HR, 19-04-2011, nr. 09/02962 E
ECLI:NL:HR:2011:BP6458
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
19-04-2011
- Zaaknummer
09/02962 E
- Conclusie
Mr. Knigge
- LJN
BP6458
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2011:BP6458, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 19‑04‑2011; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2011:BP6458
ECLI:NL:PHR:2011:BP6458, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 22‑02‑2011
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2011:BP6458
- Vindplaatsen
Uitspraak 19‑04‑2011
Inhoudsindicatie
Bewijsklacht. Uit de bm kan niet worden afgeleid dat verdachte de snorder was.
19 april 2011
Strafkamer
nr. 09/02962
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, Economische Kamer, van 9 juni 2009, nummer 23/007136-07, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1954, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben mr. J. Kuijper en mr. M. Mulder, beiden advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt onder meer dat de bewezenverklaring niet naar de eis der wet met redenen is omkleed, nu uit de bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat het verdachte is geweest die de bewezenverklaarde gedraging heeft verricht.
2.2.1. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op 22 mei 2007 te Amsterdam op voor het openbaar verkeer openstaande wegen, met een auto voorzien van het kenteken [AA-00-BB] taxivervoer heeft verricht en aangeboden zonder een daartoe verleende vergunning."
2.2.2. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
a. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten:
"Op dinsdag 22 mei 2007 bevonden wij, verbalisanten, ons in burger gekleed en in een onopvallend dienstvoertuig op de openbare weg, de Dolingadreef, te Amsterdam. Ter hoogte van de kruising met de Charlotte Brontestraat zagen wij twee personen staan. Dit betroffen twee vrouwen. Direct hierna zagen wij een personenauto van het merk Suzuki, type Swift, blauw van kleur en voorzien van het kenteken [AA-00-BB] naast de personen stoppen. Wij, verbalisanten, zagen dat de twee personen in de genoemde Suzuki stapten.
Direct hebben wij, verbalisanten, de Suzuki gevolgd. Wij, verbalisanten, zagen dat de Suzuki stopte bij de flat Hogevecht te Amsterdam. Aldaar stapten de twee vrouwen uit en reed de bestuurder van de Suzuki weg in de richting van de Karspeldreef.
Direct hierna hebben wij (het hof begrijpt: verbalisanten) de twee vrouwen aangesproken.
Deze bevestigden dat zij zojuist door een zogeheten "snorder" waren afgezet en 2,50 euro hadden betaald. Een van de vrouwen is vervolgens als getuige gehoord. Het verhoor is per afzonderlijk proces-verbaal gerelateerd.
Na het verhoor hebben wij, verbalisanten, onze burgersurveillance weer voortgezet. Wij, verbalisanten, zagen de eerdergenoemde Suzuki stilstaan op de hoek van Eeftink met de Daalwijkdreef. Wij, verbalisanten, zagen dat een man instapte in de Suzuki en plaatsnam op de passagiersstoel. Vervolgens hebben wij de Suzuki weer gevolgd. Wij zagen vervolgens dat de Suzuki stopte bij de parkeergarage Haardstee en dat de man uitstapte.
De bestuurder reed vervolgens weg in de richting van de Foppingadreef.
Wij, verbalisanten, zijn achter de man aangelopen en hebben hem aangesproken. De man bevestigde dat hij zojuist door een zogeheten "snorder" was afgezet bij Haardstee en dat hij 2,50 euro had betaald. De man is vervolgens als getuige gehoord. Het verhoor is per afzonderlijk proces-verbaal gerelateerd."
b. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 2], voor zover inhoudende:
- als vraag van de verbalisant:
"U bent zojuist uit een personenauto gestapt. Ik vermoed dat het een snorder betreft, klopt dat?"
- als verklaring van [betrokkene 1]:
"Ja."
- als vraag van de verbalisant:
"Hoe wist u dat het een snorder was?"
- als verklaring van [betrokkene 1]:
"Hij toeterde en maakte een handbeweging."
- als vraag van de verbalisant:
"Waar bent u ingestapt?"
- als verklaring van [betrokkene 1]:
"Op de Charlotte Brontestraat."
- als vraag van de verbalisant:
"Welk bedrag heeft u voor het ritje betaald en zijn er van te voren prijsafspraken gemaakt?"
