Einde inhoudsopgave
Burgerlijk ambtenarenreglement defensie
Artikel 10 Verklaring omtrent gedrag; veiligheidsonderzoek vertrouwensfunctie
Geldend
Geldend vanaf 02-08-2006. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 05-09-2005
- Bronpublicatie:
03-07-2006, Stb. 2006, 353 (uitgifte: 01-01-2006, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
02-08-2006, terugwerkend tot: 05-09-2005
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
03-07-2006, Stb. 2006, 353 (uitgifte: 01-01-2006, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Arbeidsovereenkomstenrecht
Ambtenarenrecht / Arbeidsvoorwaarden
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Onze Minister kan, met uitzondering van het geval, bedoeld in het tweede lid, van de betrokkene eisen dat deze een verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in de Wet justitiële gegevens overlegt.
2.
Aanstelling in een vertrouwensfunctie als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, van de Wet veiligheidsonderzoeken is slechts mogelijk, indien ten aanzien van de betrokkene een verklaring als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van die wet is afgegeven.
3.
Bij wijziging van een tijdelijk in een vast dienstverband dan wel in geval van wijziging van tewerkstelling in een andere niet-vertrouwensfunctie wordt geen verklaring omtrent het gedrag verlangd, tenzij naar het oordeel van Onze Minister dit noodzakelijk wordt geacht.
4.
Een veiligheidsonderzoek als bedoeld in het tweede lid, wordt pas ingesteld, als naar het oordeel van Onze Minister de betrokkene geschikt en bekwaam is voor de betreffende functie.