NJB 2016/1843
Overschrijding redelijke termijn in ontnemingsprocedure: in casu niet zonder meer begrijpelijk oordeel van het hof dat ‘na de eerdere beperking van de vordering door het Openbaar Ministerie, onvoldoende grond [bestaat] voor een nog verdergaande beperking van het vast te stellen bedrag vanwege de overschrijding van de redelijke termijn in de zin van artikel 6 EVRM’ is. De Hoge Raad doet de zaak zelf af door de betalingsverplichting te verminderen
HR 27-09-2016, ECLI:NL:HR:2016:2186
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
27 september 2016
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, Y. Buruma en E.S.G.N.A.I. van de Griend
- Zaaknummer
14/05086
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Materieel strafrecht / Sancties
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Internationaal belastingrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2016:2186, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 27‑09‑2016
ECLI:NL:PHR:2016:791, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 28‑06‑2016
- Wetingang
(art. 6 EVRM)
Essentie
Overschrijding redelijke termijn in ontnemingsprocedure: in casu niet zonder meer begrijpelijk oordeel van het hof dat ‘na de eerdere beperking van de vordering door het Openbaar Ministerie, onvoldoende grond [bestaat] voor een nog verdergaande beperking van het vast te stellen bedrag vanwege de overschrijding van de redelijke termijn in de zin van artikel 6 EVRM’ is. De Hoge Raad doet de zaak zelf af door de betalingsverplichting te verminderen
Uitspraak
Inleiding:
Ontnemingsprocedure. Het middel klaagt over het oordeel van het hof dat geen rechtsgevolg behoeft te worden verbonden aan de vaststelling dat tijdens de behandeling van de zaak ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.