Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit:de pagina’s van het proces-verbaal van het onderzoek Trema/DHRAA16009, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen en het daarbij gevoegde zaaksdossier: Nieuwewegde pagina’s van het proces-verbaal van het onderzoek Komma/DHRAA15045, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen en de daarbij gevoegde zaaksdossiers: Algemeen Dossier Komma, Komma, [straat 1] , [straat 1] -II, Persoonsdossier [verdachte] Komma, Persoonsdossier [medeverdachte 3] Komma en Persoonsdossier [medeverdachte 4] Komma
Rb. Den Haag, 06-12-2018, nr. 09-766016-17
ECLI:NL:RBDHA:2018:14334
- Instantie
Rechtbank Den Haag
- Datum
06-12-2018
- Zaaknummer
09-766016-17
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBDHA:2018:14334, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 06‑12‑2018; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 06‑12‑2018
Inhoudsindicatie
mega Komma Trema Punt, de verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, wegens het medeplegen van opiumdelicten, het medeplegen van opzettelijke overtreding van de Wet voorkoming misbruik chemicaliën en deelneming aan een criminele organisatie
Partij(en)
Rechtbank DEN HAAG
Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 09/766016-17 en 09/767330-15 (ttz gevoegd)
Datum uitspraak: 6 december 2018
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officieren van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
[geboortedatum] 1954 [geboorteplaats] ,
[adres] .
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 8 en 19 oktober en 22 november 2018 (inhoudelijk).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officieren van justitie
mr. C. Sam-Sin en mr. K.H. Hermans en van hetgeen door de verdachte (hierna ook: [verdachte] ) en zijn raadsvrouw mr. L. den Ouden naar voren is gebracht.
De officieren van justitie hebben ter terechtzitting van 22 november 2018 medegedeeld dat zij voornemens zijn een ontnemingsvordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting van 22 november 2018 - ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen I en II. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage A aan dit vonnis gehecht.
3. Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie1.
Ontvankelijkheid openbaar ministerie dan wel bewijsuitsluiting?
3.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van de verdachte dan wel dat er bewijsuitsluiting dient plaats te vinden. Daartoe heeft zij - kort en zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
a. Er is gehandeld in strijd met het verbod op doorlaten van artikel 126ff van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) omdat de politie al op 11 augustus 2015 op de hoogte was van de aanwezigheid van een drugslaboratorium aan de [straat 1] en daar pas acht maanden later is binnengevallen. Het doorlaatverbod is volgens de raadsvrouw eveneens van toepassing ten aanzien van het vervoeren van chemicaliën.
Het onderzoek is gestart op basis van spontane informatieverstrekking door de Belgische autoriteiten. De aan de verdachte verweten gedragingen worden niet genoemd in artikel 2 lid 2 van het Kaderbesluit 2002/584/JBZ betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten (hierna: het Kaderbesluit). Daarom is er geen basis voor de spontane informatieverstrekking en is deze dus onrechtmatig geweest. Dat maakt dat de start van het onderzoek onrechtmatig is.
De Belgische autoriteiten hebben de verdragsbepalingen in het kader van de Overleveringsprocedure niet in acht genomen want men is overgegaan tot dagvaarden van de verdachte voor deelname aan een criminele organisatie, terwijl zij ervan op de hoogte waren dat de verdachte voor dit feit in Nederland werd vervolgd.
Gelet op de handelwijze van de Belgische autoriteiten kan geen beroep worden gedaan op het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van de spontaan verstrekte informatie.
Na schorsing van de voorlopige hechtenis is de telefoon van de verdachte afgeluisterd. Er zijn verschillende telefonische contacten geweest tussen de raadsvrouw en de verdediging. Uit het dossier volgt echter op geen enkele wijze dat deze gesprekken op de daartoe geëigende wijze zijn vernietigd. Daarmee is aan de verdediging en de rechtbank de mogelijkheid ontnomen te controleren of materiaal dat afkomstig is van geheimhouders gesprekken in het onderzoek een rol gespeeld.
Gelet op de geschonden voorschriften, de ernst van de verzuimen en het nadeel dat daardoor is veroorzaakt, dient het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard te worden.
Met betrekking tot feit 3 is sprake van schending van het vertrouwensbeginsel.
Bij e-mailbericht van 24 maart 2017 heeft de officier van justitie de concepttenlastelegging aan de verdediging doen toekomen. Toen is er geen melding van gemaakt dat de verdachte zou worden vervolgd voor deelname aan een criminele organisatie. Door dat thans alsnog te doen is sprake van handelen in strijd met een behoorlijke procesorde omdat de verdachte de gerechtvaardigde verwachting had dat hij daarvoor niet zou worden vervolgd.
Voorts dient al het bewijs dat is verkregen als gevolge van de inzet van de BOB-middelen te worden uitgesloten van het bewijs. Daartoe is - zakelijk en verkort weergegeven - het volgende aangevoerd.
De mondelinge aanvraag ten behoeve van de stelselmatige observatie voor de periode van 10 november 2015 tot en met 10 februari 2015 is niet binnen drie dagen op schrift gesteld.
Er hebben grensoverschrijdende observaties plaatsgevonden zonder dat voldaan is aan het bepaalde in artikel 40 van de Schengen Uitvoeringsovereenkomst (hierna: SUO).
Er is een peilbaken ingezet terwijl uit het dossier niet volgt dat bij het verwijderen ervan alle regels in acht zijn genomen en dat het peilbaken nog werkte op het moment dat het verwijderd werd.
3.2
Het standpunt van de officieren van justitie
a. Er is geen doorlaatverbod geschonden. Zelfs als dat wel zo zou zijn, kan van niet-ontvankelijkheid slechts sprake zijn indien het gaat om een zeer flagrante schending waardoor het openbaar ministerie zeer onverantwoord te werk is gegaan. En daarvan is geen sprake. Het doorlaatverbod is daarnaast niet aan orde ten aanzien van het vervoer van chemicaliën.
Op grond van artikel 46 SUO is spontane informatie uitwisseling mogelijk als de informatie voor het ontvangende land van belang is onder meer ter bestrijding van strafbare feiten, zeker waar het gaat om de bestrijding van synthetische druggerelateerde feiten.
In het onderhavige onderzoek is geen sprake van vormverzuimen. De verdachte is in België niet vervolgd voor deelname aan een criminele organisatie. Welke verdragen niet zouden zijn nageleefd is niet duidelijk gemaakt.
Gesprekken met geheimhouders zijn vernietigd. Door de officier van justitie is destijds een generiek bevel tot vernietiging op grond van artikel 126aa Sv afgegeven.
De concept tenlastelegging is om proceseconomische overwegingen aan de raadsvrouw versterkt. Daarin is niet aangegeven dat de verdachte voor bepaalde feiten niet zou worden vervolgd.
Als er al sprake zou zijn van schending, kan dit verweer niet slagen omdat artikel 40 SUO slechts de interstatelijke verhoudingen regelt en niet strekt tot bescherming van individuele personen.
Er is geen reden om aan te nemen dat het bewijs dat is gegenereerd door het peilbaken onbetrouwbaar zou zijn.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie overweegt de rechtbank als volgt.
a. In het najaar van 2015 kreeg de politie zicht op een loods waar chemicaliën naartoe werden gebracht. Nadat er beter zicht was op de activiteiten in de loods en de daarbij mogelijk betrokken personen, is vervolgens ingegrepen. Van schending van het bepaalde in artikel 126ff Sv is onder deze omstandigheden geen sprake. Het doorlaatverbod van dit artikel ziet alleen op voorwerpen waarvan het aanwezig hebben of voorhanden hebben ingevolge de wet verboden is. De chemicaliën waar het in deze strafzaak om gaat, zijn op zichzelf legaal zodat op het vervoer en leveren daarvan het doorlaatverbod niet van toepassing is.
Op grond van artikel 7 van het Zweeds kaderbesluit (Kaderbesluit 2006/960/JBZ) kan door een bevoegde rechtshandhavingsautoriteit spontaan informatie worden verstrekt aan bevoegde rechtshandhavingsautoriteiten van andere lidstaten wat betreft de in artikel 2 lid 2 van het Kaderbesluit 2002/584/JBZ omschreven strafbare feiten. Dat betreffen onder meer de illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen en deelneming aan een criminele organisatie. De onderhavige informatie is spontaan verstrekt in het kader van de opsporing van (voorbereidingshandeling aan) synthetische druggerelateerde feiten en daarmee in overeenstemming met de relevante regelgeving.
