Einde inhoudsopgave
Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom)
Artikel 62
Geldend
Geldend vanaf 01-01-1958
- Bronpublicatie:
25-03-1957, Trb. 1957, 92 (uitgifte: 12-07-1957, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-1958
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-12-1957, Trb. 1957, 250 (uitgifte: 01-01-1957, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Instituties
Milieurecht / Straling
Energierecht (V)
1.
Het Agentschap oefent zijn optierecht uit op de bijzondere splijtstoffen welke op het grondgebied van de Lid-Staten worden voortgebracht,
- a)
hetzij om aan de aanvragen van de verbruikers in de Gemeenschap onder de in artikel 60 bepaalde voorwaarden te voldoen,
- b)
hetzij om deze stoffen zelf op te slaan,
- c)
hetzij om deze stoffen uit te voeren met toestemming van de Commissie, die zich houdt aan de bepalingen van artikel 59b), tweede alinea.
2.
Onverminderd de toepassing van de bepalingen van hoofdstuk VII worden deze stoffen en de bij de produktie overgebleven kweekstoffen echter ter beschikking gelaten van de producent,
- a)
hetzij om opgeslagen te worden met machtiging van het Agentschap,
- b)
hetzij om binnen de grenzen van zijn eigen behoeften te worden gebruikt,
- c)
hetzij om binnen de grenzen van hun behoeften ter beschikking te worden gesteld van ondernemingen binnen de Gemeenschap, welke met die producent, voor de uitvoering van een tijdig aan de Commissie medegedeeld programma, rechtstreekse bindingen hebben, welke noch ertoe strekken, noch ten gevolge hebben dat de produktie, de technische ontwikkeling of de investeringen worden beperkt, of wederrechtelijk een ongelijkheid tussen de gebruikers van de Gemeenschap wordt teweeggebracht.
3.
De bepalingen van artikel 89 lid 1a) zijn van toepassing op bijzondere splijtstoffen, welke op het grondgebied van de Lid-Staten zijn voortgebracht en waarop het Agentschap zijn optierecht niet heeft uitgeoefend.