- als verklaring van [betrokkene 1]:
"Het was 2,50 euro en dat is standaard."
c. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 2], voor zover inhoudende:
- als vraag van de verbalisant:
"U bent zojuist uit een personenauto gestapt. Ik vermoed dat het een snorder betreft, klopt dat?"
- als verklaring van [betrokkene 2]:
"Ja dat klopt."
- als vraag van de verbalisant:
"Hoe wist u dat het een snorder was?"
- als verklaring van [betrokkene 2]:
"Hij toeterde en maakte een handbeweging."
- als vraag van de verbalisant:
"Waar bent u ingestapt?"
- als verklaring van [betrokkene 2]:
"lk ben ingestapt op Eeftink."
- als vraag van de verbalisant:
"Welk bedrag heeft u voor het ritje betaald en zijn er van te voren prijsafspraken gemaakt?"
- als verklaring van [betrokkene 2]:
"Nee het is een standaardbedrag van 2,50 euro."
2.3. Uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen kan niet volgen dat het de verdachte is geweest die de bewezenverklaarde gedraging heeft verricht. Het Hof heeft de bewezenverklaring in dat opzicht derhalve onvoldoende gemotiveerd, zodat het middel, voor zover het daarover klaagt, doel treft.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het middel voor het overige geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam, Economische Kamer, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren C.H.W.M. Sterk en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 19 april 2011.
Conclusie 22‑02‑2011
Mr. Knigge
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1.
Het Gerechtshof Amsterdam heeft verdachte bij arrest van 9 juni 2009 wegens ‘Overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 4 van de Wet personenvervoer 2000’ veroordeeld tot een geldboete van € 1.000,-, waarvan € 750,- voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast heeft het Hof een geldbedrag van € 8,- verbeurd verklaard en heeft het Hof de teruggave aan verdachte gelast van een inbeslaggenomen geldbedrag van € 207,07.
2.
Tegen deze uitspraak is namens verdachte cassatieberoep ingesteld.
3.
Namens verdachte hebben mrs. J. Kuijper en M. Mulder, advocaten te Amsterdam, één middel van cassatie voorgesteld.
4.
Het middel klaagt over de motivering van de bewezenverklaring.
5.
Ten laste van verdachte is bewezenverklaard dat hij:
‘op 22 mei 2007 te Amsterdam op voor het openbaar verkeer openstaande wegen, met een auto voorzien van het kenteken [AA-00-BB] taxivervoer heeft verricht en aangeboden zonder een daartoe verleende vergunning.’
6.
Uit de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat verschillende personen op 22 mei 2007 in Amsterdam door een personenauto, te weten een blauwe Suzuki Swift, zijn vervoerd en dat die personen voor dat vervoer een bedrag van € 2,50 hebben betaald. Het middel betoogt terecht dat uit de gebezigde bewijsmiddelen echter niet kan worden afgeleid dat verdachte degene was die op 22 mei 2007 dat taxivervoer heeft verricht. De bewezenverklaring vindt ten aanzien van het daderschap van verdachte dus geen steun in de gebezigde bewijsmiddelen. Het middel slaagt dan ook, ondanks het feit dat de verdachte ter zitting in hoger beroep heeft erkend dat hij op 22 mei 2007 de in de bewezenverklaring genoemde auto heeft bestuurd en dat hij daarin personen heeft vervoerd.
7.
Het middel klaagt ook nog dat uit de bewijsmiddelen niet blijkt dat het taxivervoer is verricht zonder een (voor het verrichten van taxivervoer verleende) vergunning.1. Of het Hof uit de uit de bewijsmiddelen blijkende gang van zaken, in combinatie met de voor het bewijs gebezigde verklaringen van getuigen dat zij door een ‘snorder’ waren vervoerd, heeft kunnen afleiden dat het vervoer zonder vergunning plaatsvond, is een vraag die — gelet op de onder punt 6 bereikte conclusie — geen beantwoording behoeft.2.
8.
Het middel slaagt.
9.
Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
10.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden,
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 22‑02‑2011
Door of namens de verdachte is niet betwist dat zonder vergunning werd gereden. Verdachte heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat hij in de buurt is gaan rijden om op die manier met mensen in contact te komen. Hij zou de mensen die hij vervoerde nooit om geld hebben gevraagd; de mensen betaalden gewoon, aldus de verdachte. In aanvulling hierop heeft de raadsvrouw van verdachte ter zitting in hoger beroep nog aangevoerd dat verdachte ‘niet de intentie [had] om taxivervoer te verrichten zonder vergunning’.