Van enige schending van de verdragsbepalingen door de Belgische autoriteiten is niet gebleken, want de verdachte is in België niet vervolgd voor deelname aan een criminele organisatie. Dat dit is voorkomen door tussenkomst van de officieren van justitie, maakt dat niet anders.
Het dossier bevat geen enkele aanwijzing dat geheimhouder gesprekken niet zijn vernietigd. Bij gebreke van enige nadere onderbouwing gaat de rechtbank daarom aan dit verweer voorbij.
Een op voorhand verstrekte concept tenlastelegging kan, alleen al vanwege de term “concept”, niet het vertrouwen wekken dat de verdachte niet (ook) kan worden vervolgd voor de daarop niet vermelde verdenking van deelname aan een criminele organisatie.
Het is juist dat de mondelinge aanvraag van 10 november 2015 ten behoeve van de stelselmatige observatie voor de periode van 10 november 2015 tot en met 10 februari 2015 niet binnen drie dagen op schrift is gesteld. Dit heeft namelijk pas op 19 november 2015 plaatsgevonden. De rechtbank volstaat met de constatering hiervan en verbindt hier geen verdere consequenties aan.
Uit de observatieverslagen van 15 januari 2016 en 15 februari 2016 blijkt dat bij het overschrijden van de grens tussen Nederland en België, de Belgische autoriteiten en het L.C.G.O. (de rechtbank begrijpt: het voormalig Landelijk Coördinatiepunt Grensoverschrijdende Observatie) hiervan onverwijld in kennis werden gesteld en dat met toestemming van de Belgische autoriteiten de observatie op het grondgebied van België werd voortgezet.2.De rechtbank moet constateren dat dit ontbreekt in het observatieverslag van 14 januari 2016. Wel wordt ook met betrekking tot deze observatie aangegeven dat de grensoverschrijding heeft plaatsgevonden na afgegeven toestemming.3.Aldus is naar het oordeel van de rechtbank voldaan aan het bepaalde in artikel 40 lid 2 onder a SUO. Uit het dossier blijkt echter niet dat daarna alsnog een schriftelijk rechtshulpverzoek tot grensoverschrijdende observatie bij de Belgische autoriteiten is ingediend. De verdachte kan hier echter geen rechten aan ontlenen. Artikel 40 SUO regardeert namelijk de interstatelijke verhoudingen en dient niet ter bescherming van individuen. Bij niet naleving kan toestemming tot het gebruik van de door de observatie verkregen gegevens door de Belgische autoriteiten worden geweigerd. Niet is gebleken dat deze toestemming door de Belgische autoriteiten geweigerd is.
Het dossier bevat geen enkele aanwijzing dat het peilbaken onjuiste gegevens zou hebben gegenereerd.
Uit het voorgaande volgt dat er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake is van een inbreuk op de beginselen van een behoorlijke procesorde, dan wel handelen in strijd met opgewekt vertrouwen, zodat het openbaar ministerie zonder meer ontvankelijk is in haar recht tot vervolging van de verdachte. In het verlengde daarvan is evenmin aanleiding tot bewijsuitsluiting.
4. Bewijsoverwegingen
4.1
Inleiding
Op 11 augustus 2015 is bij het Internationaal Rechtshulp Centrum te Den Haag vanuit de Belgische autoriteiten de informatie binnengekomen dat er in België een grote hoeveelheid chemicaliën (aceton, zoutzuur en loogzuur), kennelijk bedoeld voor de productie van synthetische drugs, zou zijn besteld door [medeverdachte] [verdachte] Naar aanleiding van deze informatie is de Nederlandse politie een strafrechtelijk onderzoek gestart dat de naam Komma heeft gekregen.
In dit onderzoek heeft een groot aantal observaties plaatsgevonden, zijn telefoons getapt, hebben doorzoekingen plaatsgevonden en is een aantal verdachten aangehouden, onder wie de verdachte. Andere verdachten die in beeld gekomen zijn [medeverdachte 1] ), [medeverdachte 2] : [medeverdachte 2] ) en [medeverdachte 3] ).
[verdachte] wordt ervan verdacht dat hij zich in de periode van 11 augustus 2015 tot en met 15 april 2016 schuldig heeft gemaakt aan het treffen van voorbereidingshandelingen voor de productie van verdovende middelen (09-766016-17 en 09/767330-15 feit 1), overtreding van de Wet voorkoming misbruik chemicaliën (09-766016-17 en 09/767330-15 feit 2) en deelneming aan een criminele organisatie (09-766016-17 feit 3).
4.2
Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gerekwireerd tot bewezenverklaring van het bij beide dagvaardingen ten laste gelegde.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft algehele vrijspraak bepleit. Voor zover van belang, zal onderstaand op gevoerde verweren worden ingegaan.
4.4
De beoordeling van de tenlastelegging
De rechtbank zal chronologisch de relevante observaties en bevindingen bespreken en tussenconclusies trekken. Daarna zal de rechtbank een eindconclusie formuleren.
11 augustus 2015
Op basis van informatie uit België dat op bestelling van [verdachte] met een Mercedes Sprinter een grote hoeveelheid chemicaliën zou zijn opgehaald die bestemd was voor de productie van synthetische drugs, is deze Sprinter geobserveerd.4.De Sprinter is naar een woning in Den Haag gereden en de bestuurder, een licht getinte man met een krachtig postuur en een kaal hoofd, is daar naar binnen gegaan en vervolgens is een man, die herkend werd als [medeverdachte 3] , naar buiten gekomen. [medeverdachte 3] is in de Sprinter gestapt en ermee naar een bedrijfsloods aan de [straat 1] in De Lier gereden. De Sprinter is kennelijk geheel in de loods naar binnengereden, want hij is korte tijd uit het zicht verdwenen. Na tien minuten is [medeverdachte 3] weer met de Sprinter weggereden.5.
De Belg [medeverdachte] zou degene zijn die regelmatig de chemische producten aankocht op bestelling van [verdachte] . Vijf grote aankopen konden aan het licht worden gebracht. Op 11 augustus 2015 ging het om een bestelling voor € 1.183,20 aan zwavelzuur (17 x 55 kg), zoutzuur (12 x 27 kg) en fosforzuur (52 kg), welke aankoop [medeverdachte] had gedaan bij de [firma] .6.
[medeverdachte] heeft verklaard dat hij bij de [firma] in België chemicaliën heeft gekocht voor [verdachte] . Het ging dan om zoutzuur, zwavelzuur, natriumhydroxide, aceton en methanol, maar [verdachte] bestelde ook bijzondere producten zoals MEK (methyl ethyl keton). [verdachte] had duidelijk uitgelegd dat het illegaal was deze producten naar Nederland te vervoeren, maar dat hij gemakkelijk geld kon verdienen door de chemicaliën in Nederland te verkopen. Later had [verdachte] verteld dat de chemicaliën bestemd waren voor het vervaardigen van synthetische drugs in Nederland. [verdachte] wilde de producten niet zelf komen ophalen, maar stuurde altijd dezelfde chauffeur: [medeverdachte 2] .7.
[medeverdachte 2] , van wie de voornaam [medeverdachte 2] is, heeft verklaard dat [verdachte] een bekende van hem is.8.[medeverdachte 2] reed van België naar Nederland. Het ging om blauwe vaatjes van ongeveer 50 bij 30 centimeter en ongeveer 15 kilogram per stuk. Hij moest in Nederland naar een pizzeria, de bus werd overgenomen door een ander en als de bus daarna terugkwam, was hij leeg.9.
De rechtbank concludeert dat [medeverdachte 2] op 11 augustus 2015 in België een bestelling chemicaliën voor [verdachte] heeft opgehaald en het voertuig in Den Haag heeft afgeleverd. Daar is het voertuig met chemicaliën overgenomen door [medeverdachte 3] , die de chemicaliën naar de loods aan de [straat 1] heeft gebracht en vervolgens het lege voertuig heeft teruggebracht naar [medeverdachte 2] . Dat, zoals de verdediging stelt, uit de verklaring van [medeverdachte] blijkt dat [verdachte] niet de enige was voor wie [medeverdachte] chemicaliën aankocht, doet hieraan niet af en hetzelfde geldt voor het feit dat niet precies kan worden vastgesteld om welke hoeveelheid chemicaliën het ging. Waar het om gaat is dat [medeverdachte] aan [verdachte] chemicaliën heeft geleverd en dat het zou gaan om kleine hoeveelheden acht de rechtbank, zeker nu [verdachte] hierover zelf geen enkele verklaring heeft afgelegd, volstrekt niet aannemelijk.
