Einde inhoudsopgave
Verordening (EG) Nr. 2160/2003 inzake de bestrijding van salmonella en andere specifieke door voedsel overgedragen zoönoseverwekkers
Artikel 5 Nationale bestrijdingsprogramma's
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2013
- Bronpublicatie:
13-05-2013, PbEU 2013, L 158 (uitgifte: 10-06-2013, regelingnummer: 517/2013)
- Inwerkingtreding
01-07-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
09-12-2011, Trb. 2012, 24 (uitgifte: 03-02-2012, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Afhankelijke geldigheid
Treedt in werking onder voorbehoud van en op de datum van de inwerkingtreding van het Verdrag betreffende de toetreding van Kroatië (09-12-2011, Trb. 2012, 24).
- Vakgebied(en)
EU-recht / Algemeen
Agrarisch recht (V)
Gezondheidsrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Teneinde de communautaire doelstellingen van artikel 4 te verwezenlijken stellen de lidstaten nationale bestrijdingsprogramma's vast voor elke in de lijst in bijlage I opgenomen zoönose en zoönoseverwekker. Nationale bestrijdingsprogramma's houden rekening met de geografische verspreiding van zoönoses binnen elke lidstaat en met de financiële implicaties die doeltreffende controles met zich meebrengen voor primaire producenten en exploitanten van levensmiddelen- of diervoederbedrijven.
2.
De nationale bestrijdingsprogramma's hebben een continu karakter en een looptijd van ten minste drie opeenvolgende jaren.
3.
De nationale bestrijdingsprogramma's:
- a)
voorzien in de opsporing van zoönoses en zoönoseverwekkers overeenkomstig de in bijlage II vastgestelde eisen en minimumbemonsteringsvoorschriften;
- b)
bepalen de respectieve verantwoordelijkheden van de bevoegde autoriteiten en van de exploitanten van levensmiddelen- of diervoederbedrijven;
- c)
geven aan welke bestrijdingsmaatregelen moeten worden genomen ingeval zoönoses en zoönoseverwekkers worden opgespoord, in het bijzonder ter bescherming van de volksgezondheid, met inbegrip van de in bijlage II vermelde specifieke maatregelen;
- d)
bieden de mogelijkheid om de voortgang van de nationale bestrijdingsprogramma's te evalueren en de programma's eventueel te herzien, vooral in het licht van de resultaten die zijn verkregen bij de opsporing van zoönoses en zoönoseverwekkers.
4.
De nationale bestrijdingsprogramma's hebben betrekking op ten minste de volgende stadia van de voedselketen:
- a)
de productie van diervoeders;
- b)
de primaire dierlijke productie;
- c)
de verwerking en bereiding van levensmiddelen van dierlijke oorsprong.
5.
De nationale bestrijdingsprogramma's bevatten waar van toepassing bepalingen met betrekking tot de testmethoden en de criteria aan de hand waarvan de resultaten van die tests worden beoordeeld, voor het testen van op het nationale grondgebied verzonden dieren en broedeieren in het kader van de officiële controles als bedoeld in bijlage II, deel A.
6.
De in bijlage II vastgestelde eisen en minimumbemonsteringsvoorschriften kunnen door de Commissie worden gewijzigd, aangepast of aangevuld, met name rekening houdende met de in artikel 4, lid 6, onder c), vermelde criteria. Deze maatregelen, die niet-essentiële onderdelen van deze verordening beogen te wijzigen, worden vastgesteld volgens de in artikel 14, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.
7.
Uiterlijk zes maanden nadat de in artikel 4 bedoelde communautaire doelstellingen zijn vastgelegd, dienen de lidstaten bij de Commissie een nationaal bestrijdingsprogramma in en lichten zij de uit te voeren maatregelen toe.
Voor Bulgarije en Roemenië is, indien de datum van indiening van de nationale bestrijdingsprogramma's voor de andere lidstaten reeds is verstreken, de indieningsdatum de toetredingsdatum.
Voor Kroatië is, indien de datum van indiening van de nationale bestrijdingsprogramma's voor de andere lidstaten reeds is verstreken, de indieningsdatum de toetredingsdatum.