HR (P-G), 03-11-2009, nr. 08/05270
ECLI:NL:PHR:2009:BK3368
- Instantie
Hoge Raad (Procureur-Generaal)
- Datum
03-11-2009
- Zaaknummer
08/05270
- Conclusie
Mr. Machielse
- LJN
BK3368
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2009:BK3368, Conclusie, Hoge Raad (Procureur-Generaal), 03‑11‑2009
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2009:BK3368
Conclusie 03‑11‑2009
Mr. Machielse
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1.
Het Gerechtshof Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, heeft verdachte op 9 december 2008 voor
- 1.
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, en
- 2.
Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, meermalen gepleegd, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht weken.
Tevens heeft het hof de vordering van de benadeelde partij toegewezen en een schadevergoedingsmaatregel opgelegd zoals nader in het arrest omschreven en de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijke opgelegde straf bevolen.
2.
Mr. D.R. Corbeek, advocaat te Arnhem, heeft cassatie ingesteld. Mr. J. Zevenboom, advocaat te Breukelen, heeft een schriftuur ingezonden houdende één middel van cassatie.
3.1.
Het middel klaagt dat de verwerping van het gevoerde bewijsverweer onbegrijpelijk is omdat de belastende verklaring van [getuige 2] juist niet bevestigd wordt door de verklaring van getuige [getuige 1] gelet op de plaatsen waar beiden over verklaren.
3.2.
Het hof heeft bewezenverklaard dat
- ‘1.
hij op 26 november 2006 te Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit — een geparkeerd staande auto (Seat Ibiza) aan de [a-straat] heeft weggenomen een jas en een colbert, toebehorende aan [benadeelde partij 1] waarbij verdachte en zijn mededader de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak op een ruit van voornoemde auto’.
- 2.
hij op 26 november 2006 te Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit:
- —
een geparkeerd staande auto (Renault Senic) aan de Meerndijk weg te nemen goederen van hun gading, toebehorende aan [benadeelde partij 2] en die weg te nemen goederen onder hun bereik te brengen middel van braak, tezamen en in vereniging met een ander naarvoomoemde auto is gegaan en een ruit van voomoemde auto heeft ingeslagen en
- —
een geparkeerd staande auto (Opel Astra) aan de Meerndijk weg te nemen goederen van hun gading, toebehorende aan [benadeelde partij 3] en die weg te nemen goederen onder hun bereik te brengen door middel van braak, tezamen en in vereniging met een ander naar voomoemde auto is gegaan en een ruit van voomoemde auto heeft ingeslagen en
- —
een geparkeerd staande auto (Peugeot 206) aan de Meerndijk weg te nemen goederen van hun gading, geheel often dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededader en die weg te nemen goederen onder hun bereik te brengen door middel van braak, tezamen en in vereniging met een ander naar voomoemde auto is gegaan en een
ruit van voomoemde auto heeft ingeslagen’.
3.3.
Als bewijsmiddelen heeft het hof — voor zover relevant — gebezigd:
- ‘1.
Het als bijlage bij het in de wettelijke vorm door [verbalisant 1], brigadier van politie Utrecht, district Marco Polo, opgemaakt hoofdproces-verbaal, genummerd I PLQ913/06-019263, gesloten en ondertekend op 28 november 2006, gevoegde door [verbalisant 2], agent politie regio Utrecht, opgemaakt proces-verbaal, genummerd PL0912/06-387541, gedateerd 26 november 2006, pagina 29–31, voor zover —zakelijk weergegeven— inhoudende als verklaring van [benadeelde partij 1]:
Op zondag 26 november 2006 te 00.30 uur heb ik de auto van mijn vader, een Seat Ibiza geparkeerd voor mijn woning. Omstreeks 01.50 uur zag ik dat de achterruit van de auto kapot was. Ik zag dat er een jack was weggenomen, tevens zag ik dat er een colbert was weggenomen. De pleegplaats is Utrecht, [a-straat].
(…)
- 5.
Het als bijlage bij voormeld hoofdproces-verbaal opgenomen, in de wettelijke vorm door [verbalisant 3], aspirant politie regio Utrecht, opgemaakt proces-verbaal, genummerd I PL0913/06-387541, gedateerd 26 november 2006, pagina 40–41, voor zover — zakelijk weergegeven — inhoudende als verklaring van [getuige 1]:
Op 26 november 2006 omstreeks 01.30 uur zag ik op de [a-straat] een Opel bestelauto staan, met het kenteken [AA-00-BB]. Naast de auto stond een man, ik kan hem omschrijven als:
lichtbruine huidskleur, half lang rastahaar, dit deed mij denken aan een Antilliaanse persoon;
normaal postuur, lengte ongeveer 1,80m;
licht grijze sweater;
Ik hoorde glasgerinkel en zag de man spullen oppakken. Uit de auto hoorde ik een mannenstem zeggen: ‘opschieten we moeten weg’. De man stapte aan de passagierszijde in de auto. Toen de man instapte zag ik dat de achterruit van een lichtgrijze Seat was ingeslagen.
(…)
- 8.
