Zie recent HR 21 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:780.
HR, 14-04-2020, nr. 18/02900
ECLI:NL:HR:2020:648
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
14-04-2020
- Zaaknummer
18/02900
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2020:648, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 14‑04‑2020; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2020:363
ECLI:NL:PHR:2020:363, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 03‑03‑2020
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2020:648
- Vindplaatsen
Uitspraak 14‑04‑2020
Inhoudsindicatie
Medeplegen oplichting door onder valse voorwendselen een bedrijf 4752 laptops te laten afgeven, art. 326 Sr. Middelen over o.m. 1. verwerping uos m.b.t. betrouwbaarheid getuigenverklaringen; 2. verwerping uos dat aan herkenning verdachte door medeverdachte geen waarde kan worden gehecht en 3. bewijsminimum (art. 342.2. Sv) HR: art. 81.1. RO. Samenhang met 18/02879, 18/02884, 18/03070, 18/04529 en 19/00309.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 18/02900
Datum 14 april 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 28 juni 2018, nummer 21/002107-14, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983,
hierna: de verdachte.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft E.D. van Elst, advocaat te Veenendaal, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak voor wat betreft de hoogte van de opgelegde straf en tot zodanige vermindering naar de gebruikelijke maatstaf en verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het eerste, het tweede en het derde cassatiemiddel
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3. Beoordeling van het vierde cassatiemiddel
3.1
Het cassatiemiddel klaagt dat in de cassatiefase de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden omdat de stukken te laat door het hof zijn ingezonden.
3.2
Het cassatiemiddel is gegrond. Dit moet leiden tot vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van 21 maanden.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
- vermindert deze in die zin dat deze twintig maanden beloopt;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 april 2020.
Conclusie 03‑03‑2020
Inhoudsindicatie
Medeplegen oplichting door onder valse voorwendselen een bedrijf 4752 laptops te laten afgeven, art. 326 Sr. Middelen over o.m. 1. verwerping uos m.b.t. betrouwbaarheid getuigenverklaringen; 2. verwerping uos dat aan herkenning verdachte door medeverdachte geen waarde kan worden gehecht en 3. bewijsminimum (art. 342.2. Sv) HR: art. 81.1. RO. Samenhang met 18/02879, 18/02884, 18/03070, 18/04529 en 19/00309.
Partij(en)
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 18/02900
Zitting 3 maart 2020 (bij vervroeging)
CONCLUSIE
T.N.B.M. Spronken
In de zaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983,
hierna: de verdachte.
1. Inleiding
1.1.
De verdachte is bij arrest van 28 juni 2018 door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, wegens “medeplegen van oplichting”, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden, met aftrek als bedoeld in art. 27(a) Sr.
1.2.
Er bestaat samenhang met de zaken 18/02879 ( [medeverdachte 6] ), 18/02884 ( [medeverdachte 1] ), 18/03070 ( [medeverdachte 3] ), 18/04529 ( [medeverdachte 4] ) en 19/00309 ( [medeverdachte 5] ). In deze zaken zal ik vandaag ook concluderen.
1.3.
Het gaat in deze en een aantal van de samenhangende zaken kort gezegd om het volgende feitencomplex. Op 12 november 2012 is er bij het logistiek-bedrijf [A] in Tiel een groot aantal laptops ontvreemd. De werkwijze hierbij was als volgt. Twee verschillende chauffeurs hebben zich in de ochtend met de benodigde referenties gemeld bij het bedrijf om twee vrachten laptops op te halen. Zij waren weliswaar eerder dan zij ingepland stonden aanwezig, maar omdat de chauffeurs de juiste referentienummers konden noemen, werden de vrachten aan hen meegegeven. Toen in de middag de daadwerkelijke chauffeurs van de ladingen zich meldden, bleek dat de chauffeurs die inmiddels vertrokken waren, onder valse voorwendselen en onrechtmatig de ladingen hadden meegenomen. Deze vrachtauto’s zijn vervolgens voorzien van andere kentekens en uiteindelijk naar loodsen in Loosdrecht, De Meern of Nieuwegein gebracht om daar te worden overgeladen op andere voertuigen dan wel te worden opgeslagen.
1.4.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte en mr. E.D. van Elst, advocaat te Veenendaal, heeft vier middelen van cassatie voorgesteld. Het eerste middel bevat een klacht over de verwerping van een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt dat de getuigenverklaringen van medeverdachte [betrokkene 5] moesten worden uitgesloten van het bewijs. Het tweede middel komt op tegen de verwerping van het uitdrukkelijke onderbouwde standpunt dat aan de herkenning van de verdachte door [betrokkene 5] geen waarde kan worden gehecht. Het derde middel bevat de klacht dat de bewezenverklaring in strijd met art. 342 lid 2 Sv enkel wordt gedragen door de getuigenverklaringen van [betrokkene 5] . Het vierde middel bevat een klacht over overschrijding van de redelijke termijn in cassatiefase.
1.5.
Voordat ik over ga tot een bespreking van de middelen, geef ik de bewezenverklaring, de bewijsmiddelen en -overwegingen van het hof weer.
2. Bewezenverklaring, bewijsmiddelen en -overwegingen
2.1.
Ten laste van de verdachte is bewezen verklaard dat:
“hij op 12 november 2012 te Tiel, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [A] heeft bewogen tot de afgifte van 84 pallets met in totaal 47527 laptopcomputers (Acer en Packard-Bell), hierin bestaande dat verdachte tezamen met verdachtes mededaders met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- medeverdachten [betrokkene 1] en [betrokkene 2] een wederrechtelijk verkregen referentienummer uitgegeven aan [B] BV te Echt (nummer T53886) en aan [C] BV te Uden (T53904) heeft doorgegeven,
- waarna die [betrokkene 1] en [betrokkene 2] zich hebben voorgedaan als chauffeur, in het bezit van dat wederrechtelijk verkregen referentienummer uitgegeven aan [B] BV te Echt en aan [C] BV te Uden,
- waardoor die [betrokkene 1] en [betrokkene 2] , bevoegd zouden zijn om bovengenoemde pallets met laptops in te laten laden en te vervoeren,
waardoor [A] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.”
2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende in de aanvulling op het verkort arrest opgenomen bewijsmiddelen:
“1. Het in de wettelijke vorm door [verbalisant 1] , hoofagent van politie Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal van aangifte van 13 november 2012 (dossierpagina 35 e.v.), voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 3] , zakelijk weergegeven:
Afgelopen vrijdag 9 november 2012. om 12.45 uur hebben wij een opdrachtbevestiging verstuurd naar [C] B.V. te Uden. Hierin stond ook referentienummer 153904 en het VBS nummer 719. Afgelopen vrijdag 9 november 2012, om 12.39 uur hebben wij een opdrachtbevestiging verstuurd naar [B] in Echt. Hierin stond ook het referentienummer 153886 en het VBS nummer 701.
(...)
