NJB 2017/1034
Omgangsondertoezichtstelling. Motiveringseisen. Hoge Raad: Met ingang van 1 januari 2015 is de wettelijke regeling van de ondertoezichtstelling gewijzigd. Bij de beoordeling van de vraag of een ‘omgangsondertoezichtstelling’ kan worden opgelegd, komt onverminderd betekenis toe aan de maatstaf die in de rechtspraak van de Hoge Raad is ontwikkeld in verband met de tot 1 januari 2015 geldende wettelijke regeling
HR 21-04-2017, ECLI:NL:HR:2017:766
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
21 april 2017
- Magistraten
Mrs. A.M.J. van Buchem-Spapens, M.V. Polak, M.J. Kroeze
- Zaaknummer
16/05779
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Gezag en omgang
Personen- en familierecht / Kinderbescherming
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2017:766, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 21‑04‑2017
ECLI:NL:PHR:2017:76, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 10‑02‑2017
Beroepschrift, Hoge Raad, 30‑11‑2016
- Wetingang
(art. 1:255 lid 1 BW; art. 1:254(oud) BW)
Essentie
Omgangsondertoezichtstelling. Motiveringseisen. Hoge Raad: Met ingang van 1 januari 2015 is de wettelijke regeling van de ondertoezichtstelling gewijzigd. Bij de beoordeling van de vraag of een ‘omgangsondertoezichtstelling’ kan worden opgelegd, komt onverminderd betekenis toe aan de maatstaf die in de rechtspraak van de Hoge Raad is ontwikkeld in verband met de tot 1 januari 2015 geldende wettelijke regeling
Partij(en)
De moeder, adv. mr. F.I. van Dorsser, vs. de vader, niet verschenen.
Uitspraak
Feiten en procesverloop
Uit een affectieve relatie is in 2014 een dochter geboren. De vader heeft de dochter erkend. Bij beschikking van 28 januari 2015 heeft ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.