10. en 11 november 2015
Volgens de Belgische politie heeft [medeverdachte] op 10 november 2015 570 liter aceton en 690 liter methanol gekocht voor een totaalbedrag van € 2.369,05.10.
Uit opgenomen telefoongesprekken tussen [medeverdachte 4]11.en [verdachte]12.en [verdachte] en [medeverdachte]13.van 10 november 2015 is gebleken dat [medeverdachte 4] in opdracht van [verdachte] een Ford Transit is gaan huren bij [autoverhuurbedrijf] in Naaldwijk met de bedoeling er de volgende dag mee naar [medeverdachte] te rijden.14.Uit observaties is gebleken dat [medeverdachte 4] op 10 november 2015 als bestuurder van een Ford Transit bij [autoverhuurbedrijf] is vertrokken.15.
Uit opgenomen telecommunicatie tussen [verdachte] en [medeverdachte 4] van 11 november 2015 is gebleken dat [medeverdachte 4] rond 16:06 uur naar een Turkse pizzeria reed.16.Uit observaties is gebleken dat [medeverdachte 4] reed in de Transit en bij [restaurant ] in De Lier uitstapte en daar contact had met twee mannen die herkend zijn als [medeverdachte 3] en [verdachte] . [medeverdachte 3] stapte daar in de Transit en reed ermee naar de loods aan de [straat 1] te De Lier, waar hij de Transit naar binnen reed. Tien minuten later kwam [medeverdachte 3] met de Transit de loods weer uit en reed hij terug naar de pizzeria, waar [medeverdachte 4] met een stapeltje geld in zijn handen stond. [medeverdachte 3] stapte uit de Transit, [medeverdachte 4] stapte in en reed ermee weg.17.
[medeverdachte 4] heeft verklaard dat hij op 11 november 2015 voor [verdachte] , die hij heeft herkend van een aan hem door de politie getoonde foto, in België met een door [verdachte] bij [autoverhuurbedrijf] gehuurde bus chemicaliën, namelijk aceton, heeft opgehaald bij een boer. Als hij zou worden aangehouden, moest hij van [verdachte] zeggen dat het voor een schildersbedrijf was. Hij wist dat [verdachte] in de handel, in de grondstoffen zat, maar wilde er zelf niks mee te maken hebben. Hij heeft daar een paar honderd euro voor gekregen. Hij moest met de bus met de chemicaliën naar een [restaurant ] rijden, waar de bus werd meegenomen. Even later kwam de bus weer terug en heeft hij hem weer teruggebracht naar [autoverhuurbedrijf] . Het ging om 30 of 40 rechthoekige vaten van 40 liter of zo, aldus [medeverdachte 4] .18.
De rechtbank concludeert dat [medeverdachte 4] op 11 november 2015 in België een bestelling chemicaliën voor [verdachte] heeft opgehaald en het voertuig in De Lier heeft afgeleverd. Daar is het voertuig met chemicaliën overgenomen door een [medeverdachte 3] , die de chemicaliën naar de loods aan de [straat 1] heeft gebracht en vervolgens het lege voertuig heeft teruggebracht naar [medeverdachte 4] . Dat [medeverdachte 4] heeft verklaard dat hij lijdt aan geheugenverlies, maakt niet dat zijn verklaring niet betrouwbaar zou zijn. Deze is immers consistent, accuraat en volledig.
4. en 5 december 2015
Op 2 december 2015 heeft [verdachte] [medeverdachte] telefonisch laten weten dat hij een kleine bestelling had. [verdachte] had het over grote controle aan de grens met toeristen en dat het beter was een auto in België te nemen. Hij zou de volgende dag komen.19.
Op 3 december 2015 heeft [verdachte] om 9:35 uur naar [medeverdachte] gebeld. [verdachte] zei dat hij onderweg was. [medeverdachte] vroeg: “Hoe laat ben je bij mij?”. [verdachte] antwoordde dat hij om half twaalf in DOES (fonetisch) zou zijn.20.
Door een observatieteam is op 3 december 2015 waargenomen dat [verdachte] met zijn Peugeot met kenteken [kenteken] (hierna: de Peugeot)21.om 10:20 uur vanuit Nederland over de A4 de grens met België is gepasseerd. Om 14:20 uur is de Peugeot weer in Nederland op de A4 gesignaleerd.22.
Volgens de Belgische politie heeft [medeverdachte] op 4 december 2015 540 liter aceton, 270 liter zoutzuur en 92 liter zwavelzuur voor een totaalbedrag van € 1.654,97 besteld. Volgens de recherche heeft [verdachte] laten weten dat hij bang was voor versterkte controles bij de grenzen vanwege een recente aanslagdreiging in België en heeft [medeverdachte] de producten zelf naar Nederland geëxporteerd.23.
Op 4 december 2015 om 13:31 uur heeft [medeverdachte] [verdachte] telefonisch laten weten dat hij tegen drie uur zou weggaan.24.Om 18:30 uur heeft [verdachte] een sms-bericht verzonden naar [medeverdachte] met als inhoud: “Opposite Mac”25.. Om 18:31 uur is door een observatieteam waargenomen dat [medeverdachte] in een Renault Kangoo met erachter een aanhanger met een blauwe huif bij de McDonald's aan de [straat 1] in Delft arriveerde. Even later werden de Kangoo en de aanhanger een loods aan de [straat 1] ingereden, werd daar de aanhanger losgekoppeld en reed de Kangoo daarna weer naar buiten. Bij dit alles aanwezig was een man die naderhand als bestuurder in de Peugeot is weggereden.26.
Op 5 december 2015 is waargenomen dat in de loods aan de [straat 1] in Delft onder meer [verdachte] en [medeverdachte 3] aanwezig waren. Een blauwe aanhanger werd achter de door [medeverdachte 3] gebruikte Nissan Kubistar gehangen en [medeverdachte 3] reed ermee naar de loodsen aan de [straat 1] in De Lier.27.
De rechtbank concludeert dat [medeverdachte] op 4 december 2015 vanuit België een bestelling chemicaliën voor [verdachte] naar Nederland heeft gebracht en heeft afgeleverd in een loods aan de [straat 1] in Delft. De chemicaliën zijn de volgende dag naar de loods aan de [straat 1] in De Lier gebracht.
De rechtbank concludeert voorts dat in de loods aan de [straat 1] in Delft chemicaliën werden opgeslagen.
4 januari 2016
Volgens de Belgische politie heeft [medeverdachte] op 4 januari 2016 990 liter aceton en 420 liter methanol besteld en heeft een man, genaamd “ [medeverdachte 2] ”, die bestelling in België opgehaald.28.
Op 4 januari 2016 om 09:56 uur heeft [medeverdachte 2] telefonisch29.aan [verdachte] laten weten dat hij onderweg is. Om 12:31 uur heeft [medeverdachte] telefonisch aan [verdachte] gevraagd of hij zeker weet dat hij komt. Om 12:35 uur heeft [medeverdachte 2] [verdachte] telefonisch laten weten dat hij er over tien minuten is. Om 16:06 uur heeft [medeverdachte 2] laten weten dat hij aan het rijden was en heeft [verdachte] hem gevraagd hem te bellen als hij in de buurt van Rotterdam is. Om 16:59 uur is [verdachte] weer gebeld door [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] was toen al de grens over en moest nog een half uurtje.30.
Die dag is waargenomen dat rond 17:50 uur de Nissan Kubistar van [medeverdachte 3] en de Peugeot van [verdachte] zonder inzittenden bij [restaurant ] stonden. [medeverdachte 2] arriveerde rond 18:05 uur in een Mercedes Sprinter ook bij de pizzeria en ging daar naar binnen. Vrijwel meteen daarna vertrok [medeverdachte 3] met de Sprinter. [medeverdachte 2] en [verdachte] bleven samen achter in de pizzeria. [medeverdachte 3] reed met de Sprinter naar de loods aan de [straat 1] te De Lier en ging daar met auto en al naar binnen. Gezien is dat [medeverdachte 3] minimaal één jerrycan (ongeveer 40 x 30 x 30 cm) droeg. Ongeveer tien minuten later kwam [medeverdachte 3] met de Sprinter weer uit de loods en reed hij terug naar de pizzeria, waar hij naar binnen ging. Even later kwamen alle drie de mannen naar buiten en stapte [medeverdachte 2] in de Sprinter, [verdachte] in de Peugeot en [medeverdachte 3] in de Kubistar.31.Uit de verklaring van [medeverdachte 2] volgt dat de Mercedes leeg terugkeerde.32.
