Einde inhoudsopgave
Contractuele samenwerkingsverbanden in de BTW (FM nr. 133) 2009/24.1
24.1 Inleiding
A.J. van Doesum, datum 01-01-2009
- Datum
01-01-2009
- Auteur
A.J. van Doesum
- JCDI
JCDI:ADS369428:1
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting (V)
Onbekend (V)
Omzetbelasting / Algemeen
Europees belastingrecht / Richtlijnen EU
Omzetbelasting / Aftrek en teruggaaf
Fiscaal ondernemingsrecht (V)
Omzetbelasting / Belastingplichtige en -schuldige
Ondernemingsrecht / Personenvennootschappen
Europees belastingrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Wetsvoorstel 28 746, Vaststelling van titel 7.13 (vennootschap) van het Burgerlijk Wetboek, Kamerstukken II 2002/03, 28 746, nr. 2 (Voorstel van Wet) en Kamerstukken I 2004/05, 28 746, A (Gewijzigd voorstel van Wet), na aanpassing daarvan door het wetsvoorstel Invoeringswet titel 7.13 BW (Kamerstukken II 2006/07, 31 065, nr. 2), de eerste, tweede en derde Nota van Wijziging daarop (Kamerstukken II 2007/08, 31 065, nr. 9, 11 en 13).
Bij (zeer) grote personenvennootschappen wordt evenwel de facto het intuitu personae karakter in meer of mindere mate naar de achtergrond gedrukt.
Advocaten, notarissen, accountants, artsen en architecten maken veelvuldig gebruik van de personenvennootschap als ondernemingsvorm. Wj. Slagter e.a., Personenassociaties, Kluwer, Deventer (losbl.), onderdeel 1, hoofdstuk 1, paragraaf 1, nr. 2 (Motieven voor oprichting).
Bijvoorbeeld man-vrouw firma’s, familievennootschappen. R.H. Flören, Dynamiek van het familiebedrijf, WPNR 2005/6647, blz. 979. Zie ook: J.B. Huizink, Contractuele samenwerkingsvormen in beroep en bedrijf, Kluwer, Deventer, 2000, blz. 5.
T.P. van Duuren, De joint venture-vennootschap (diss.), Boom Juridische uitgevers, Den Haag, 2002, blz. 3-7, Pitlo / Raaijmakers, Ondernemingsrecht, Kluwer, Deventer, 2006, blz. 69 en Wj. Slagter e.a., Personenassociaties, Kluwer, Deventer (losbl.), onderdeel 1, hoofdstuk 1, paragraaf 1, nr. 2 (Motieven voor oprichting). Zie ook: Kamerstukken II 2006/07, 31 065, nr. 3 (MvT), blz. 35.
Beleggingsfondsen, zoals scheepvaart-CV’s, film-CV’s en vastgoed-CV’s (zie: paragraaf 7.2.7).
Wj. Slagter e.a., Personenassociaties, Kluwer, Deventer (losbl.), onderdeel 1, hoofdstuk 1, paragraaf 1, nr. 2 (Motieven voor oprichting).
Indien een zeeschip, respectievelijk een binnenschip blijkens de openbare registers aan twee of meer personen gezamenlijk toebehoort, bestaat tussen hen een rederij. Wordt een dergelijk schip onder een gemeenschappelijke naam geëxploiteerd, dan is naar huidig recht sprake van een (personen)vennootschap. Zie: Kamerstukken II 2002/03, 28 746, nr. 3 (MvT), blz. 9.
