NJB 2022/2266
Hetzelfde feit i.d.z.v. art. 68 Sr en art. 243 lid 2 Sv jo art. 255 lid 1 Sv: daarvan is in casu geen sprake, aangezien er een aanzienlijk verschil bestaat tussen de aard en ernst van enerzijds feiten die aanleiding kunnen geven tot de oplegging van verzuimboetes ingevolge art. 67c lid 1 AWR en anderzijds op art. 69a lid 1 AWR toegesneden feiten. Dat komt onder meer tot uitdrukking in het in art. 69a lid 1 AWR neergelegde opzetvereiste en in de in art. 69a lid 1 AWR genoemde maximale straffen, waaronder een gevangenisstraf van maximaal zes jaren.
HR 04-10-2022, ECLI:NL:HR:2022:1364
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
4 oktober 2022
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, M. Kuijer, T. Kooijmans
- Zaaknummer
21/01817
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2022:1364, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 04‑10‑2022
ECLI:NL:PHR:2022:643, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 05‑07‑2022
Beroepschrift, Hoge Raad, 07‑02‑2022
- Wetingang
Essentie
Hetzelfde feit i.d.z.v. art. 68 Sr en art. 243 lid 2 Sv jo art. 255 lid 1 Sv: daarvan is in casu geen sprake, aangezien er een aanzienlijk verschil bestaat tussen de aard en ernst van enerzijds feiten die aanleiding kunnen geven tot de oplegging van verzuimboetes ingevolge art. 67c lid 1 AWR en anderzijds op art. 69a lid 1 AWR toegesneden feiten. Dat komt onder meer tot uitdrukking in het in art. 69a lid 1 AWR neergelegde opzetvereiste en in de in art. 69a lid ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.