Gister maandag 12 november 2012 omstreeks 08.11 uur kwam er een vrachtauto bij ons het terrein opgereden. De chauffeur gaf aan dat hij een rit kwam doen met het ritnummer 153904, welke correspondeerde met een lading die klaar stond. (...)
Ondanks dat de auto ingepland stond voor laden tussen 10:00 en 12.00 uur zag de loodsmedewerker toch mogelijkheden om de rit eerder te laden dan gepland. (...)
Vervolgens heeft de chauffeur zijn vrachtwagen van de parkeerplaats gehaald en met een toegangskaart heeft hij de toegangspoort geopend en is hij naar het toegewezen dock 38 gereden. Daar is de lading vervolgens door de loodsmedewerkers [betrokkene 4] en [medeverdachte 1] . ingeladen. (...) De vrachtwagen werd tussen 09.35 en 09.05 geladen. Daarna is de vrachtwagen weggereden in de richting van de Prinsenhof.
Vervolgens kwam op dezelfde dag om 09.32 uur een andere vrachtauto het terrein op rijden, (...) Nadat hij zich had gemeld bij de chauffeursbalie meldde hij zich met het loading reference nummer: 153886. Ook deze chauffeur was te vroeg. Hij stond gemeld tussen 12.00 en 14.00 uur. Er is ook toen weer contact gezocht met het personeel in de loods. Ook toen is weer aangegeven dat de lading al geladen kon worden. Na de gevolgde procedure heeft de chauffeur een toegangspas gekregen waarmee hij vanaf de parkeerplaats naar het toegewezen dock 22 kon rijden. Daar is de lading vervolgens door de zojuist al genoemde loodsmedewerkers [betrokkene 4] en [medeverdachte 1] , ingeladen. (p. 38)
Diezelfde dag meldden zich aan het eind van de ochtend omstreeks 11.30 uur en 12.15 uur nog twee vrachtwagenchauffeurs, om de eerder bedoelde ladingen op te halen. Toen pas bleek dat de eerste twee chauffeurs, die inmiddels vertrokken waren, onder valse voorwendselen en onrechtmatig de lading hadden meegenomen. (...)
De lading waar het om gaat betreffen Acer laptops (...). De lading die is meegenomen had in zijn totaliteit een waarde van ongeveer 1.700.000 euro. De eigenaar van de gestolen goederen is officieel Acer Europe S.A. te Zwitserland.
2. Het in de wettelijke vorm door [verbalisant 2] , inspecteur van politie, Bovenregionale Recherche Zuid-Nederland, opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van 28 januari 2012 (dossierpagina 28 ev.), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op 12 november 2012 werd (...) een voor verzending gereedstaande partij van 84 pallets (4752 laptops van Acer en Packard Bell waarde ongeveer € 2.000.000) verkregen bij het warehouse [A] , Tiel (...) Deze voertuigen waren respectievelijk voorzien van de kentekens [kenteken 1] (...) Als chauffeur van deze combinatie trad op: [betrokkene 1] , geboren op [geboortedatum] -1969, wonende te [plaats] , [a-straat 1] . Deze chauffeur (...) schreef de kentekens van trekker en oplegger en zijn personalia in op een aldaar aanwezige intekenlijst. Hij legitimeerde zich hierbij met zijn Nederlandse identiteitskaart nummer [001] . Verder werd door hem een formulier Drivers Registration Form van [A] ingevuld waarop vermeld zijn naam, kenteken, bedrijfsnaam, ID-nummer en handtekening, (...) Tevens was hij voorzien van het verstrekte referentienummer uitgegeven aan [C] BV.
Op maandag 12 november 2012 omstreeks 09.32 uur arriveerde te Tiel bij [A] een witte Mercedes trekker met het opschrift […] met daarachter gekoppeld een gesloten witte koeltrailer met het opschrift […] . Deze voertuigen waren respectievelijk voorzien van de kentekens [kenteken 2] . (...) Hij legitimeerde zich hierbij met zijn Nederlandse identiteitskaart nummer [002] . Tevens was hij voorzien van het verstrekte referentienummer uitgegeven aan [B] BV te Echt.
3. Een schriftelijk bescheid, zijnde een “Drivers Registration Form”, (dossierpag. 2576), inhoudende:
Naam: [betrokkene 1] , Kenteken: [kenteken 1] , Bedrijfsnaam: [C] .
Naam: [betrokkene 2] , Kenteken, [kenteken 2] , Bedrijfsnaam, [B] .
4. Het in de wettelijke vorm door [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , beiden hoofagent van politie, Bovenregionale Recherche Zuid Nederland, opgemaakte proces-verbaal van 14 maart 2013 (dossierpagina 3916 e.v.), voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 5] , zakelijk weergegeven:
A: Eén of twee weken later komt [verdachte] naar mij toe en zei dat ze een slag wilden slaan. Ik zei oké. Hij zei dat hij twee auto’s nodig had. (...) Hij zei dat ik er goed voor beloond zou worden. (...) Met dit ben ik naar [medeverdachte 5] gegaan, die zat ook op zwart zaad, omdat ze zoveel auto’s hadden gepakt. (...) Hij belde terug en zei dat hij een Daf had staan, een koeler, een Mercedes en nog een koeler, die ik kon gebruiken. (...) Toen is [verdachte] bij mij gekomen met de orders, met papiertjes met referentienummers over welke vracht het ging. Hij had intern iemand.(...)
A: Bij [A] .
A: (...) ‘s morgens kwam [verdachte] er aan met die nummerplaten. (...) Ja, en die (hof: [verdachte] ) heeft die nummerplaten bij mij erop gedaan.
5. Het in de wettelijke vorm door [verbalisant 9] en [verbalisant 10] , respectievelijk hoofagent en brigadier van politie, Bovenregionale Recherche Zuid Nederland, opgemaakte proces-verbaal van 7 februari 2013 (dossierpagina 3886 e.v.), voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 2] , zakelijk weergegeven:
In de wasstraat de ochtend voordat ik ging Iaden, kreeg ik van [betrokkene 5] te horen dat er twee wagens naar [A] moesten. Eentje met [betrokkene 1] als chauffeur en eentje met mij als chauffeur.
6. Het in de wettelijke vorm door [verbalisant 3] en [verbalisant 9] , beiden hoofagent van politie, Bovenregionale Recherche Zuid Nederland, opgemaakte proces-verbaal van 12 maart 2013 (dossierpagina 3893 e.v.), voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 2] , zakelijk weergegeven:
V : En je weet ook niet, van wie heb je het referentienummer gekregen?
V: Van [betrokkene 5] ? (hof: [betrokkene 5] ) (...)
A: Ja op een briefje. En het bedrijf waar ik laden moest, dus.