De rechtbank concludeert dat [medeverdachte 2] op 4 januari 2016 in België met een auto een bestelling chemicaliën voor [verdachte] heeft opgehaald en het voertuig in De Lier heeft afgeleverd. Daar is het voertuig met chemicaliën overgenomen door [medeverdachte 3] , die de chemicaliën naar de loods aan de [straat 1] heeft gebracht en vervolgens het lege voertuig heeft teruggebracht naar [medeverdachte 2] .
10 januari 2016
Die dag is binnengetreden in de loods aan de [straat 1] . Uit het proces-verbaal van de Landelijke Faciliteit Ontmantelen (hierna: LFO) blijkt dat in de loods aan de rechterzijde een bouwkeet en een portokabin waren geplaatst. Deze waren beide in gebruik als laboratorium. De overige ruimte werd gebruikt als opslagruimte.33.In het daar aangetroffen materiaal is onder meer amfetamine, BMK, APAAN, MDMA, aceton, zoutzuur en zwavelzuur aangetoond. Dit is volgens het NFI kenmerkend voor de vervaardiging van BMK uit APAAN met zoutzuur en de vervaardiging van amfetamine uit BMK met de Leuckartmethode.34.
De rechtbank concludeert dat de loods aan de [straat 1] een productie-, verdeling- en opslaglocatie voor amfetamine was.
14 januari 2016
Volgens de Belgische politie heeft [medeverdachte] op 14 januari 2016 150 liter zware ammoniak, 1.000 liter hexaan, 10 kilo actieve kool, 25 kilo citroenzuur, 2 x 25 kilo natriumcarbonaat en 25 kilo calciumchloride besteld en heeft [medeverdachte 2] die bestelling in België opgehaald.35.Volgens het NFI is de combinatie van deze stoffen kenmerkend voor de bewerking van cocaïne36..
Op 14 januari 2016 waren [medeverdachte 2] in een Mercedes Sprinter en [verdachte] in de Peugeot in België op het terrein van [medeverdachte] . [verdachte] vertrok rond 13.56 uur in de Peugeot en [medeverdachte 2] laadde omstreeks 15:02 uur blauwe vaten vanaf een zojuist aangekomen aanhangwagen in de Sprinter.37.Rond 17:50 uur passeerde [medeverdachte 2] weer de grens met Nederland.38.
Uit op 14 januari 2016 afgeluisterde telefoongesprekken tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] blijkt dat [medeverdachte 2] in de ochtend met een wagen al eventjes onderweg is ergens naartoe. Rond 16:00 uur rijdt [medeverdachte 2] weer ergens weg. Rond 18:46 vraagt [verdachte] of [medeverdachte 2] de grens al over is, hetgeen [medeverdachte 2] bevestigt. Rond 20:30 uur zullen ze elkaar ontmoeten.39.
De rechtbank concludeert dat [medeverdachte 2] en [verdachte] op 14 januari 2016 samen in België waren en dat [medeverdachte 2] een bestelling chemicaliën voor [verdachte] heeft opgehaald. Net als op 3 januari 2016 was [verdachte] kort voor het transport in België. Hieruit, in combinatie met het feit dat [verdachte] volgens de Belgische politie vreesde voor controles, concludeert de rechtbank dat [verdachte] de route heeft verkend die [medeverdachte 2] met de chemicaliën moest afleggen.
15, 18 en 19 januari 2016
Volgens de Belgische politie was [medeverdachte 2] op 15 januari 2016 bij [medeverdachte] om 10 x 30 liter methylchloride, 1 fles zoutzuur en 720 liter MEK 5 (methyl ethyl keton) 900 liter aceton op te halen, maar heeft hij het terrein van [medeverdachte] verlaten voordat deze met de chemicaliën terugkwam van Radermecker. Op 18 januari 2016 is [medeverdachte 2] teruggekomen voor de bestelling, die volgens de factuur zag op 420 liter methylchloride, 27 liter zoutzuur en 510 liter methyl ethyl keton voor een totaalbedrag van € 4.140,71.40.Volgens het NFI is de combinatie van deze stoffen kenmerkend voor de bewerking van cocaïne.41.
Op 15 januari 2016 is [medeverdachte 2] als bestuurder van een Mercedes Sprinter op het terrein van [medeverdachte] gezien42.en uit telefoongesprekken valt af te leiden dat [medeverdachte 2] voor niks was gereden: “de winkel was al dicht” en “het is niet anders”.43.
Op 18 januari 2016 is gezien dat [verdachte] een aantal keren het perceel aan de [straat 1] in Delft bezocht en ook de McDonald's aan de [straat 1] .44.Ook is waargenomen dat omstreeks 15:05 uur [medeverdachte 2] vanuit België Nederland kwam inrijden in een Mercedes Sprinter. [medeverdachte 2] en [verdachte] ontmoetten elkaar in Rotterdam, waar ze na ongeveer vijf minuten weer vertrokken. Omstreeks 16:30 uur werden [verdachte] als bestuurder van zijn Peugeot en [medeverdachte 2] als bestuurder van Sprinter gezien bij de loods aan de [straat 1] te Delft. Vervolgens sloot [verdachte] het hek, legde de sleutel bij een aldaar geparkeerde vrachtwagen waarna [medeverdachte 2] en [verdachte] wegreden.45.
Op 19 januari 2016 is gezien dat [verdachte] en [medeverdachte 2] vanaf het parkeerterrein van de McDonald’s aan de [straat 1] te Delft samen naar de loods aan de [straat 1] te Delft lopen. [verdachte] heeft gele werkhandschoenen bij zich die hij uit de kofferbak van zijn auto heeft gehaald. Om 16:48 uur gaat [verdachte] naar binnen, gaat de roldeur open en rijdt [medeverdachte 2] de Sprinter achteruit naar binnen. Op aanwijzingen van [verdachte] rijdt om 16:53 uur een vrachtwagen achteruit de loods binnen en om 17:27 uur komt de vrachtwagen weer naar buiten. Om 17:33 uur komt [medeverdachte 2] met de Sprinter weer naar buiten.46.
De rechtbank concludeert dat [medeverdachte 2] op 18 januari 2016 met een auto een bestelling chemicaliën voor [verdachte] heeft opgehaald en het voertuig heeft afgeleverd bij de loods aan de [straat 1] in Delft. Uit de waarnemingen op 19 januari 2016 concludeert de rechtbank dat [verdachte] en [medeverdachte 2] aanwezig moeten zijn geweest bij de overheveling van de chemicaliën van het ene voertuig naar het andere.
21 januari 2016
Op deze dag is gezien dat [verdachte] en [medeverdachte 2] om 13:45 uur ten minste 28 witte jerrycans van ongeveer 50 centimeter hoog uit een loods in Bleiswijk dragen en inladen in een Ford Transit. Tussen 14:24 uur en 14:32 uur is [verdachte] als bestuurder van de Transit in de buurt van de loods aan de [straat 1] in Delft, namelijk aan de achterzijde.47.
25. tot en met 27 januari 2016
Volgens de Belgische politie heeft [medeverdachte] op deze dag 324 liter zoutzuur, 210 liter aceton en 330 liter methanol voor een totaalbedrag van € 1.387,73 gekocht.48.
Op 25 januari 2016 zijn [verdachte] en [medeverdachte 2] samen gezien op het terrein van [autoverhuurbedrijf] . [medeverdachte 2] is met een Sprinter naar België gereden en een paar uur later weer terug in Nederland gekomen. Bij de loods aan de [straat 1] in Delft heeft hij [verdachte] ontmoet. De Sprinter werd een loods achter de loods aan de [straat 1] in gereden.49.
De rechtbank concludeert dat [medeverdachte 2] op 25 januari 2016 met een auto een bestelling chemicaliën voor [verdachte] heeft opgehaald en het voertuig heeft afgeleverd bij een loods aan de [straat 1] in Delft.
