Proceskostenveroordeling en toegang tot de rechter in IE-zaken
Einde inhoudsopgave
Proceskostenveroordeling en toegang tot de rechter in IE-zaken (BPP nr. XIX) 2017/114:114 Toepasselijkheid
Proceskostenveroordeling en toegang tot de rechter in IE-zaken (BPP nr. XIX) 2017/114
114 Toepasselijkheid
Documentgegevens:
C.J.S. Vrendenbarg, datum 15-12-2017
- Datum
15-12-2017
- Auteur
C.J.S. Vrendenbarg
- JCDI
JCDI:ADS581407:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
HR 20 november 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ9431 (Euro-Tyre/Eurotyre) met conclusie A-G Verkade.
HR 30 mei 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2153 (Endstra/Nieuw-Amsterdam).
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
De vraag of art. 1019h Rv in het algemeen van toepassing is in cassatie, is door de Hoge Raad bevestigend beantwoord in het arrest inzake Euro-Tyre/Eurotyre.1 De Hoge Raad is daarmee voorbijgegaan aan de suggestie van A-G Verkade een prejudiciële vraag te stellen aan het Europese Hof van Justitie over de (niet-) toepasselijkheid van art. 14 IE-Handhavingsrichtlijn in cassatie (zie nr. 5.1. van zijn conclusie voor het arrest). Reeds in zijn conclusie inzake Endstra/Nieuw Amsterdam2 heeft A-G Verkade ervoor gepleit hierover een vraag van uitleg te stellen (sub 7.1 e.v). Volgens Verkade is het maar de vraag of het bijdragen aan een voor de (communautaire) rechtsvorming en rechtseenheid nuttig debat, ‘bestraft’ zou moeten worden met een hoge proceskostenveroordeling (sub 7.5). De Hoge Raad kwam in Endstra/Nieuw Amsterdam echter niet toe aan beantwoording van de vraag van toepasselijkheid van art. 1019h Rv in cassatie omdat partijen overeenstemming hadden bereikt over de toe te schatten kosten. Ook in Euro-Tyre/Eurotyre hadden partijen overeenstemming bereikt over wat volgens hen een ‘redelijke vergoeding’ is in de zin van art. 1019h Rv, maar daar lieten partijen de vraag of voornoemd artikel van toepassing is in cassatie over aan het oordeel van de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft daarop als volgt beslist:
‘Als de in cassatie in het ongelijk gestelde partij dient Eurotyre SA te worden verwezen in de proceskosten. Nu Euro-Tyre B.V. op de voet van art. 1019h Rv. vergoeding van de kosten in cassatie heeft gevorderd en partijen overeenstemming hebben bereikt over de terzake op de voet van deze - op de cassatieprocedure van toepassing te achten - bepaling toe te schatten kosten, zal dienovereenkomstig worden beslist.’ (onderstreping toegevoegd)
In vele, nadien gewezen arresten is een proceskostenveroordeling op grond van art. 1019h Rv uitgesproken. Voor de vraag of art. 1019h Rv in materiële, formele en temporele zin van toepassing is in cassatie gelden dezelfde criteria als voor de procedure in eerste aanleg. Hiervoor zij verwezen naar par. 5.3. De cassatieprocedure geldt als een nieuwe procedure, zodat de toepasselijkheid van de richtlijnbepaling (en) in cassatie opnieuw dient te worden beoordeeld (aan welke beoordeling overigens voorbij lijkt te kunnen worden gegaan indien partijen een overeenkomst hebben gesloten over de te vergoeden proceskosten; par. 5.12).