HR, 22-12-2009, nr. 08/05270 J
ECLI:NL:HR:2009:BK3368
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
22-12-2009
- Zaaknummer
08/05270 J
- LJN
BK3368
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2009:BK3368, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 22‑12‑2009; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2009:BK3368
- Vindplaatsen
Uitspraak 22‑12‑2009
Inhoudsindicatie
Bewijsklacht. Het Hof heeft blijkens zijn bewijsoverweging bij zijn oordeel dat de door de getuige X afgelegde verklaring betrouwbaar is in aanmerking genomen dat deze verklaring wordt bevestigd door de verklaring van de getuige Y. Dat oordeel is onbegrijpelijk omdat uit de verklaring van de getuige Y, dat opgenomen is voor het bewijs, het tegendeel blijkt.
22 december 2009
Strafkamer
Nr. 08/05270 J
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, van 9 december 2008, nummer 21/000257-07, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
1.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J. Zevenboom, advocaat te Breukelen, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
1.2. De raadsman heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt over 's Hofs bewijsoverweging.
2.2.1. Ten laste van de verdachte heeft het Hof bewezenverklaard dat:
"1. hij op 26 november 2006 te Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit - een geparkeerd staande auto (Seat Ibiza) aan de [a-straat] heeft weggenomen een jas en een colbert, toebehorende aan [benadeelde partij 1], waarbij verdachte en zijn mededader de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak op een ruit van voornoemde auto;
2. hij op 26 november 2006 te Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit:
- een geparkeerd staande auto (Renault Senic) aan de Meerndijk weg te nemen goederen van hun gading, toebehorende aan [benadeelde partij 2] en die weg te nemen goederen onder hun bereik te brengen door middel van braak, tezamen en in vereniging met een ander, naar voornoemde auto is gegaan en een ruit van voornoemde auto heeft ingeslagen en
- een geparkeerd staande auto (Opel Astra) aan de Meerndijk weg te nemen goederen van hun gading, toebehorende aan [benadeelde partij 3] en die weg te nemen goederen onder hun bereik te brengen door middel van braak, tezamen en in vereniging met een ander, naar voornoemde auto is gegaan en een ruit van voornoemde auto heeft ingeslagen en
- een geparkeerd staande auto (Peugeot 206) aan de Meerndijk weg te nemen goederen van hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededader en die weg te nemen goederen onder hun bereik te brengen door middel van braak, tezamen en in vereniging met een ander, naar voornoemde auto is gegaan en een ruit van voornoemde auto heeft ingeslagen zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid."
2.2.2. Deze bewezenverklaring steunt onder meer op de volgende bewijsmiddelen:
a. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [benadeelde partij 1]:
"Op zondag 26 november 2006 te 00.30 uur heb ik de auto van mijn vader, een Seat Ibiza geparkeerd voor mijn woning. Omstreeks 01.50 uur zag ik dat de achterruit van de auto kapot was. Ik zag dat er een jack was weggenomen, tevens zag ik dat er een colbert was weggenomen. De pleegplaats is Utrecht, [a-straat]."
b. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 1]:
"Op 26 november 2006 omstreeks 01.30 uur zag ik op de [a-straat] een Opel bestelauto staan, met het kenteken [AA-00-BB]. Naast de auto stond een man, ik kan hem omschrijven als:
lichtbruine huidskleur, half lang rastahaar, dit deed mij denken aan een Antilliaanse persoon;
normaal postuur, lengte ongeveer 1,80m;
licht grijze sweater;
Ik hoorde glasgerinkel en zag de man spullen oppakken. Uit de auto hoorde ik een mannenstem zeggen: "opschieten we moeten weg". De man stapte aan de passagierszijde in de auto. Toen de man instapte zag ik dat de achterruit van een lichtgrijze Seat was ingeslagen."
c. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 2]:
"[Verdachte] is met mij in mijn auto, een Opel Combo met het kenteken [AA-00-BB], meegereden naar Leidsche Rijn. Onderweg vroeg [verdachte] of ik wilde stoppen. Hij zei dat hij de auto van zijn tante zag staan. Dit was een grijze Seat. [Verdachte] stapte uit, liep naar achteren. [Verdachte] kwam terugrennen en sprong in de auto. Hij had twee jassen in zijn handen, in één jas zat een acceptgirokaart. Hij zei dat hij de jas uit de auto van zijn tante had gehaald. Ik kreeg argwaan toen hij mij vertelde dat ik naar het AC restaurant moest rijden. Daar stapte [verdachte] op het parkeerterrein uit. Ik zag en hoorde dat [verdachte] een autoruit van een witte auto insloeg. Vanaf het AC restaurant vertelde [verdachte] hoe ik moest rijden. Op de Meerndijk moest ik nogmaals stoppen. [Verdachte] stapte uit en kwam na enkele ogenblikken terug."
d. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 2]:
"Wij zijn vanaf het station Utrecht naar Leidsche Rijn gereden. In Leidsche Rijn ben ik gestopt, toen [verdachte] die grijze Seat zag staan. Hierna kwam hij de auto in met kleding die uit de Seat kwam. Uit die kleding haalde [verdachte] een giro-overschrijvingskaart. Deze stond op naam van [betrokkene 1]. Toen we vanaf het AC restaurant wegreden zag ik dat [verdachte] een ruitentikker in zijn handen had."
e. de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 25 november 2008, voor zover inhoudende:
"Ik ben samen met [getuige 2] in zijn auto aangehouden."
f. de verklaring van de getuige [getuige 2] ter terechtzitting in hoger beroep van 25 november 2008, voor zover inhoudende:
"Ik ken de verdachte. Ik kende hem destijds als [verdachte]. [Verdachte] had onderweg aan mij gevraagd of ik hem naar het AC-restaurant wilde brengen. Hij vroeg of ik wilde stoppen en toen is hij uitgestapt. Op een gegeven moment zag ik dat het foute boel was. Ik zag [verdachte] bij een witte auto staan. Ik hoorde toen een klap. Ik heb toen in dubio gestaan of ik zou wegrijden of toch zou blijven staan. Ik riep naar hem: "opschieten we moeten weg".
Op de vraag hoe verdachte er die avond uitzag, kan ik antwoorden dat hij een blauwe broek droeg en zijn haar ongeveer dezelfde coupe had als nu, een beetje rasta-achtig. Bij dreadlocks heb je meer slierten. De eerste auto waar [verdachte] volgens mij heeft ingebroken was een grijskleurige Renault Scenic. In ieder geval was het een grijskleurige auto. Toen [verdachte] van die auto terugkwam had hij een colbert, een jas en volgens mij ook een regenjas bij zich. Het waren in ieder geval diverse kledingstukken. In een daarvan zat een giro-overschrijvingskaart met een soort naam als [betrokkene 1]."
2.2.3. Het bestreden arrest houdt onder "bewijsoverweging" voorts het volgende in:
"Het hof acht de door de getuige [getuige 2] ter terechtzitting van het hof afgelegde verklaring betrouwbaar. De getuige heeft onder andere verklaard dat hij verdachte tot haast maande met de woorden: "opschieten we moeten weg." Deze verklaring wordt door de getuige [getuige 1] bevestigd. Hij heeft een mannenstem welke uit de bestelauto kwam horen zeggen: "opschieten we moeten weg"."
2.3. Dit oordeel is onbegrijpelijk, omdat het Hof blijkens de gebezigde bewijsmiddelen heeft vastgesteld dat de getuige [getuige 1] op de [a-straat] te Utrecht hoorde dat iemand vanuit een Opel bestelauto "opschieten we moeten weg" zei [feit 1], terwijl volgens de getuige [getuige 2] hij ter hoogte van de Meerndijk te Utrecht naar de verdachte "opschieten we moeten weg" heeft geroepen [feit 2].
2.4. Het middel is derhalve terecht voorgesteld.
3. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en C.H.W.M. Sterk, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 22 december 2009.