Einde inhoudsopgave
Penitentiaire beginselenwet
Artikel 23 [Uitsluiting van deelname aan activiteiten]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-1999
- Bronpublicatie:
18-06-1998, Stb. 1998, 430 (uitgifte: 21-07-1998, kamerstukken: 24263)
- Inwerkingtreding
01-01-1999
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
09-11-1998, Stb. 1998, 623 (uitgifte: 01-01-1998, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Penitentiair recht / Algemeen
1.
De directeur kan een gedetineerde uitsluiten van deelname aan een of meer activiteiten:
- a.
indien dit in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel van een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming noodzakelijk is;
- b.
indien dit ter bescherming van de betrokken gedetineerde noodzakelijk is;
- c.
in geval van ziekmelding of ziekte van de betrokken gedetineerde;
- d.
indien de gedetineerde hierom verzoekt en de directeur dit verzoek redelijk en uitvoerbaar oordeelt.
2.
De uitsluiting ingevolge het eerste lid, onder a of b, duurt ten hoogste twee weken. De directeur kan deze uitsluiting telkens voor ten hoogste twee weken verlengen, indien hij tot het oordeel is gekomen dat de noodzaak tot uitsluiting nog bestaat.
3.
Indien onverwijlde tenuitvoerlegging van de uitsluiting, bedoeld in het eerste lid, onder a of b, geboden is, kan een ambtenaar of medewerker de maatregel, bedoeld in het eerste lid, voor een periode van ten hoogste vijftien uren treffen.