Ook op 26 januari 2016 worden [verdachte] en [medeverdachte 2] gezien op de [straat 1] , waar [medeverdachte 2] met een Mercedes Sprinter een loods in rijdt die ruim twee uur later weer naar buiten wordt gereden.50.En ook op 27 januari 2016 zijn [verdachte] en [medeverdachte 2] bij de loods op de [straat 1] in Delft. Er wordt heen en weer gereden met de Sprinter en uiteindelijk brengt [medeverdachte 2] de Sprinter naar [autoverhuurbedrijf] , waar [verdachte] [medeverdachte 2] ophaalt.51.
Dit onderstreept de conclusie van de rechtbank dat er in de loods op de [straat 1] in Delft chemicaliën werden opgeslagen.
12 februari 2016
Volgens de Belgische politie heeft [medeverdachte] op 12 februari 2016, 900 liter aceton voor een totaalbedrag van € 2.091,74 besteld en heeft [medeverdachte 2] die bestelling in België opgehaald.52.
Op deze datum wordt om 14:39 uur de observatie van een Mercedes Sprinter overgenomen van een Belgisch observatieteam. Gezien is dat om 15:18 uur de Sprinter wordt geparkeerd voor de roldeur van een bedrijf, gelegen aan de [straat 1] te Delft. Op de gevel is onder meer het cijfer 5 vermeld. Om 15:21 uur is [verdachte] ter hoogte van de [straat 1] gezien in gesprek met de bestuurder van de Sprinter, te weten een blanke man van ongeveer 50 jaar met een normaal postuur en een kaal hoofd of zeer kort geschoren haar. Om 15:23 uur stappen [verdachte] en de bestuurder van de Sprinter allebei in hun voertuig rijden ze naar een McDonald’s in Rijswijk. Daar ontmoeten ze een voor het observatieteam op dat moment onbekend persoon. Deze persoon rijdt weg in de Sprinter naar de Nieuweweg in Poeldijk en rijdt korte tijd later weer terug naar de McDonald’s. Daar verwisselt hij de Sprinter voor een Volvo en rijdt hij weg. [medeverdachte 2] vertrekt vervolgens om 17:05 uur met de Sprinter.53.
De rechtbank concludeert dat [medeverdachte 2] niet alleen om 17:05 uur, maar ook om 15:18 uur de bestuurder van de Sprinter moet zijn geweest. De rechtbank constateert voorts dat [medeverdachte 2] op 12 februari 2016 in België met een auto een bestelling chemicaliën voor [verdachte] heeft opgehaald en het voertuig bij een McDonald’s in Rijswijk heeft afgeleverd. Daar is het voertuig met chemicaliën overgenomen door een andere bestuurder, die de chemicaliën naar de Nieuweweg in Poeldijk heeft gebracht en vervolgens het lege voertuig heeft teruggebracht naar [medeverdachte 2] .
15 februari 2016
Volgens de Belgische politie heeft [medeverdachte] op 15 februari 2016, 500 liter methanol voor [verdachte] voor een totaalbedrag van € 771,86 besteld en heeft [medeverdachte 2] die bestelling in België opgehaald.54.
Die dag is gezien dat [medeverdachte 2] vanaf de [straat 1] in Delft naar Remicourt in België rijdt. Hij passeert om 11:18 uur de grens bij Zandvliet. Om 15:39 uur komt hij bij Zandvliet vanuit België weer Nederland in rijden en rijdt hij weer naar de [straat 1] .55.
De rechtbank concludeert dat [medeverdachte 2] op 15 februari 2016 in België met een auto een bestelling chemicaliën voor [verdachte] heeft opgehaald.
15 maart 2016
Volgens de Belgische politie heeft [medeverdachte] op 15 maart 2016 540 liter zoutzuur, 1.124 liter mierenzuur 85% en 260 liter methanol voor een totaalbedrag van € 2.284 besteld en heeft [medeverdachte 2] de bestelling in België opgehaald.56.
Op 15 maart 2016 is gezien dat [medeverdachte 2] om 17:02 uur de Belgisch - Nederlandse grens richting Rotterdam passeert in een bestelbus, te weten een Volkwagen Crafter. Om 18:03 uur zitten [verdachte] en [medeverdachte 1] samen in de McDonald’s aan de [straat 1] in Rijswijk. Als de Crafter het parkeerterrein van de McDonald’s komt oprijden, verlaten [verdachte] en [medeverdachte 1] de McDonald’s en lopen in de richting van de Crafter. [medeverdachte 1] stapt vervolgens in als bestuurder van de Crafter en vertrekt.57.
De rechtbank concludeert dat [medeverdachte 2] op 15 maart 2016 in België met een auto een bestelling chemicaliën voor [verdachte] heeft opgehaald en het voertuig bij een McDonald’s in Rijswijk heeft afgeleverd aan [medeverdachte 1] .
5 april 2016
Volgens de Belgische politie heeft [medeverdachte] op 5 april 2016 690 liter aceton en 420 methylchloride voor een totaalbedrag van € 1.986,90 besteld en heeft [medeverdachte 2] die bestelling in België opgehaald.58.
Tussen 1 en 5 april 2016 zijn telefoongesprekken opgenomen, waaruit kan worden afgeleid dat [verdachte] bezig is een transport van chemicaliën uit België voor te bereiden.59.
Op dinsdag 5 april 2016 is door het observatieteam gezien dat [verdachte] en [medeverdachte 2] om 09:38 uur samen bij [autoverhuurbedrijf] te Naaldwijk zijn. Om 09.48 uur vertrekt [medeverdachte 2] daar in een Mercedes Sprinter. Gedurende de dag onderhoudt [verdachte] weer contact met [medeverdachte 2] . Wanneer [medeverdachte 2] terugkeert uit België en aangeeft dat hij er bijna is, vraagt [verdachte] hem even te wachten. [verdachte] is onderweg en geeft aan “lijkt mij beter, laat mij even kieken”. [medeverdachte 2] geeft daarna aan dat hij toch stiekem is doorgereden waarna [verdachte] aangeeft zo achter hem aan te zullen rijden.60.
Om 14.13 uur rijdt [medeverdachte 2] in de Sprinter op de A4 te Ossendrecht, gaande in de richting van Rotterdam en bijna tegelijkertijd, rond 15:07 uur, parkeren [verdachte] en [medeverdachte 2] bij de McDonalds aan de [straat 1] in Rijswijk.61.Om 16:02 uur rijdt de Sprinter naar het terrein van [bedrijfsnaam] te Poeldijk, waar de deuren van zeecontainer [nummer] worden geopend waarna de Sprinter met de achterzijde in die container wordt gereden. Gedurende ongeveer tien minuten zijn schuif- en bonkgeluiden uit de container hoorbaar, waarna de Sprinter rond 16:17 uur wegrijdt.62.
De vertrouwelijke communicatie, gevoerd in de Sprinter, die om 09:52 uur is gaan rijden, is opgenomen. De verbalisant herkent de stem van [medeverdachte 2] . Hij hoort dat [medeverdachte 2] tussen 12.17 uur en 12.46 uur minimaal 29 keer een doos dan wel een vat in de bus tilt, die hij vervolgens over de grond van de bus schuift. Tevens zijn bonk- en stapelgeluiden hoorbaar. Een gesprek in het Frans om 12:22 uur gaat over kilo’s: 1.100, 1.200, 1.500 en 1.900. Om 15:09 uur stapt [medeverdachte 2] uit en om 15:25 uur stapt [medeverdachte 1] in. Om 15:36 uur stapt er nog iemand in. [medeverdachte 1] voert met degene die is ingestapt een gesprek over aceton, over 17 vaten, over 30 of 40 liter per vat en over methalinchloride. Om 16:41 uur stopt de bus en wordt de deur open en dicht gegooid. Om 17:02 uur stapt er weer iemand in, wordt de motor gestart en rijdt de bus weg. Om 17:30 uur wordt gehoord dat [medeverdachte 2] zegt: “Valt mee he? Het is erger geweest he? Ik heb, ik heb, moet je vragen aan [naam 2]63.
De rechtbank concludeert dat [medeverdachte 2] op 5 april 2016 in België een bestelling chemicaliën voor [verdachte] heeft opgehaald en dat [verdachte] aan [medeverdachte 2] heeft gevraagd te wachten bij de grens omdat hij wilde kijken of de kust veilig was zodat [medeverdachte 2] ongestoord de grens kon passeren.