7. Het in de wettelijke vorm door [verbalisant 9] en [verbalisant 10] , respectievelijk hoofagent en brigadier van politie, Bovenregionale Recherche Zuid Nederland, opgemaakte proces-verbaal van 5 februari 2013 (dossierpagina 3740 e.v.), voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 2] , zakelijk weergegeven:
[verdachte] heeft [betrokkene 5] toen benaderd, [betrokkene 5] (hof: [betrokkene 5] ) [betrokkene 5] , en gevraagd of ik een transportje kon doen. (...)
Hij zei mij dat hij het transport geregeld had en dat hij bij Henk een vrachtwagen had geregeld. (...)
Van [betrokkene 5] kreeg ik toen ook het referentienummer waar ik de lading mee kon ophalen. Ik moest gaan laden in Tiel bij [A] . (...)
Ze vroegen me het referentienummer. Ik noemde dit nummer en zij noemden vervolgens het docknummer. Ik ben naar het dock gereden en aldaar is de trailer geladen.
V: Hoe zou je [verdachte] omschrijven?
A: 1.80 meter zeker. Groot en grof postuur, beetje een buikje. Netjes verzorgd en hij heeft een beetje een verlamming aan zijn oog. (...) Hij heeft me ooit eens verteld dat hij vroeger een motorongeluk heeft gehad. (...)
Ze trokken op een gegeven moment een verpakking open. Ik zag toen pas dat ik laptops geladen had. (...)
[betrokkene 5] heeft mij zondagavond nog verteld dat ik na [A] in Tiel naar de wasstraat in Geldermalsen moest komen om daar kentekenplaten te wisselen.
8. De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van de rechtbank van 20 maart 2014, voor zover inhoudende:
Het klopt dat ik een ongeluk heb gehad, waardoor er een verlamming bij mijn oog is waar te nemen.
9. Het in de wettelijke vorm door [verbalisant 3] en [verbalisant 9] en [verbalisant 10] , beiden hoofagent van politie, Bovenregionale Recherche Zuid Nederland, opgemaakte proces-verbaal van 12 maart 2013 (dossierpagina 3740 e.v.), voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 2] , zakelijk weergegeven:
V: Nou, de platen zijn dan weer verwisseld in de wasstraat, dan ga jij naar [D] in Loosdrecht, daar wordt gelost, daar zijn aanwezig [medeverdachte 5] , [betrokkene 6] , [medeverdachte 6] .
A: en een paar maatjes.
V: [verdachte] , is die ook daar?
A: Nee, op dat moment niet.
V: Die komt wel daar?
A: Ja.(...)
A: Die tipgever vanuit [A] . Die had een visje bij [verdachte] uitgegooid en een visje bij hem ( [betrokkene 5] ) uitgegooid van, zouden jullie die klus willen doen. Ja [verdachte] was hem dus een stapje voor en ja, toen hebben wij die klus zo gedaan. (...)
O: Verbalisant [verbalisant 3] toont aan verdachte [betrokkene 1] een foto (foto 1).
A: Dat is ‘m.
V: Dat is [verdachte] ?
A: Ja.
0: Dat is dat is dus [verdachte] , dus foto 2 is [verdachte] . Dat schrijf ik even hier op.
Vandaag 20/02/2013 om 14.58 uur. [verdachte] .
V: Dat is [verdachte] .
A: Ja.
10. Het in de wettelijke vorm door [verbalisant 3] en [verbalisant 9] en [verbalisant 10] , beiden hoofagent van politie, Bovenregionale Recherche Zuid Nederland, opgemaakte proces-verbaal van 21 februari 2013 (dossierpagina 3835 e.v.), voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 1] , zakelijk weergegeven:
V: Wat deed [medeverdachte 5] daar?
A: In de kantine had die overleg met [verdachte] , met zijn handlanger [betrokkene 5] en ik. Ze hadden het over technische zaken. Halverwege het gesprek ben ik naar buiten gelopen.
V: Wat bedoel jij met technische zaken?
A: Wie wat ging verkopen.
V: Wie voerde daar het woord?
A: [verdachte] en [medeverdachte 5] zeg maar. Die spraken dingen met elkaar af.
11. Het in de wettelijke vorm door [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , beiden hoofagent van politie, Bovenregionale Recherche Zuid Nederland, opgemaakte proces-verbaal van 15 februari 2013 (dossierpagina 3954 e.v.), voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 5] , zakelijk weergegeven:
V: Wat heeft [verdachte] precies aan jou gevraagd?
A: Of ik hem kon helpen om een transport te kunnen regelen zeg maar of dat ik mensen wist die hem konden helpen. (...)
A: (...) Ik ben toen gegaan en [verdachte] vertelde wat die van plan was. Hij vertelde dat hij 2 auto’s nodig had omdat het om 2 ladingen ging die hij wou ophalen. (...)
V: Wie waren er allemaal betrokken geweest bij deze diefstal. Wat is hun rol precies geweest?
A: [verdachte] : hij heeft de diefstal georganiseerd en hij zou samen met een klein jochie wat die bij zich had de goederen gaan verdelen. [verdachte] had intern bij [A] te Tiel contacten.
12. Het in de wettelijke vorm door [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , beiden hoofagent van politie, Bovenregionale Recherche Zuid Nederland, opgemaakte proces-verbaal van 25 februari 2013 (dossierpagina 3969 e.v.), voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 5] , zakelijk weergegeven:
V: Wie is de persoon op foto 2?
A: Dat is [verdachte] .
V: Waar herken jij hem aan?
A: Ja aan zijn gezicht. Dat gezicht herken ik wel. Hij heeft een litteken in zijn gezicht.
V: Hoe zeker weet je dat [verdachte] ook daadwerkelijk [verdachte] is?
A: Dat is die jongen uit Veenendaal. Dit is ook de [verdachte] die ik bedoel. Of die ook [verdachte] in het echt heet weet ik (hof: niet). Hij stelde zich altijd voor als [verdachte] . (...)
A: Dat had [verdachte] tegen die jongens gezegd dat ze op een bepaald moment binnen moesten zijn omdat op een gegeven moment de originele vervoerder ook binnen kon komen. Daar was ik bij toen die dat zei tegen [betrokkene 2] en [betrokkene 1] . Dat was bij mij in de wasstraat.
0: Je hebt verklaard dat [betrokkene 1] contact opnam nadat hij klaar was met laden bij [A] te Tiel en dat [betrokkene 2] toen kon gaan rijden.
V: Met wie nam [betrokkene 1] contact op?
A: [betrokkene 1] belde naar mij toe en zei dat die klaar was met laden. [verdachte] wilde dat weten.
V: Waar was [verdachte] toen?
A: Die was nog bij mij in het bedrijf. [verdachte] wilde weten wanneer [betrokkene 1] wegreed. Dan kon [betrokkene 2] erheen.
V: Van wie moest [betrokkene 2] gaan rijden?
A: [betrokkene 2] stond bij mij koffie te drinken en was daarna al die kant uitgegaan.
Ik heb van [verdachte] begrepen dat als [betrokkene 2] [betrokkene 1] zag rijden hij het terrein van [A] te Tiel kon oprijden. (...)
