Einde inhoudsopgave
Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Spaanse Staat tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen
Artikel 25
Geldend
Geldend vanaf 20-09-1972
- Bronpublicatie:
16-06-1971, Trb. 1971, 144 (uitgifte: 13-08-1971, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
20-09-1972
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-11-1972, Trb. 1972, 141 (uitgifte: 01-01-1972, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal belastingrecht (V)
Internationaal belastingrecht / Voorkoming van dubbele belasting
Internationaal belastingrecht / Belastingverdragen
1.
Nederland is bevoegd bij het heffen van belasting van zijn inwoners in de grondslag waarnaar de belasting wordt geheven, de bestanddelen van het inkomen of het vermogen te begrijpen die overeenkomstig de bepalingen van deze Overeenkomst in Spanje mogen worden belast.
2.
Onder voorbehoud van de toepassing van de bepalingen betreffende de verliescompensatie in de eenzijdige voorschriften tot het vermijden van dubbele belasting, verleent Nederland een vermindering op het overeenkomstig het eerste lid van dit artikel berekende belastingbedrag. Deze vermindering is gelijk aan dat gedeelte van het belastingbedrag dat tot dat belastingbedrag in dezelfde verhouding staat, als het gedeelte van het inkomen of van het vermogen dat in de in het eerste lid van dit artikel bedoelde grondslag is begrepen en dat volgens de artikelen 6, 7, 10, zesde lid, 11, vierde lid, 12, vijfde lid, 14, eerste en tweede lid, 15, 16, eerste lid, 17, eerste lid, 18, 20 en 24, eerste en tweede lid, van deze Overeenkomst in Spanje mag worden belast, staat tot het bedrag van het gehele inkomen of vermogen dat de in het eerste lid van dit artikel bedoelde grondslag vormt.
Nederland verleent voorts een vermindering op de aldus berekende belasting voor die bestanddelen van het inkomen die volgens de artikelen 10, tweede lid, 11, tweede lid, en 12, tweede lid, in Spanje mogen worden belast en die in de in het eerste lid van dit artikel bedoelde grondslag zijn begrepen. Het bedrag van deze vermindering is het laagste van de volgende bedragen:
- a)
het bedrag dat gelijk is aan de in Spanje geheven belasting;
- b)
het bedrag van de Nederlandse belasting dat tot het overeenkomstig het eerste lid van dit artikel berekende belastingbedrag in dezelfde verhouding staat, als het bedrag van de genoemde bestanddelen van het inkomen staat tot het bedrag van het inkomen dat de in het eerste lid van dit artikel bedoelde grondslag vormt.
3.
Indien een inwoner van Spanje inkomen verkrijgt of vermogen bezit dat overeenkomstig de bepalingen van deze Overeenkomst in Nederland mag worden belast, stelt Spanje, behoudens de bepalingen van het vierde lid, dat inkomen of vermogen vrij van belasting; Spanje mag evenwel, bij het berekenen van de belasting over het overige inkomen of vermogen van die persoon, het belastingtarief toepassen, dat van toepassing zou zijn geweest, indien het vrijgestelde inkomen of vermogen niet was vrijgesteld.
4.
Indien een inwoner van Spanje inkomen verkrijgt dat overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 10, tweede en derde lid, 11, tweede lid, en 12, tweede lid, in Nederland mag worden belast, en dat niet is vrijgesteld van Spaanse belasting, verleent Spanje een vermindering op de belasting naar het inkomen van die persoon tot een bedrag dat gelijk is aan de in Nederland betaalde belasting. Deze vermindering overschrijdt evenwel niet dat deel van de belasting, zoals deze berekend is vóór het verlenen van de vermindering, dat aan het uit Nederland verkregen inkomen kan worden toegerekend. In deze gevallen wordt de in Nederland betaalde belasting in overeenstemming met de bepalingen van de voorgaande zinnen ook op de desbetreffende Spaanse voorheffingen in mindering gebracht.
5.
Indien verliezen, die een onderneming in een in Nederland gevestigde vaste inrichting heeft geleden, overeenkomstig de Spaanse wetgeving, voor het vaststellen van haar belasting in Spanje daadwerkelijk in mindering zijn gebracht op de voordelen van die onderneming, vindt de in het derde lid voorziene vrijstelling geen toepassing op de aan die vaste inrichting toe te rekenen voordelen van andere belastingtijdvakken, voor zover die voordelen ook in Nederland in enig belastingtijdvak van belasting zijn vrijgesteld, doordat de boven bedoelde verliezen met die voordelen zijn verrekend.