Conclusie
Uit het voorgaande volgt dat de verdachte in de periode tussen 11 augustus 2015 en 5 april 2016 elf keer een hoeveelheid chemicaliën, bestemd voor de productie en distributie (bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren) van, kort gezegd, verdovende middelen, in België heeft besteld en op verschillende plaatsen in Nederland heeft laten afleveren. Hij heeft dit telkens gedaan in nauwe en bewuste samenwerking met een ander, meestal [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] haalde de chemicaliën op, de verdachte heeft [medeverdachte 2] afgezet of opgehaald bij het autoverhuurbedrijf waar het voertuig voor het transport werd gehuurd. Als [medeverdachte 2] onderweg was, hielden hij en de verdachte elkaar op de hoogte en om de bestelling niet te laten onderscheppen heeft de verdachte ten behoeve van het transport gecontroleerd bij de grens. Eenmaal is uit waarnemingen gebleken dat de verdachte en [medeverdachte 2] aanwezig moeten zijn geweest bij de overheveling van de chemicaliën van het ene voertuig naar het andere. Gelet op dit alles en gezien de bijzondere wijze waarop de aflevering plaatsvond (er werd steeds afgesproken bij een pizzeria of bij de McDonald’s waarna de koper zijn voertuig meenam, de vaten elders loste en het voertuig leeg retourneerde), is de rechtbank van oordeel dat de verdachte wist dat de chemicaliën bestemd waren voor de productie van (synthetische) drugs, zoals [medeverdachte] ook heeft verklaard.
Nadere bewijsoverweging wat betreft de feit 1 van dagvaarding I en II
De rechtbank kwalificeert het samen met een ander bestellen en laten afleveren van chemicaliën, bestemd voor de productie en distributie van verdovende middelen, als het medeplegen van het treffen van voorbereidingshandelingen voor de productie van verdovende middelen.
Nadere bewijsoverweging wat betreft de feit 2 van dagvaarding I en II
De rechtbank acht ook overtreding van artikel 2 van de Wet voorkoming misbruik chemicaliën wettig en overtuigend bewezen. In deze wet is strafbaar gesteld het handelen in strijd met voorschriften gesteld bij of krachtens (onder meer) artikel 8 de Verordening nr. 273/2004 (“de Verordening”). Hierin is bepaald dat marktdeelnemers - dat zijn natuurlijke of rechtspersonen die betrokken zijn bij het in de handel brengen van geregistreerde stoffen - de bevoegde instanties onverwijld in kennis moeten stellen van elk voorval, zoals ongewone orders voor of transacties met geregistreerde stoffen - vermeld in een bijlage bij de Verordening - dat erop kan wijzen dat deze in de handel te brengen stoffen wellicht worden misbruikt om verdovende middelen of psychotrope stoffen op illegale wijze te vervaardigen. In de handel brengen is gedefinieerd als: “elke levering, al dan niet tegen betaling, van geregistreerde stoffen in de Unie, dan wel, met het oog op de levering ervan in de Unie, de opslag, vervaardiging, productieverwerking, de handel, distributie of handelsbemiddeling in deze stoffen”.
Hiervoor is geoordeeld dat de verdachte wist dat de chemicaliën die hij af liet leveren bestemd waren voor het produceren en distribueren van verdovende middelen. Daarmee is ook bewezen dat het ging om “voorvallen die erop konden wijzen dat de stoffen die hij vervoerde en die werden opgeslagen wellicht zouden worden misbruikt om verdovende middelen of psychotrope stoffen op illegale wijze te vervaardigen”.
Samenloop tussen feiten 1 en feiten 2 van dagvaarding I en II
Nu de onder feit 1 en feit 2 bewezen geachte gedragingen een op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex opleveren, waarvan de verdachte (in wezen) één verwijt wordt gemaakt, terwijl de desbetreffende bepalingen ook min of meer dezelfde strekking hebben, namelijk het tegengaan van opiumdelicten, is er sprake van een eendaadse samenloop.
Nadere bewijsoverweging wat betreft feit 3 van dagvaarding I
[verdachte] bestelde bij [medeverdachte] chemicaliën ten behoeve van de productie van verdovende middelen. De chemicaliën werden feitelijk veelal opgehaald door [medeverdachte 2] , die ze vanuit België naar Nederland bracht. [medeverdachte 2] kreeg daarbij instructies van [verdachte] en bracht de auto, gevuld met chemicaliën, naar een locatie in Nederland. Daar werd de auto overgenomen door een ander, bijvoorbeeld [medeverdachte 3] , die de auto naar de loods aan de [straat 1] bracht. Vervolgens bracht die ander de auto leeg terug, waarna [medeverdachte 2] de auto weer meenam. In de loods aan de [straat 1] was een drugslaboratorium gevestigd voor de productie van amfetamine. Na de ontmanteling van het drugslab op 10 januari 2016 zijn [medeverdachte 2] en [verdachte] doorgegaan met de levering van chemicaliën voor de productie van synthetische drugs vanuit België naar Nederland. Dit gebeurde de ene keer op overeenkomstige wijze als de leveringen ten behoeve van de loods aan de [straat 1] , door middel van een voertuigwisseling, en de andere keer bracht [medeverdachte 2] de chemicaliën naar een loods in Delft.
Naar het oordeel van de rechtbank moet een onderscheid worden gemaakt tussen enerzijds de verdachte en [medeverdachte 2] en anderzijds degenen die in de loods aan de [straat 1] feitelijk de amfetamine hebben vervaardigd. Er zijn geen aanwijzingen dat [medeverdachte 2] en de verdachte ooit in het drugslab aan de [straat 1] zijn geweest of anderszins betrokken zijn geweest bij het vervaardigen van de amfetamine. De voertuigwisselingen op andere locaties dan het drugslab wijzen er juist op dat de locatie van drugslabs verborgen diende te blijven voor [medeverdachte 2] en de verdachte. Ook is niet gebleken van enig contact tussen [medeverdachte 2] en de verdachte enerzijds en degenen in een drugslab anderzijds. De rechtbank leidt uit dit alles af dat er niet sprake was van één samenwerkingsverband tussen de verdachte, [medeverdachte 2] en degenen in het drugslab aan de [straat 1] , zoals de officieren van justitie hebben betoogd.
Wel bestond er het samenwerkingsverband tussen de verdachte en [medeverdachte 2] . Dit samenwerkingsverband heeft ruim acht maanden geduurd en was daarmee duurzaam. Gelet op de rolverdeling tussen de verdachte en [medeverdachte 2] en de wijze waarop de chemicaliën werden opgehaald en afgeleverd, was ook sprake van een structuur. Er was dus sprake van een organisatie. Het oogmerk van deze organisatie was het in strijd met de meldingsplicht van de Wvmc leveren van chemicaliën voor de productie van synthetische drugs en het treffen van voorbereidingen als bedoeld in artikel 10a Opiumwet. Zowel de verdachte als [medeverdachte 2] hebben deelnemingshandelingen verricht. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte heeft deelgenomen aan deze criminele organisatie.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat de verdachte:
Tenlastelegging 09/766016-17 (dagvaarding I)
1.
in de periode van 11 januari 2016 tot en met 15 april 2016 in Nederland en België, tezamen en in vereniging met anderen om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren van cocaïne en/of amfetamine en/of MDMA, zijnde cocaïne en amfetamine en MDMA een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, een hoeveelheid chemicaliën (zware ammoniak en hexaan en actieve kool en citroenzuur en natriumbicarbonaat en calciumchloride en methylchloride en zoutzuur en/of methyl ethyl keton en aceton en methanol en mierenzuur) voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte wist dat die bestemd waren tot het plegen van die feiten;
2.
in de periode van 11 januari 2016 tot en met 15 april 2016 in Nederland en België, tezamen en in vereniging met anderen, als marktdeelnemer de bevoegde instanties opzettelijk niet in kennis heeft gesteld van voorvallen met betrekking tot geregistreerde stoffen, die er op wijzen of kunnen wijzen dat deze in de handel te brengen geregistreerde stoffen wellicht misbruikt zullen worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen, hebbende hij, verdachte, en zijn mededaders meermalen telkens opzettelijk een (grote) hoeveelheid zoutzuur en methyl ethyl keton en aceton geleverd en/of vervoerd;
3.
in de periode van 11 augustus 2015 tot en met 15 april 2016 in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten:
- het plegen van voorbereidingshandelingen voor het vervaardigen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of aanwezig hebben van MDMA en/of amfetamine
en
- het als marktdeelnemer, de bevoegde instanties opzettelijk niet in kennis stellen van voorvallen met betrekking tot geregistreerde stoffen, die er op wijzen of kunnen wijzen, dat deze in de handel te brengen geregistreerde stoffen wellicht misbruikt zullen worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen.