V: Wie heeft tegen jou verteld dat je € 100.000 zou krijgen?
A: Dat zei die [verdachte] tegen mij voor het werk wat ik geleverd had.
V: Wat was de rol van [verdachte] met betrekking tot de verkoop van de laptops?
A: Zijn centen eruit halen. Hij probeerde het zelf ook te verkopen aan verschillende groepen. Dat zei [verdachte] tegen mij.
13. Het in de wettelijke vorm door [verbalisant 4] , hoofagent van politie, Bovenregionale Recherche Zuid Nederland, opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van 8 maart 2013 (dossierpagina 3993 e.v.), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant, zakelijk weergegeven:
De persoon afgebeeld op foto nr. 2 betreft:
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Geboortedatum: [geboortedatum] 1983.
14. De verklaring van getuige [betrokkene 20] afgelegd bij de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Gelderland, op 18 december 2013, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
U toont mij een foto op pag 4023. Ja, dat is [verdachte] .
U toont mij drie foto’s, pag 3397. Dat is toch dezelfde als die ik net heb gezien? Ik wijs op de linker jongen op de bovenste foto.
15. Het in de wettelijke vorm door [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , beiden hoofagent van politie, Bovenregionale Recherche Zuid Nederland, opgemaakte proces-verbaal van 14 maart 2013 (dossierpagina 4003 e.v.), voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 5] , zakelijk weergegeven:
V: De persoon die we jou getoond hebben op foto nummer 2 in het 7e verhoor,
(...), herkende jij als zijnde [verdachte] . We laten jou diezelfde foto nu nog een keer zien. Wie is de persoon op deze foto?
A: Dat is [verdachte] . Zo heeft hij zich in elk geval aan mij voorgesteld.
Opmerking verbalisanten:
De persoon die afgebeeld staat op de getoonde foto nummer 2, en die door verdachte [betrokkene 5] [verdachte] wordt genoemd, betreft:
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Geboortedatum: [geboortedatum] 1983. (...)
A: Deze persoon op foto nummer 2 is voor mij gewoon [verdachte] ; de [verdachte] waar ik steeds overgesproken heb. (...)
16. Het in de wettelijke vorm door [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , beiden hoofagent van politie, Bovenregionale Recherche Zuid Nederland, opgemaakte proces-verbaal van 15 maart 2013 (dossierpagina 4052 e.v.), voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 5] , zakelijk weergegeven:
V: Waarom probeerde je [verdachte] of die kleine jongen uit Den Bosch die dag telefonisch te bereiken?
A: Ik had nog wat tegoed van hun. Hiermee bedoel ik dat ik geld tegoed had. Ik kreeg namelijk nog geld van [verdachte] en die kleine jongen uit Den Bosch, voor mijn aandeel in de diefstal van de laptops bij [A] in Tiel.
V: In de periode van zaterdag 9 november 2012 tot en met maandag 12 november 2012 had jouw mobiele telefoon 14 keer contact met het telefoonnummer [telefoonnummer 8] . (...)
Opmerking verbalisanten:
Ook viel daarbij op dat jouw telefoonnummer op de dag van de diefstal, dus op maandag 12 november 2012, ‘s morgens tussen circa 06.45 uur en 07.02 uur vier keer contact heeft gehad of contact heeft proberen te zoeken met het telefoonnummer [telefoonnummer 8] .
Wie is de persoon met wie je 14 keer telefonisch contact hebt gehad of hebt proberen te zoeken in voornoemde periode die gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 8] ? (...)
A: Nu ik hoor dat ik zo vaak in die periode telefonisch contact heb gehad met het nummer [telefoonnummer 8] , en zeker nu ik de tijdstippen van die maandagochtend 12 november 2012 hoor, weet ik zeker dat het telefoonnummer [telefoonnummer 8] van [verdachte] is, van [verdachte] dus. [verdachte] is namelijk de enige met wie, ik op die maandagmorgen van de diefstal al zo vroeg contact heb proberen te krijgen.
17. Het proces-verbaal inhoudende de verklaring van [betrokkene 5] d.d. 15 maart 2013 met bijlagen, p. 4066:
Tijdstip: 30-01-13 09:25:13 In/uit: U
Met nummer: [telefoonnummer 8] (...)
Beller: [betrokkene 5] (...)
[betrokkene 5] (sth) belt en krijgt een automatische voicemail met Belgische computerstem.
[betrokkene 5] spreekt in:
Ja met [betrokkene 5] , he uh ik krijg nog wel wat centen van jullie voor het werk wat ik voor jullie gedaan heb. Ik zal het toch wel graag, liever gister, hebben gehad. Neem even contact met me op. Joh bedankt.
18. Het in de wettelijke vorm door [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , beiden hoofagent van politie, Bovenregionale Recherche Zuid Nederland, opgemaakte proces-verbaal van 25 maart 2013 (dossierpagina 4106 e.v.), voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 5] , zakelijk weergegeven:
Daarna is [betrokkene 1] met de Volkswagen Golf van [betrokkene 21] naar de loods van [D] te Loosdrecht gereden.
19. Het in de wettelijke vorm door [verbalisant 6] en [verbalisant 7] , beiden inspecteur van politie, Bovenregionale Recherche Zuid Nederland, opgemaakte proces-verbaal van 11 april 2013 (dossierpagina 4121 e.v.), voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 5] , zakelijk weergegeven:
V: Werden er zaken, overhandigd en aan wie?
A: Wat ik weet heeft [verdachte] een papier aan [medeverdachte 5] laten zien. [verdachte] liet toen een papier zien waar vrachtgegevens op stonden. (...)
V: Je snapt dat de laadplanningslijst een belangrijke rol speelt. Wie had de laadplanningslijst bij zich?
A: [verdachte] .
A: Bij [D] werden de spullen uitgeladen dit was overdag in de late ochtend. Een gedeelte werd later gelijk overgeladen in een busje. (...) Op een gegeven moment bleven er nog ongeveer 10 pallets over: [verdachte] en die kleine jongen uit Den Bosch en nog een jongen hebben toen nog een geel busje geladen.
20. Het in de wettelijke vorm door [verbalisant 6] en [verbalisant 13] , respectievelijk inspecteur en hoofdagent van politie, Bovenregionale Recherche Zuid Nederland, opgemaakte proces-verbaal onderzoek Telecommunicatie van 18 april 2013 (dossierpagina 3377 e.v.), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Tussen 1 september 2012 tot en met 12 november 2012 was er in totaal 209 maal contact tussen het nummer [telefoonnummer 5] en het nummer [telefoonnummer 6] . (...)
Op zaterdag 10 november 2012 vanaf 16.58 uur had het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer 5] gedurende de hele avond meerdere malen contact met het telefoonnummer [telefoonnummer 6] .
