RvdW 2018/624
Verjaring rechtsvordering tegen verzekeraar tot doen uitkering; art 7:942 (oud) BW. Overgangsrecht; art. 68a lid 1 en art. 75 lid 1 Ow NBW; onmiddellijke werking naar maatstaven redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar?
HR 18-05-2018, ECLI:NL:HR:2018:726
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
18 mei 2018
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, A.H.T. Heisterkamp, G. Snijders, M.V. Polak, C.H. Sieburgh
- Zaaknummer
17/02320
- Conclusie
A-G mr. W.L. Valk
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Vermogensrecht / Rechtsvorderingen
Verzekeringsrecht / Schadeverzekering
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:726, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 18‑05‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:245, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 09‑03‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 10‑05‑2017
- Wetingang
Art. 7:942 (oud) BW; art. 76 Ow NBW
Essentie
Verjaring rechtsvordering tegen verzekeraar tot doen uitkering; art 7:942 (oud) BW. Overgangsrecht; art. 68a lid 1 en art. 75 lid 1 Ow NBW; onmiddellijke werking naar maatstaven redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar?
Vervolg op HR 18 december 2015, NJ 2016/109, m.nt. T.F.E. Tjong Tjin Tai.
De wetgever heeft voor de formulering van de tweede grond van art. 75 lid 1 Ow NBW (inhoudende dat de Ow NBW in zaken van overgangsrecht buiten beschouwing blijft indien de toepassing onder de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.