NJ 2015/327
Geen hoofdelijke aansprakelijkheid met terugwerkende kracht. Voor het opleggen van een hoofdelijke betalingsverplichting a.b.i. art. 36e.7 Sr is niet vereist dat de mededader die met de betrokkene uit het strafbaar feit ‘gemeenschappelijk voordeel’ heeft behaald, voor dat feit is veroordeeld.
HR 07-07-2015, ECLI:NL:HR:2015:1781, m.nt. J.M. Reijntjes
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
7 juli 2015
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, H.A.G. Splinter-van Kan, Y. Buruma
- Zaaknummer
13/02919 P
- Conclusie
A-G mr. E.J. Hofstee
- Noot
J.M. Reijntjes
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS124065:1
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2015:1781, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 07‑07‑2015
ECLI:NL:PHR:2015:1000, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 21‑04‑2015
Beroepschrift, Hoge Raad, 01‑11‑2013
Essentie
Geen hoofdelijke aansprakelijkheid met terugwerkende kracht. Voor het opleggen van een hoofdelijke betalingsverplichting a.b.i. art. 36e.7 Sr is niet vereist dat de mededader die met de betrokkene uit het strafbaar feit ‘gemeenschappelijk voordeel’ heeft behaald, voor dat feit is veroordeeld.
Partij(en)
Arrest op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 21 mei 2013, nummer 21/004778-12, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van H. Adv. mr. N. van der Laan, te Amsterdam.
Voorgaande uitspraak
Cassatiemiddel:
(zie 3.1; red.)