Ook op zondag 11 november 2012 en maandag 12 november 2012, na het einde diensttijd te 17.02 uur van [medeverdachte 1] , had het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer 5] meerdere malen contact had met het telefoonnummer [telefoonnummer 6] .
Hierbij is het opvallend dat het nummer [telefoonnummer 6] , om 12 november 2012, de dag van de diefstal, om 18.20 uur, een SMS bericht verstuurt naar het nummer van [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 5] ) en vanaf dat moment nooit meer uit belt. (...)
Bij nader onderzoek bleek dat het nummer [telefoonnummer 6] ten tijde van de diefstal van de laptops zeer waarschijnlijk in gebruik is geweest bij [betrokkene 16] , geboren op [geboortedatum] 1990.
Verder bleek dat het telefoonnummer [telefoonnummer 6] van 2 november 2012 tot en met 12 november 2012 bijna dagelijks contact heeft met het telefoonnummer [telefoonnummer 8] , in gebruik bij de eerder genoemde [verdachte] . Dit betekent dus dat er een indirecte link bestaat tussen de medewerker van het bedrijf [A] , genaamd [medeverdachte 1] en (...) [verdachte] .
21.Het in de wettelijke vorm door [verbalisant 6] en [verbalisant 13] , respectievelijk inspecteur en hoofdagent van politie, Bovenregionale Recherche Zuid Nederland, opgemaakte proces-verbaal onderzoek Telecommunicatie van 17 april 2013 (dossierpagina 2279 e.v.), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Zaterdag 10 november 2012:
Het nummer [telefoonnummer 6] ( [betrokkene 16] ) heeft op zaterdag 10 november in totaal 9 maal telefonisch contact met de verdachte medewerker van het bedrijf [A] , [medeverdachte 1] , nummer [telefoonnummer 5] . Opvallend daarbij is dat een aantal malen afwisselend, dus zonder contact met andere nummers er tussendoor, gebeld wordt met het nummer van [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 5] ) en [verdachte] ( [telefoonnummer 8] ). (...)
Op zondag 11 november 2012 heeft het nummer [telefoonnummer 6] ( [betrokkene 16] ) twee maal 16.33 uur en 17.07 uur) contact met het nummer [telefoonnummer 5] (verdachte [medeverdachte 1] ).
Daar tussen (16.58 uur) heeft genoemd nummer contact met het nummer [telefoonnummer 8] ( [verdachte] ).
(...)
Echter uit de analyse van de historische printgegevens van het nummer [telefoonnummer 8] , dat in gebruik is bij [verdachte] , is gebleken dat deze in de bevraagde periode van 01 september 2012 tot en met 13 februari 2013 5774 maal de mast 150kVlijn Utrecht-Dodewaard mast 127/Slagvink 3906 AL Veenendaal aanstraalt. (...)
Hierbij dient te worden opgemerkt dat uit de Gemeentelijke bevolkingsadministratie is gebleken dat de moeder van [verdachte] staat ingeschreven op het adres [i-straat 1] te [plaats] .
De woning [i-straat 1] is ongeveer 352 meter hemelsbreed gelegen van de mast 150kVlijn Utrecht-Dodewaard mast 127/Slagvink.
(...)
Zondag 11 november 2012:
Om 13:08 uur straalt het nummer [telefoonnummer 8] de mast aan de Gruttostraat te ‘s-Hertogenbosch aan en heeft contact met [telefoonnummer 9] ( [betrokkene 22] ).
Aan het begin van dit gesprek straalt het nummer [telefoonnummer 8] aan op de mast aan de Gruttostraat te ‘s-Hertogenbosch en aan het eind van het gesprek de mast aan de Aawal 11 te ‘s-Hertogenbosch.
[betrokkene 22] is volgens GBA ingeschreven op het adres [j-straat 1] te ‘s-[plaats]. De woning [j-straat 1] te ‘s-[plaats] is gelegen tussen de masten aan de Gruttostraat en de Aawal te ‘s-Hertogenbosch. (...)
Hierna verplaatst het nummer [telefoonnummer 8] ( [verdachte] ) weer naar Tiel en heeft daarna die dag geen contact meer met het nummer [telefoonnummer 9] ( [betrokkene 22] ). Volgens de verklaring van [betrokkene 5] zou hij op 11 november 2012 omstreeks 15:00 uur bezocht zijn (hof: bij hem thuis aan de [k-straat 1] te [plaats]) door “ [verdachte] ” ( [verdachte] ) en een Marokkaanse jongen uit ‘s-Hertogenbosch ( [betrokkene 22] ). Dit zou verklaren dat het nummer [telefoonnummer 8] ( [verdachte] ) naar ‘s-Hertogenbosch verplaatst en daarna weer naar Tiel gaat en vervolgens geen contact meer heeft met het nummer [telefoonnummer 9] ( [betrokkene 22] ). Immers [verdachte] is dan in het gezelschap van [betrokkene 22] en is het niet nodig telefonisch contact met elkaar te hebben. (...)
Om 15.47 uur belt het nummer [telefoonnummer 8] ( [verdachte] ) naar het nummer [telefoonnummer 2] ([betrokkene 5] ) en straalt daarbij de mast Hordenweg 4 te Wijk bij Duurstede aan. (...) De Hordenweg 4 te Wijk bij Duurstede ligt op een afstand van ongeveer 1,1 kilometer hemelsbreed van de [k-straat 1] te [plaats].
Op maandag 12 november 2012 tussen 02:36 uur tot 05:54 uur straalt het nummer [telefoonnummer 8] de mast 15kVlijn Utrecht-Dodewaard mast 127 Slagvink aan en heeft om 05.54 uur contact met het nummer [telefoonnummer 9] gebeld ([betrokkene 22] ).
Tussen 06.23 uur en 08.33 uur wordt het nummer [telefoonnummer 8] meerdere malen ingebeld door onder andere het nummer [telefoonnummer 2] ([betrokkene 5] ), [telefoonnummer 6] ( [betrokkene 16] ) en [telefoonnummer 10] ([betrokkene 19] ). (...)
Om 08.33 uur straalt het nummer [telefoonnummer 8] de mast aan de Rijnstraat 34 te Geldermalsen aan en belt uit naar het nummer [telefoonnummer 9] ([betrokkene 22] ). (...)
Om 09.12 uur straalt het nummer [telefoonnummer 8] de een mast aan de Zandwijkseveldweg te Tiel aan en heeft contact met het nummer [telefoonnummer 2] ([betrokkene 5] ). Om 09.31 uur straalt het nummer [telefoonnummer 8] , nog steeds de mast aan de Konijnenwal 48 te Tiel aan en belt uit naar het nummer [telefoonnummer 9] ([betrokkene 22] ). (...)
De Rijnstraat 34 te Geldermalsen is ongeveer 1,8 kilometer hemelsbreed gelegen van de [H] aan de [f-straat 1] te Geldermalsen,
Om 09.49 uur wordt het nummer [telefoonnummer 8] gebeld door [telefoonnummer 2] (verdachte [betrokkene 5] ). (...)
