Einde inhoudsopgave
Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien (Europees Octrooiverdrag)
Artikel 23 Onafhankelijkheid van de leden van de kamers
Geldend
Geldend vanaf 13-12-2007
- Bronpublicatie:
28-06-2001, Trb. 2013, 127 (uitgifte: 06-08-2013, regelingnummer: CA/D18/01)
29-11-2000, Trb. 2002, 64 (uitgifte: 25-03-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
13-12-2007
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-12-2007, Trb. 2007, 233 (uitgifte: 21-12-2007, kamerstukken/regelingnummer: -)
21-12-2007, Trb. 2007, 233 (uitgifte: 01-01-2007, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Intellectuele-eigendomsrecht / Octrooirecht
Internationaal privaatrecht / Bijzondere onderwerpen
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
De leden van de Grote Kamer van beroep en van de kamers van beroep worden voor een periode van vijf jaar benoemd en zij kunnen in deze periode niet van hun functie worden ontheven, tenzij daarvoor ernstige redenen bestaan en als de Raad van Bestuur, op voorstel van de Grote Kamer van beroep, een daartoe strekkend besluit heeft genomen. Niettegenstaande het bepaalde in de eerste volzin, eindigt de zittingstermijn van leden van de kamers indien zij aftreden of met pensioen gaan in overeenstemming met het Ambtenarenreglement van het Europees Octrooibureau.
2.
De leden van de kamers mogen geen lid zijn van de aanvraagafdeling, de onderzoeksafdelingen, de oppositieafdelingen of de juridische afdeling.
3.
De leden van de kamers zijn bij hun beslissingen aan geen enkele aanwijzing gebonden en dienen uitsluitend de bepalingen van dit Verdrag in acht te nemen.
4.
De reglementen voor de procesvoering van de kamers van beroep en van de Grote Kamer van beroep worden vastgesteld in overeenstemming met het Uitvoeringsreglement. Zij behoeven de goedkeuring van de Raad van Bestuur.