Tenlastelegging 09/767330-15 (dagvaarding II)
1.
in de periode van 11 augustus 2015 tot en met 10 januari 2016 in Nederland en België, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren van amfetamine en/of MDMA, zijnde amfetamine en MDMA een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen een hoeveelheid chemicaliën (zoutzuur en zwavelzuur en mierenzuur en methanol en aceton) voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en verdachtes mededaders wisten of ernstige redenen hadden te vermoeden, dat die bestemd waren tot het plegen van die feiten;
2.
in de periode van 11 augustus 2015 tot en met 10 januari 2016 in Nederland en België, tezamen en in vereniging met anderen, als marktdeelnemer, de bevoegde instanties opzettelijk niet in kennis heeft gesteld van voorvallen met betrekking tot geregistreerde stoffen, die er op wijzen of kunnen wijzen, dat deze in de handel te brengen geregistreerde stoffen wellicht misbruikt zullen worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen, hebbende hij, verdachte, en zijn mededaders meermalen telkens opzettelijk een (grote) hoeveelheid zoutzuur en zwavelzuur en aceton geleverd en/of vervoerd.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
6. De strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
7. De strafoplegging
7.1
De vordering van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de redelijke termijn is overschreden en heeft tevens verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden, met name de gezondheid, van de verdachte.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het voorbereiden en bevorderen van Opiumwetdelicten door in samenwerking met een ander elf keer chemicaliën, die bestemd waren voor de productie dan wel de bewerking van synthetische drugs, in België te bestellen, naar Nederland te laten vervoeren en daar verder te distribueren. In dat kader heeft de verdachte zich ook schuldig gemaakt aan overtreding van de Wet voorkoming misbruik chemicaliën en aan deelneming aan een criminele organisatie. Door voornoemde feiten te plegen, heeft de verdachte bijgedragen aan de productie van synthetische drugs en bijgedragen aan de instandhouding van het illegale drugscircuit. Het is algemeen bekend dat de productie en handel van harddrugs gepaard gaan met (zware) criminaliteit, gevaar voor de omgeving en milieuschade. Het gebruik van drugs heeft ook nadelige maatschappelijke gevolgen zoals gezondheidsschade voor gebruikers en verwervingscriminaliteit.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van de verdachte van 9 augustus 2018 en op twee door het openbaar ministerie overgelegde en aan het dossier toegevoegde arresten van het gerechtshof in Den Haag. Hieruit blijkt dat de verdachte bij vonnis van de rechtbank in Luik, België, op 1 december 2017 is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met een proeftijd van vijf jaren voor ‘inbreuk inzake verdovende middelen zijnde een daad van deelneming aan de hoofd- of bijkomende bedrijvigheid van een vereniging’ in de periode van 1 januari 2016 tot en met 25 mei 2016 te Remicourt, België. Bij onherroepelijk arrest van het gerechtshof in Den Haag in 2013 is de verdachte veroordeeld tot 12 maanden gevangenisstraf waarvan drie maanden voorwaardelijk voor voorbereidingshandelingen in het kader van de Opiumwet. Bij onherroepelijk arrest van het gerechtshof in Den Haag in 2012 is de verdachte veroordeeld tot 3 maanden gevangenisstraf waarvan acht maanden voorwaardelijk voor druggerelateerde feiten. De verdachte is dus een recidivist en heeft er geen enkele blijk van gegeven dat hij het strafbare en strafwaardige van zijn gedragingen inziet.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op een afloopbericht toezicht van de reclassering van 26 september 2018.
Op 24 mei 2016, de datum waarop de verdachte is aangehouden en in verzekering gesteld, is de termijn van twee jaar waarbinnen normaal gesproken een strafzaak in redelijkheid tot een einde zou moeten komen, aangevangen. Deze termijn is dus met enkele maanden overschreden. De rechtbank ziet hierin echter geen aanleiding een lagere straf op te leggen.
Het omvangrijke dossier, de vele medeverdachten met hun raadslieden en de te verwachten de duur van de inhoudelijke behandeling, maken dat die inhoudelijke behandeling niet eenvoudig te plannen was. Van een overschrijding van de redelijke termijn is in onder deze omstandigheden in het geheel geen sprake.
De rechtbank is - alles afwegende - van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren met aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering heeft doorgebracht. De rechtbank heeft de ogen niet gesloten voor de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en voor het feit dat hij in oktober 2018, na de aanvang van het onderzoek ter terechtzitting van deze zaak, door een hartinfarct is getroffen, maar is van oordeel dat deze ten opzichte van al hetgeen hiervoor is overwogen onvoldoende gewicht in de schaal leggen om tot een andere strafoplegging te komen.
De rechtbank ziet wat betreft de voorlopige hechtenis aanleiding de schorsing op te heffen. Voor de beslissing tot schorsing van de voorlopige hechtenis was redengevend dat de persoonlijke belangen van de verdachte op 8 juni 2016 zwaarder wogen dan het strafvorderlijk belang bij voortduring van de voorlopige hechtenis. Nu er een veroordeling wordt uitgesproken en een straf is bepaald, mag in het kader van een goede rechtspleging de samenleving ook verwachten dat die gemotiveerde straf zonder dralen ten uitvoer wordt gelegd. Bij een afweging van de persoonlijke belangen van de verdachte enerzijds en de zojuist geschetste strafvorderlijke belangen anderzijds, wegen de strafvorderlijke belangen zwaarder dan de persoonlijke belangen van de verdachte. De ernstige bezwaren en gronden zijn nog onverkort aanwezig, zodat de schorsing van de voorlopige hechtenis zal worden opgeven. Het revalidatieproces dat verdachte zegt te doorlopen, kan hij ook voortzetten als hem rechtens zijn vrijheid is ontnomen.
8. De inbeslaggenomen goederen
8.1
Inbeslaggenomen voorwerpen
Op de beslaglijst van de verdachte staat een telefoon van het merk BlackBerry vermeld (onder 1), evenals een geldbedrag ter hoogte van € 6.300,00 (onder 2).
8.2
De vordering van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben aangegeven dat zij geen vordering zullen doen ten aanzien van de BlackBerry omdat deze telefoon kennelijk al aan de verdachte is teruggegeven. Zij hebben gevorderd dat het onder 2 genummerde voorwerp (een geldbedrag van
€ 6.300,00) zal worden teruggegeven aan de verdachte.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft medegedeeld dat de inbeslaggenomen BlackBerry telefoon aan de verdachte is teruggegeven en bepleit dat het inbeslaggenomen geldbedrag zal worden teruggegeven aan de vrouw van de verdachte omdat zij de rechtmatige eigenaar is van dit geldbedrag.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal bepalen dat het inbeslaggenomen geldbedrag zal worden teruggegeven aan de verdachte. Aangezien de BlackBerry telefoon kennelijk al is teruggegeven aan de verdachte, zal hierover geen beslissing meer worden genomen.
9. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 47, 57 en 140 van het Wetboek van Strafrecht;
- 1, 2 en 6 Wet op de economische delicten;
- 2, 10 en 10a van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst I;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
10. De beslissing
De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de op de tenlastelegging met parketnummer 09/766016-17 onder 1, 2 en 3 en de op de tenlastelegging met parketnummer 09-/767330-15 onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van 09/767330-15 feiten 1 en 2 de eendaadse samenloop van:
medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en te bevorderen, voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
en
medeplegen van opzettelijke overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 2, onder a, van de Wet voorkoming misbruik chemicaliën, meermalen gepleegd;
ten aanzien van 09/766016-17 feiten 1 en 2 de eendaadse samenloop van:
medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en te bevorderen, voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
en
medeplegen van opzettelijke overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 2, onder a, van de Wet voorkoming misbruik chemicaliën, meermalen gepleegd;
ten aanzien van 09/766016-17 feit 3:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
heft op de op 8 juni 2016 bevolen schorsing van de voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.A.G.M. van Rens, voorzitter,
mr. D.E. Alink, rechter,
mr. E.M.A. Vinken, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. J.M.Th. Boeter, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 december 2018.