Om 10.40 uur straalt het nummer [telefoonnummer 8] een mast aan de Hoogspanningsmast 23/Vergarderweg te Tiel aan en belt naar het nummer [telefoonnummer 6] ( [betrokkene 16] ).
Om 10:42 uur en straalt het nummer [telefoonnummer 8] de mast aan de Gerdina’s Hof te Geldermalsen aan en wordt dan gebeld door het nummer [telefoonnummer 11]. (...)
Om 12.03 uur straalt het nummer [telefoonnummer 8] de mast Hoogspanningsmast 36 bij knooppunt A2 en A27 te Houten aan en belt met het nummer [telefoonnummer 9] ([betrokkene 22] ).
Om 12:04 uur straalt het nummer [telefoonnummer 8] de mast De Staart 5 te Houten aan en heeft dan contact met het nummer [telefoonnummer 2] (verdachte [betrokkene 5] ).
Om 12:33 uur straalt het nummer [telefoonnummer 8] de mast Dierenriem 5 te Maartensdijk aan en heeft dan contact met het nummer [telefoonnummer 2] (verdachte [betrokkene 5] ).
Om 12:34 uur straalt het nummer [telefoonnummer 8] de mast Dierenriem 5 te Maartensdijk aan.
Om 12:35 uur straalt het nummer [telefoonnummer 8] A27 parkeerplaats De Bosberg te Hollandse Rading aan.
Om 13:59 uur straalt het nummer [telefoonnummer 8] de mast Dierenriem 5 te Maartensdijk aan.
Om 14:00 uur straalt het nummer [telefoonnummer 8] de mast Dierenriem 5 te Maartensdijk aan.
Om 14:0 1 uur straalt het nummer [telefoonnummer 8] de mast Dierenriem 5 te Maartensdijk. Op 13 november 2012 te 09:58 uur straalt het nummer [telefoonnummer 8] de mast 150kVlijn Utrecht- Dodewaard mast 127 / Slagvink te Veenendaal aan.
(...)
Uit het onderzoek is gebleken dat de gestolen/valse kentekenplaten tussen 10.30 uur en 11.00 uur werden omgewisseld bij de [H] in Geldermalsen. (...)
Tussen ongeveer 12.00 en 13.00 uur werd een van de opleggers met gestolen laptops omgekoppeld op een parkeerplaats op de A27 bij Maartensdijk.
22. Het in de wettelijke vorm door [verbalisant 7] en [verbalisant 16], respectievelijk inspecteur en brigadier van politie, Bovenregionale Recherche Zuid Nederland, opgemaakte proces-verbaal van 25 april 2013 (dossierpagina 4232 e.v.), voor zover inhoudende als verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
A: Iedereen weet dat ik uit [plaats] kom.”
2.3.
Het bestreden arrest bevat de volgende bewijsoverwegingen:
“Overwegingen met betrekking tot het bewijs
Standpunt openbaar-ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde medeplegen van oplichting.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het primair, subsidiair, meer subsidiair en meest subsidiair tenlastegelegde. Zij heeft daartoe, kort samengevat, betoogd dat de verdachte niet betrokken is geweest bij de ladingdiefstal/oplichting. De verdachte heeft ontkend de persoon te zijn die in het dossier als ‘ [verdachte] ’ wordt aangeduid. Ook heeft hij ontkend de gebruiker te zijn van het telefoonnummer [telefoonnummer 8] . Aan de herkenning door [betrokkene 1] kan geen waarde worden gehecht. De verklaringen van [betrokkene 5] zijn onbetrouwbaar en kunnen daarom ook niet voor het bewijs worden gebruikt. Als betrokkenheid van de verdachte toch bewezen wordt geacht, dan is zijn rol zo klein geweest dat hooguit sprake was van medeplichtigheid. In ieder geval zou dan een lagere straf dan de rechtbank heeft opgelegd passend zijn.
Volgens de raadsvrouw heeft [betrokkene 5] op relevante punten wisselend, tegenstrijdig en leugenachtig verklaard. Voor zover hij ook belastend over zichzelf heeft verklaard was dit om zijn rol te minimaliseren, terwijl hij juist een hoofdrol speelde. [betrokkene 5] zou de verdachte hebben herkend aan een litteken in zijn gezicht. De verdachte heeft echter geen litteken in het gezicht. Het signalement dat [betrokkene 5] van ‘ [verdachte] ’ heeft gegeven is niet op de verdachte van toepassing: hij heeft geen baard, geen litteken, is niet mager en hij heeft nooit een Citroen Berlingo gehad. Ook stemt de verklaring van [betrokkene 5] niet overeen met die van zijn vrouw, de getuige [betrokkene 20] .
De raadsvrouw plaatst vraagtekens bij de manier waarop [betrokkene 1] de als ‘ [verdachte] ’ aangeduide persoon van een hem door de politie getoonde foto heeft herkend. De getuige heeft de persoon van foto 1 herkend als [verdachte] en het is vervolgens de verbalisant geweest die heeft gesteld dat [betrokkene 1] [verdachte] van foto 2 heeft herkend. Aan een herkenning door [betrokkene 1] kan daarom geen bewijswaarde worden gehecht.
Dat de verdachte de gebruiker zou zijn van het nummer [telefoonnummer 8] wordt alleen door [betrokkene 5] verklaard. Uit diens verklaring komt echter naar voren dat hij die wetenschap niet van zichzelf heeft en dat hij slechts op aanwijzen van de verbalisant de conclusie dat de verdachte de gebruiker van dat nummer zou zijn, heeft getrokken. Ook heeft [betrokkene 5] verklaard dat hij alle nummers die hem in deze zaak hebben gebeld, heeft opgeslagen, maar dat hij het nummer dat eindigt op -[telefoonnummer 8] niet heeft opgeslagen. Ook het gegeven dat dat nummer bij herhaling een mast in Veenendaal heeft aangestraald, dwingt nog niet tot de conclusie dat dat nummer bij [verdachte] in gebruik is geweest of dat de verdachte [verdachte] is.
Uit de bewijsmiddelen kan niet worden afgeleid dat de verdachte bij [D] in Loosdrecht aanwezig was bij het lossen en overladen van de laptops.
Oordeel hof
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof heeft in het bijzonder het volgende overwogen.
Als vaststaand kan worden aangenomen, wat door de verdediging ook niet ter discussie is gesteld, dat er op 12 november 2012 vanaf 08.11 uur onderscheidenlijk 09.32 uur bij [A] in Tiel in totaal 84 pallets met in totaal 4752 laptops van Acer Europe SA zijn meegenomen als lading van twee trekkers met oplegger, waarvan de betreffende chauffeur - [betrokkene 1] onderscheidenlijk [betrokkene 2] - zich in strijd met de waarheid presenteerde als chauffeur van één van de vervoerders aan wie het vervoer van die ladingen was gegund. Beide chauffeurs hadden de beschikking over een uniek door [A] voor dat transport uitgegeven referentienummer. De vrachten waren door [A] aangeboden aan [B] BV en [C] BV in Uden. De vrachten zouden op 12 november 2012 tussen 10.00 en 14.00 uur worden afgehaald.
