Einde inhoudsopgave
Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien (Europees Octrooiverdrag)
Artikel 24 Verschoning en wraking
Geldend
Geldend vanaf 13-12-2007
- Bronpublicatie:
28-06-2001, Trb. 2013, 127 (uitgifte: 06-08-2013, regelingnummer: CA/D18/01)
- Inwerkingtreding
13-12-2007
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-12-2007, Trb. 2007, 233 (uitgifte: 21-12-2007, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Intellectuele-eigendomsrecht / Octrooirecht
Internationaal privaatrecht / Bijzondere onderwerpen
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
De leden van de kamers van beroep en van de Grote Kamer van beroep mogen niet aan de behandeling van een zaak deelnemen, indien zij bij de zaak een persoonlijk belang hebben, indien zij daarin voordien in de hoedanigheid van vertegenwoordiger van een van de partijen zijn opgetreden of indien zij hebben deelgenomen aan de beslissing waartegen beroep is ingesteld.
2.
Indien een lid van een kamer van beroep of van de Grote Kamer van beroep, om een van de in het eerste lid genoemde redenen of om enige andere reden, van oordeel is dat hij niet kan deelnemen aan de behandeling van een zaak, stelt hij de kamer hiervan in kennis.
3.
De leden van een kamer van beroep of van de Grote Kamer van beroep kunnen door elke partij worden gewraakt om een van de in het eerste lid genoemde redenen of indien aan hun onpartijdigheid kan worden getwijfeld. De wraking is niet-ontvankelijk indien de betrokken partij een proceshandeling heeft verricht, ofschoon zij reeds kennis droeg van de reden tot wraking. Wraking kan niet zijn gegrond op de nationaliteit van leden.
4.
In de gevallen bedoeld in het tweede en derde lid beslissen de kamer van beroep en de Grote Kamer van beroep zonder dat het desbetreffende lid daaraan deelneemt. Voor het nemen van deze beslissing wordt het gewraakte lid in de kamer vervangen door zijn plaatsvervanger.