De personenvennootschap als samenwerkingsvorm past bij een intensieve samenwerking. Een personenvennootschap vereist dat partijen vermogensbestanddelen bijeen brengen, dat geen van de partijen wordt uitgesloten van de goede kansen van de samenwerking, dat op een actieve wijze wordt samengewerkt en dat – althans in het geval van een openbare vennootschap – naar buiten toe wordt opgetreden als een entiteit. Onder de vigeur van titel 7.13 BW (zie hierna), kunnen personenvennootschappen zelfs (bijzondere) rechtspersonen zijn. Feitelijke samenwerkingsverbanden (zie over dit begrip paragraaf 24.2.2) worden door de wet niet als rechtspersoon erkent, maar zij bevinden zich over het algemeen wel op het derde niveau van samenwerking. Een en ander is schematisch als volgt weer te geven:
Figuur 51. Personenvennootschappen en feitelijke samenwerkingsverbanden
Met betrekking tot de personenvennootschappen stonden op het moment van het afsluiten van dit manuscript (1 januari 2009) ingrijpende veranderingen in het Burgerlijk Wetboek op stapel (wetsvoorstel personenvennootschappen, tot vaststelling van titel 7.13 BW).1 Lange tijd heeft het erop geleken dat het betreffende wetsvoorstel in 2008 of uiterlijk op 1 januari 2009 tot wet zou worden verheven. Deze datum is echter niet gehaald. Om de bruikbaarheid van dit document zoveel mogelijk te garanderen voor de toekomst, heb ik ervoor gekozen van komend recht uit te gaan. Ik heb me gebaseerd op de teksten die op de afsluitdatum van dit manuscript beschikbaar waren. Een en ander betekent dat ik in dit hoofdstuk verwijs naar artikelen uit het wetsvoorstel. Waar relevant, zijn verwijzingen opgenomen naar de situatie onder het recht dat op de afsluitdatum gold.
De voorgestelde titel 7.13 BW regelt het (personen)vennootschappenrecht. Zolang titel 7.13 BW niet in werking is getreden, worden vier typen vennootschap onderscheiden (stille maatschap, openbare maatschap, vennootschap onder firma en commanditaire vennootschap). Onder de vigeur van titel 7.13 BW zal de wet drie typen vennootschap kennen (stille vennootschap, openbare vennootschap en commanditaire vennootschap). Een belangrijke wijziging is dat de openbare vennootschap (hierna: “OV”) en de commanditaire vennootschap (hierna: “CV”) rechtspersoonlijkheid kunnen verkrijgen.
Ongewijzigd blijft dat personenvennootschappen contractuele samenwerkingsverbanden zijn, die in beginsel worden aangegaan met het oog op de persoon van de ander (intuitu personae).2 Ook een OV of CV met rechtspersoonlijkheid (hierna: “OVR”, respectievelijk “CVR”) is en blijft een contractuele samenwerkingsvorm.
Personenvennootschappen worden als samenwerkingsvorm bij de uitoefening van de vrije beroepen gebruikt3, in het midden- en klein bedrijf als ondernemingsvorm voor de gezamenlijke uitoefening van een bedrijf4, maar zij worden ook gebruikt als rechtsvorm voor joint ventures tussen grotere ondernemingen, waaronder multinationals.5 Personenvennootschappen en in het bijzonder commanditaire vennootschappen worden bovendien vaak ingezet als beleggingsvehikels.6 In de landbouw komen personenvennootschappen veelvuldig voor. Ook in de bouwsector wordt dikwijls gebruik gemaakt van de personenvennootschap als (tijdelijke) ondernemingsvorm.7 In de scheepvaart wordt wel gebruik gemaakt van de aan de personenvennootschappen verwante “rederij”. Strikt genomen kan een rederij echter niet als een personenvennootschap worden aangemerkt. Aan de rederij komt onder de werking van titel 7.13 BW weinig belang meer toe.8 In dit onderzoek laat ik deze samenwerkingsvorm buiten beschouwing.
Hoewel de personenvennootschap dus een veelgebruikte samenwerkingsvorm is, zijn de btw-gevolgen van de handelingen die plaatsvinden in het kader van vennootschapsovereenkomsten nog altijd niet uitgekristalliseerd. Anders dan in het burgerlijk recht en in de directe belastingen, wordt de personenvennootschap in de btw als een niet-transparante, maatschappelijk zelfstandige entiteit behandeld. Aan de vennoten komt bovendien ook een afzonderlijke plaats toe in de btw. Deze bijzonderheden leiden ertoe dat er tal van onbeantwoorde vragen bestaan ten aanzien van personenvennootschappen in de btw.