Bijlage A
Tenlastelegging 09/766016-17, gewijzigd ter terechtzitting van 22 november 2018:
1.
hij op een (of meer) tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 11 januari 2016 tot en met 15 april 2016 te Poeldijk, gemeente Westland en/of Rijswijk en/of 's-Gravenhage en/of Delft en/of Zoetermeer en/of Voorburg, in elk geval in Nederland en/of Belgie, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren van cocaïne en/of (amfetamine en/of MDMA en/of MDEA), in elk geval een materiaal bevattende cocaïne en/of (amfetamine en/of MDMA en/of MDEA, zijnde cocaïne en/of amfetamine en/of MDMA en/of MDEA) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen
- een hoeveelheid chemicalien (zware ammoniak en/of hexaan en/of actieve kool en/of citroenzuur en/of natriumbicarbonaat en/of calciumchloride en/of methylchloride en/of zoutzuur en/of methyl ethyl keton en/of aceton en/of methanol en/of mierenzuur), in elk geval chemicalien bestemd voor de productie van synthetische drugs en/of
- een of meer destillatie-opstelling(en) en/of
- een of meer kristallisatie- opstelling (en) en/of
- materiaal (oa vaten),
voorhanden heeft gehad,
waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en);
2.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 11 januari 2016 tot en met 15 april 2016 te Poeldijk, gemeente Westland en/of Rijswijk en/of
's-Gravenhage en/of Delft en/of Zoetermeer en/of Voorburg, althans in Nederland en/of Belgie, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, als marktdeelnemer, de bevoegde instanties opzettelijk niet in kennis heeft gesteld van (een) voorval(len) met betrekking tot geregistreerde stoffen, dat/die er op wijst/wijzen of kan/kunnen wijzen, dat deze in de handel te brengen geregistreerde stoffen wellicht misbruikt zullen worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen, hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk een (grote) hoeveelheid zoutzuur en/of methyl ethyl keton en/of aceton) verkocht en/of geleverd en/of vervoerd;
3.
hij in of omstreeks de periode van 11 augustus 2015 tot en met 15 april 2016 te
's-Gravenhage en/of Voorburg (gemeente Leidschendam-Voorburg) en/of Zoetermeer en/of Wateringen (gemeente Westland) en/of Poeldijk(gemeente Westland) en/of De Lier (gemeente Westland) en/of Rijswijk en/of Delft en/of elders in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten:
- " het plegen van voorbereidingshandelingen voor het vervaardigen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of aanwezig hebben van MDMA en/of MDEA en/of amfetamine en/of metamfetamine (artikel 10a Opiumwet) en/of
- " het als marktdeelnemer, de bevoegde instanties opzettelijk niet in kennis stellen van (een) voorval(len) met betrekking tot geregistreerde stoffen, dat/die er op wijst/wijzen of kan/kunnen wijzen, dat deze in de handel te brengen geregistreerde stoffen wellicht misbruikt zullen worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen (artikel 2 WVMC).
Tenlastelegging 09/767330-15:
1.
hij op een (of meer) tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 11 augustus 2015 tot en met 10 januari 2016 te De Lier, gemeente Westland en/of 's-Gravenhage en/of Delft, in elk geval in Nederland en/of Belgie, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren van amfetamine en/of MDMA, in elk geval een van een materiaal bevattende amfetamine en/of MDMA, zijnde amfetamine en/of MDMA een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen
- een hoeveelheid chemicalien (apaan en/of BMK en/of zoutzuur en/of zwavelzuur en/of mierenzuur en/of caustic soda en/of formamide en/of methanol en/of (iso)safrol en/of aceton), in elk geval chemicalien bestemd voor de productie van synthetische drugs en/of
- een destillatie-opstelling en/of
- materiaal (oa vaten),
voorhanden heeft gehad,
waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en);
2.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 11 augustus 2015 tot en met 10 januari 2016 te De Lier, gemeente Westland en/of 's- Gravenhage en/of Delft , althans in Nederland en/of Belgie, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, als marktdeelnemer, de bevoegde instanties opzettelijk niet in kennis heeft gesteld van (een) voorval(len) met betrekking tot geregistreerde stoffen,
dat/die er op wijst/wijzen of kan/kunnen wijzen, dat deze in de handel te brengen geregistreerde stoffen wellicht misbruikt zullen worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen, hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk een (grote) hoeveelheid
apaan en/of BMK en/of zoutzuur en/of zwavelzuur en/of PMK en/of (iso)safrol en/of aceton) verkocht en/of geleverd en/of vervoerd.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 06‑12‑2018
Zaaksdossier Komma, p. 286, 412
Zaaksdossier Komma, p. 116
Zaaksdossier Algemeen Dossier Komma, p. 15
Zaaksdossier [straat 1] , p. 48-49
Zaaksdossier Algemeen Dossier Komma, p. 18-22
Zaaksdossier [straat 1] -II, p. 1164 en 1201-1202
Zaaksdossier [straat 1] , p. 950
Zaaksdossier [straat 1] , p. 977-978
Zaaksdossier Algemeen Dossier Komma, p. 93 en p. 113-114
Zaaksdossier [straat 1] , p. 414-415
Zaaksdossier [straat 1] , p. 173
Zaaksdossier [straat 1] , p 422-425
Zaaksdossier [straat 1] , p. 394-395
Zaaksdossier [straat 1] , p. 62-63
Zaaksdossier [straat 1] , p. 403
Zaaksdossier [straat 1] , p. 70
Zaaksdossier Persoonsdossier [medeverdachte 4] Komma, p. 13-17
Zaaksdossier [straat 1] , p. 444
Zaaksdossier [straat 1] , p. 297
Zaaksdossier Persoonsdossier [verdachte] Komma, p. 25
Zaaksdossier [straat 1] , p. 98
Zaaksdossier Algemeen Dossier Komma, p. 94 en 115-117
Zaaksdossier [straat 1] , p. 446
Zaaksdossier [straat 1] , p. 454
Zaaksdossier Persoonsdossier [medeverdachte 3] Komma, p. 61-63
Zaaksdossier Persoonsdossier [medeverdachte 3] Komma, p. 67-68
Zaaksdossier Algemeen Dossier Komma, p. 94-95 en p. 118-119
Zaaksdossier [straat 1] , p. 173
Zaaksdossier [straat 1] 807-812
Zaaksdossier [straat 1] , p. 208-209
Zaakdsdossier [straat 1] , p. 978
Zaaksdossier [straat 1] , p. 539 e.v.
Zaaksdossier [straat 1] , p. 245-261
Zaaksdossier Algemeen Dossier Komma, p. 95-96
Ter terechtzitting door de officieren van justitie overgelegd rapport van het Nederland Forensisch Instituut van 15 oktober 2018
Zaaksdossier Komma, p. 267-269
Zaaksdossier Komma, p. 281
Zaaksdossier Komma, p. 232- 234
Zaaksdossier Algemeen Dossier Komma, p. 96-97 en 120
Ter terechtzitting door de officieren van justitie overgelegd rapport van het NFI van 15 oktober 2018
Zaaksdossier Komma, p. 285-286
Zaaksdossier Komma, p. 235
Zaaksdossier Komma, p. 288-289
Zaaksdossier Komma, p. 291-293
Zaaksdossier Komma, p. 299-301
Zaaksdossier Komma, p. 724
Zaaksdossier Algemeen Dossier Komma, p. 97-98 en 121
Zaaksdossier Komma, p. 249-251
Zaaksdossier Komma, p. 308-311
Zaaksdossier Komma, p. 316-318
Zaaksdossier Algemeen Dossier Komma, p. 98 en 122
Zaaksdossier Komma, p. 420-425, in combinatie met het zaaksdossier Algemeen Dossier Komma, p. 70-72
Zaaksdossier Algemeen Dossier Komma, p. 98-99 en 125
Zaaksdossier Komma, p. 411-412
Zaaksdossier Algemeen Dossier Komma, p. 99
Zaaksdossier Komma, p. 390-391
Zaaksdossier Algemeen Dossier Komma, p. 100 en 124-125
Zaaksdossier Komma, p. 815-820
Zaaksdossier Komma, p. 803
Zaaksdossier Komma, p. 592-593
Zaaksdossier Nieuweweg , p. 63
Zaaksdossier Komma, p. 728-732