Einde inhoudsopgave
Wetboek van Strafvordering
Artikel 55b [Bevoegdheden bij aanhouding]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2013
- Bronpublicatie:
12-07-2012, Stb. 2012, 316 (uitgifte: 16-07-2012, kamerstukken: 32822)
- Inwerkingtreding
01-01-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-07-2012, Stb. 2012, 317 (uitgifte: 16-07-2012, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Voorfase
1.
De bij of krachtens artikel 141 aangewezen ambtenaren alsmede bepaalde door Onze Minister van Veiligheid en Justitie aangewezen categorieën van andere personen, belast met de opsporing van strafbare feiten, zijn bevoegd een staande gehouden of aangehouden verdachte aan zijn kleding te onderzoeken, alsmede voorwerpen die hij bij zich draagt of met zich mee voert te onderzoeken, een en ander voor zover zulks noodzakelijk is voor de vaststelling van zijn identiteit.
2.
De ambtenaren, bedoeld in het eerste lid, oefenen de bevoegdheden, bedoeld in het eerste lid, alleen dan in het openbaar uit, indien dit redelijkerwijs noodzakelijk is om wegmaking of beschadiging van voorwerpen waaruit de identiteit van die verdachte zou kunnen blijken, te voorkomen.
3.
Van de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in het tweede lid, maken zij proces-verbaal op, dat aan de officier van justitie ter beschikking wordt gesteld.