Nu beide chauffeurs gebruikmaakten van een valse hoedanigheid en er sprake was van een samenweefsel van verdichtsels, waardoor er bij [A] een onjuiste voorstelling van zaken is ontstaan, op basis waarvan zij ertoe is overgegaan aan beide chauffeurs een lading laptops mee te geven , is er naar het oordeel van het hof sprake van (het medeplegen van) oplichting.
De vraag die het hof te beantwoorden heeft is of, en zo ja welke, verdachte een rol bij deze oplichting had.
Het hof is van oordeel dat [betrokkene 5] en [betrokkene 1] geloofwaardig zijn en hun verklaringen betrouwbaar. Hun verklaringen vinden op hoofdpunten steun in historische verkeersgegevens inclusief mastlocatiegegevens en over en weer in elkaars verklaringen en in de verklaringen van [betrokkene 2] , die net zoals [betrokkene 5] en [betrokkene 1] (ook) zichzelf heeft belast. De stelling dat [betrokkene 5] zijn rol minimaliseert mist feitelijke grondslag en als [betrokkene 5] al wisselend, tegenstrijdig of leugenachtig heeft verklaard, dan is daarvan in het grote aantal verklaringen slechts zeer incidenteel sprake geweest en dwingt die gestelde omstandigheid er nog niet toe de verklaringen van [betrokkene 5] , waarin hij openheid van zaken heeft gegeven, als onbetrouwbaar van het bewijs uit te sluiten.
Uit de verklaringen van [betrokkene 5] en [betrokkene 1] blijkt dat ene [verdachte] een grote rol had bij de oplichting van [A] .
De verdachte is als [verdachte] herkend van een foto door [betrokkene 5] , [betrokkene 1] en de getuige [betrokkene 20] . In wat de verdediging heeft aangevoerd ziet het hof geen aanknopingspunt voor het oordeel dat een of meer van die herkenningen niet voor het bewijs zouden mogen worden gebruikt. Naar het oordeel van het hof vindt de uitleg van de verdediging van de herkenning door [betrokkene 1] geen steun in het desbetreffende bewijsmiddel, waaruit naar voren komt dat de verbalisant door middel van een controlevraag heeft vastgesteld dat [betrokkene 1] de persoon van foto 1 niet kende en de persoon van foto 2 herkende als [verdachte]. Die herkenningen, die onafhankelijk van elkaar zijn gedaan, versterken elkaar voor zover zij inhouden dat de verdachte [verdachte] is. Bovendien komt uit de gebezigde bewijsmiddelen naar voren dat de verdachte aan een ongeluk een verlamming bij zijn oog heeft overgehouden en heeft [betrokkene 1] verklaard dat de verdachte ‘een beetje een verlamming aan zijn oog [heeft]’. Het hof stelt daarom vast dat de verdachte [verdachte] is. Dat het door [betrokkene 5] opgegeven signalement van [verdachte] op een enkel onderdeel niet (meer) op de verdachte van toepassing is, zoals de verdediging heeft betoogd, is onvoldoende voor een ander oordeel.
Het hof is met de rechtbank van oordeel dat het nummer [telefoonnummer 8] bij [verdachte] , en dus bij de verdachte, in gebruik was. Het hof baseert dat oordeel op de verklaring van [betrokkene 5] inhoudende dat [verdachte] dat nummer gebruikte. Dat de verbalisant dat [betrokkene 5] in de mond zou hebben gelegd, vindt geen steun in de bewijsmiddelen. Uit de historische, verkeersgegevens komt naar voren dat het door [betrokkene 5] gebruikte nummer, [telefoonnummer 2], op maandag 12 november 2012 tussen ongeveer 06.45 en 07.02 uur vier keer contact heeft gehad of heeft proberen te krijgen met het nummer [telefoonnummer 8] . Naar aanleiding daarvan heeft [betrokkene 5] verklaard dat hij alleen met [verdachte] die maandagmorgen al zo vroeg contact heeft geprobeerd te krijgen. Ook heeft [betrokkene 5] verklaard dat [verdachte] uit Veenendaal komt en heeft de verdachte verklaard dat hij daar vandaan komt. Uit de historische verkeersgegevens komt naar voren dat het nummer [telefoonnummer 8] in de periode van 1 september 2012 tot en met 13 februari 2013 5774 maal een bepaalde mast in Veenendaal aanstraalt die hemelsbreed op een afstand van 352 m is gelegen van het adres waar de moeder van de verdachte staat ingeschreven. Verder heeft [betrokkene 5] op 30 januari 2013 een voicemailbericht ingesproken op dit telefoonnummer en gezegd dat hij nog centen krijgt voor zijn aandeel in de diefstal van laptops bij [A] in Tiel. [betrokkene 5] heeft verklaard dat dit geldt ten aanzien van [verdachte] en diens handlanger.
Met de rechtbank is het hof (dus) van oordeel dat het telefoonnummer [telefoonnummer 8] werd gebruikt door de verdachte en dat:
- de verdachte aan [betrokkene 5] heeft gevraagd om twee vrachtwagens met chauffeur te regelen om een slag te kunnen slaan en dat de verdachte voor diens bijdrage [betrokkene 5] een bedrag van € 100.000,- in het vooruitzicht heeft gesteld;
- de verdachte de orders en papiertjes met referentienummers aan [betrokkene 5] heeft gegeven, waarna [betrokkene 5] deze referentienummers aan [betrokkene 1] en [betrokkene 2] heeft verstrekt;
- de verdachte beschikte over de laadplanningslijst;
- de verdachte [betrokkene 1] en [betrokkene 2] instructies heeft gegeven over het tijdstip waarop zij de lading moesten gaan ophalen;
- de verdachte (indirect) contact had met een medewerker binnen [A] , zijnde [medeverdachte 1] ;
- de verdachte voordat [betrokkene 1] en [betrokkene 2] naar [A] vertrokken valse kentekenplaten op de vrachtwagens heeft aangebracht en de platen daarna weer heeft verwisseld;
- de verdachte aanwezig is geweest bij het lossen van de lading laptops in Loosdrecht en zelf een busje heeft geladen.
De verdachte heeft op 12 november 2012, de dag waarop de laptops zijn meegenomen, contact gehad met verschillende medeverdachten (waaronder [betrokkene 22] en [betrokkene 5] ). De mastgegevens van de telefoon van de verdachte passen bij de route die de meegenomen laptops op 12 november 2012 hebben afgelegd.
Gelet op al deze feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn mededaders. De bewezen - intellectuele en materiële - bijdrage aan het delict van de verdachte, die één van de degenen was die de oplichting hebben geïnitieerd en georganiseerd, is van voldoende gewicht om van medeplegen te kunnen spreken.”