Het als bijlage bij voormeld hoofdproces-verbaal opgenomen, in de wettelijke vorm door [verbalisant 4], hoofdagent politie regio Utrecht, opgemaakt proces-verbaal, genummerd PL0912/06-387541, gedateerd 26 november 2006, pagina 46–48, voorzover — zakelijk weergegeven — inhoudende als verklaring van [getuige 2]:
[Verdachte] is met mij in mijn auto, een Opel Combo met het kenteken [AA-00-BB], meegereden naar Leidsche Rijn. Onderweg vroeg [verdachte] of ik wilde stoppen. Hij zei dat hij de auto van zjjn tante zag staan. Dit was een grijze Seat. [verdachte] stapte uit, liep naar achteren. [Verdachte] kwam terugrennen en sprong in de auto Hij had twee jassen in zijn handen, in één jas zat een acceptgirokaart. Hij zei dat hij de jas uit de auto van zijn tante had gehaald. Ik kreeg argwaan toen hij mij vertelde dat ik naar het AC restaurant moest rijden. Daar stapte [verdachte] op het parkeerterrein uit. Ik zag en hoorde dat [verdachte] een autoruit van een witte auto insloeg. Vanaf het AC restaurant vertelde [verdachte] hoe ik moest rijden. Op de Meerndijk moest ik nogmaals stoppen. [Verdachte] stapte uit en kwam na enkele ogenblikken terug.
- 9.
Het als bijlage bij voormeld hoofdproces-verbaal opgenomen, in de wettelijke vorm door [verbalisant 4], voornoemd, opgemaakt proces-verbaal, genummerd PL091.2/06-387541, gedateerd 27 november 2006, pagina 52–54, voor zover — zakelijk weergegeven — inhoudende als verklaring van [getuige 2]:
Wij zijn vanaf het station Utrecht naar Leidsche Rijn gereden. In Leidsche Rijn ben ik gestopt, toen [verdachte] die grijze Seat zag staan. Hierna kwam hij de auto in met kleding die uit de Seat kwam. Uit die kleding haalde [verdachte] een giro-overschrijvingskaart. Deze stond op naam van [betrokkene 1]. Toen we vanaf het AC restaurant wegreden zag ik dat [verdachte] een ruitentikker in zijn handen had.
- 10.
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van het hof d.d. 25 november 2008 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ben samen met [getuige 2] in zijn auto aangehouden.
- 11.
De verklaring van [getuige 2] afgelegd ter terechtzitting van het hof d.d. 25 november 2008 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ken de verdachte. Ik kende hem destijds als [verdachte]. [Verdachte] had onderweg aan mij gevraagd of ik hem naar het AC-restaurant wilde brengen. Hij vroeg of ik wilde stoppen en toen is hij uitgestapt. Op een gegeven moment zag ik dat het foute boel was. Ik zag [verdachte] bij een witte auto staan. Ik hoorde toen een klap. Ik heb toen in dubio gestaan of ik zou wegrijden of toch zou blijven staan. Ik riep naar hem: ‘opschieten we moeten weg’.
Op de vraag hoe verdachte er die avond uitzag, kan ik antwoorden dat hij een blauwe broek droeg en zijn haar ongeveer dezelfde coupe had als nu, een beetje rasta-achtig. Bij dreadlocks heb je meer slierten. De eerste auto waar [verdachte] volgens mij heeft ingebroken was een grijskleurige Renault Scenic. In ieder geval was het een grijskleurige auto. Toen [verdachte] van die auto terugkwam had hij een colbert, een jas en volgens mij ook een regenjas bij zich. Het waren in ieder geval diverse kledingstukken. In een daarvan zat een giro-overschrijvingskaart met een soort naam als [betrokkene 1].
- 12.
Het is een feit van algemene bekendheid dat De Meern is gelegen in de gemeente Utrecht.’
In het arrest heeft het hof nog een extra bewijsoverweging opgenomen:
‘Het hof acht de door de getuige [getuige 2] ter terechtzitting van het hof afgelegde verklaring betrouwbaar. De getuige heeft onder andere verklaard dat hij verdachte tot haast maande met de woorden: ‘opschieten we moeten weg.’ Deze verklaring wordt door de getuige [getuige 1] bevestigd. Hij heeft een mannenstem welke uit de bestelauto kwam horen zeggen: ‘opschieten we moeten weg.’’
3.4.
Uit bewijsmiddel 7 is af te leiden dat de auto van [getuige 2] met daarin verdachte als passagier is aangehouden. Verdachte is als passagier in de auto van [getuige 2] vanuit Utrecht mee gereden. Uit de bewijsmiddelen 3, 5 en 6 is op te maken dat de bijrijder in de auto van [getuige 2] in de directe omgeving van het AC-restaurant de ruiten van drie auto's heeft ingeslagen. Inderdaad heeft [getuige 2] ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij tegen verdachte heeft geroepen ‘opschieten we moeten weg’ in de buurt van het AC-restaurant, terwijl [getuige 1] die uitroep heeft gehoord op de [a-straat], die (hooguit) 2 km van het restaurant verwijderd is.
3.5.
De extra bewijsoverweging die het hof in zijn arrest heeft opgenomen is dus niet bepaald sterk te noemen. Het kan zijn dat [getuige 2] zich heeft vergist over de plaats waar hij zich bevond toen hij verdachte tot spoed aanmaande. Wat daarvan ook zij, uit de waarnemingen van getuigen dat de bijrijder van de auto van [getuige 2] bij het AC-restaurant autoruiten insloeg en spullen uit auto's haalde, uit de waarnemingen van getuige [getuige 1] over de autokraak op de [a-straat], uit de verklaringen van [getuige 2] en uit het feit dat de verdachte als bijrijder van [getuige 2] is aangehouden heeft het hof het bewijs kunnen putten voor de feiten waarvoor verdachte is veroordeeld. De onverklaarde onduidelijkheid in de bewijsoverweging van het hof is niet zodanig essentieel dat zij de gehele bewijsconstructie aantast. De overweging kan worden weggedacht zonder dat de bewijsmotivering daaronder lijdt.
Het middel is tevergeefs voorgesteld.
4.
Het voorgestelde middel faalt en kan naar mijn mening met de aan art. 81 RO ontleende motivering worden verworpen. Ambtshalve heb ik geen grond aangetroffen die tot vernietiging aanleiding behoort te geven.
5.
Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden