vergadering niet kan bijwonen, kan hij zijn stemrecht schriftelijk aan een ander lid overdragen.
4
De directeur-generaal of een vertegenwoordiger daarvan woont de vergaderingen van het Comité zonder stemrecht bij. Andere personen die geen personeelsleden van het Agentschap zijn, kunnen een vergadering uitsluitend bijwonen met de instemming van alle aanwezige leden en onder voorbehoud van de verplichting overeenkomstig lid 5.
5
De leden van het Comité zijn ertoe gehouden de verplichting tot geheimhouding, voortvloeiend uit artikel 194 van het Verdrag, na te komen met betrekking tot alle aan een geheimhoudingsverplichting onderworpen feiten, inlichtingen, kennis of documenten die hen als comitélid worden medegedeeld of die als zodanig in hun bezit komen.
6
De directeur-generaal voorziet het Comité van een passend secretariaat; de aanstelling van het personeel ervan moet door de Commissie worden goedgekeurd. Het secretariaat houdt de notulen van de vergaderingen van het Comité, de subcomités en de leidinggevende ambtenaren ervan bij. De werkingskosten van het Comité worden gedragen door het Agentschap.
7
De reiskosten van een Comitélid per lidstaat komen ten laste van het Agentschap.
Voetnoten
PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom) nr. 1558/2007 (PB L 340 van 22.12.2007, blz. 1).