NJ 2022/132
Arbeidsrecht. Ontbinding arbeidsovereenkomst. Rechtsmacht (art. 26 lid 2 Verordening Brussel I-bis); vergewisplicht.
HR 11-03-2022, ECLI:NL:HR:2022:345
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
11 maart 2022
- Magistraten
Mrs. M.J. Kroeze, C.E. du Perron, C.H. Sieburgh, F.R. Salomons, G.C. Makkink
- Zaaknummer
20/04274
- Conclusie
A-G mr. R.H. de Bock
- Noot
Red. Aant.
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS640323:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Europees burgerlijk procesrecht
Internationaal privaatrecht / Internationaal bevoegdheidsrecht
Arbeidsrecht / Einde arbeidsovereenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2022:345, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 11‑03‑2022
ECLI:NL:PHR:2021:877, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 24‑09‑2021
Beroepschrift, Hoge Raad, 16‑12‑2020
- Wetingang
Essentie
Arbeidsrecht. Ontbinding arbeidsovereenkomst. Rechtsmacht (art. 26 lid 2 Verordening Brussel I-bis); vergewisplicht.
Samenvatting
De vraag of de Nederlandse rechter bevoegd is om kennis te nemen van het verzoek van de werkgever de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden, moet beoordeeld worden aan de hand van Verordening Brussel I-bis. Omdat de werknemer ten tijde van het inleidende verzoek in een andere lidstaat dan Nederland woonde, is in beginsel slechts de rechter in die andere lidstaat bevoegd (art. 22). In aangelegenheden waarin de werknemer verweerder is, vergewist het gerecht zich ervan, dat de verweerder op de hoogte ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.