3. Het eerste middel
3.1.
Het middel bevat de klacht dat het hof is afgeweken van het uitdrukkelijk onderbouwde standpunt dat de verklaringen van getuige [betrokkene 5] dienen te worden uitgesloten van het bewijs omdat deze wisselend, tegenstrijdig en leugenachtig zijn, zonder in het bijzonder de redenen op te [medeverdachte 4] die daartoe hebben geleid, althans dat die motivering de verwerping van het verweer niet kan dragen.
3.2.
In de schriftuur wordt erop gewezen dat het volgende uitdrukkelijk onderbouwde standpunt is gevoerd (p. 1-2 van de aan het proces-verbaal van de terechtzitting van 14 juni 2018 gehechte pleitnotities):
“De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [betrokkene 5] als betrouwbaar kunnen worden aangemerkt en tot het bewijs kunnen worden gebruikt. De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [betrokkene 5] op belangrijke onderdelen ondersteuning vinden in onder meer de verklaringen van [betrokkene 1] , het tapgesprek van 30 januari 2013, de mastgegevens en de historische verkeersgegevens. Daarnaast geeft de rechtbank aan dat [betrokkene 5] ook belastend over zichzelf heeft verklaard.
De verdediging deelt dit standpunt niet en is de mening toegedaan dat aan de verklaringen van [betrokkene 5] geen enkele bewijswaarde kan worden toegekend. [betrokkene 5] verklaart op relevante punten wisselend, tegenstrijdig en leugenachtig, bijvoorbeeld over de ontmoeting bij het Van der Valk hotel in Houten en over het verkrijgen van de referentienummers. In dit verband wordt, net zoals in eerste aanleg, opgemerkt dat [betrokkene 5] bij de rechter-commissaris om die reden onder ede is geplaatst.
Zoals aangegeven heeft de rechtbank in het voordeel van [betrokkene 5] beoordeeld dat hij ook belastend over zichzelf heeft verklaard maar naar de mening van cliënt is dit alleen geweest om zijn rol in het geheel te minimaliseren; wat hij heeft verklaard hoeft niet de waarheid te zijn. Uit het dossier, meer in het bijzonder uit de verklaringen van de chauffeurs [betrokkene 2] en [betrokkene 1] , blijkt wel dat [betrokkene 5] de hoofdrol heeft gespeeld in het hele gebeuren. Een en ander maakt dat [betrokkene 5] een onbetrouwbare getuige is en dat zijn verklaringen niet tot het bewijs kunnen worden gebezigd. De verdediging meent dan ook dat de verklaringen moeten worden uitgesloten van het bewijs.”
3.3.
Het hof heeft dit uitdrukkelijk onderbouwde standpunt als volgt verworpen (zie ook 2.3 hiervoor):
“Het hof is van oordeel dat [betrokkene 5] en [betrokkene 1] geloofwaardig zijn en hun verklaringen betrouwbaar. Hun verklaringen vinden op hoofdpunten steun in historische verkeersgegevens inclusief mastlocatiegegevens en over en weer in elkaars verklaringen en in de verklaringen van [betrokkene 2] , die net zoals [betrokkene 5] en [betrokkene 1] (ook) zichzelf heeft belast. De stelling dat [betrokkene 5] zijn rol minimaliseert mist feitelijke grondslag en als [betrokkene 5] al wisselend, tegenstrijdig of leugenachtig heeft verklaard, dan is daarvan in het grote aantal verklaringen slechts zeer incidenteel sprake geweest en dwingt die gestelde omstandigheid er nog niet toe de verklaringen van [betrokkene 5] , waarin hij openheid van zaken heeft gegeven, als onbetrouwbaar van het bewijs uit te sluiten.”
3.4.
Vooropgesteld moet worden dat het is voorbehouden aan de feitenrechter om tot het bewijs te bezigen wat deze uit een oogpunt van betrouwbaarheid daartoe dienstig voorkomt en datgene terzijde te stellen wat deze voor het bewijs van geen waarde acht. De invoering van de motiveringsplicht van art. 359 lid 2 Sv heeft geen wijziging gebracht in het uitgangspunt dat de selectie en waardering van het beschikbare feitenmateriaal is voorbehouden aan de feitenrechter. Wel brengt die bepaling mee dat de rechter in een aantal gevallen zijn beslissing nader zal dienen te motiveren. Dat is onder meer het geval indien door of namens de verdachte een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt is ingenomen ten aanzien van het gebruikte bewijsmateriaal. Omtrent de aan de mate van motivering te stellen eisen komt onder meer betekenis toe aan de inhoud en indringendheid van de aangevoerde argumenten. De motiveringsplicht gaat daarbij niet zo ver dat bij de niet-aanvaarding van een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt op ieder detail van de argumentatie moet worden ingegaan.1.Het voorgaande brengt mee dat de verwerping van een dergelijk betrouwbaarheidsverweer in cassatie slechts beperkt, namelijk op zijn begrijpelijkheid, kan worden getoetst en zelden tot cassatie leidt.
3.5.
De kern van de klacht is dat, in tegenstelling tot hetgeen door het hof is overwogen, het er juist om gaat dat op relevante onderdelen van de verklaringen van [betrokkene 5] wisselend, tegenstrijdig en leugenachtig is verklaard. Dat de verklaringen van [betrokkene 5] voor het overige, op punten die niet zien op de verdenking jegens de verdachte, geloofwaardig en betrouwbaar zijn doet daar volgens de steller van het middel niets aan af. Die onderdelen zijn immers niet redengevend voor het bewijs. Dat die niet-relevante onderdelen uit de verklaringen van getuige [betrokkene 5] steun vinden in historische verkeersgegevens, mastlocatiegegevens en over en weer in elkaars verklaringen en in de verklaringen van [betrokkene 2] , die net zoals [betrokkene 5] en [betrokkene 1] (ook) zichzelf belast, zoals door het hof is overwogen, maakt volgens haar nog niet dat de verklaringen van [betrokkene 5] op relevante punten geloofwaardig en betrouwbaar zijn.
3.6.
De steller van het middel heeft in de schriftuur niet aangegeven op welke relevante onderdelen [betrokkene 5] met betrekking tot de kern van de verdenking jegens de verdachte wisselend, tegenstrijdig en leugenachtig zou zijn verklaard. Dat maakt de toetsing in cassatie, die op dit gebied gelet op de vrije selectie- en waarderingsvrijheid die de feitenrechter toekomt toch al beperkt is, moeizaam zo niet onmogelijk. Uit de geciteerde onderdelen van de pleitnotities maak ik op dat wordt gedoeld op de verklaringen ‘bijvoorbeeld over de ontmoeting bij het Van der Valk hotel in Houten en over het verkrijgen van de referentienummers.’ Waarom deze verklaringen (waarvan slechts de laatste voor het bewijs is gebezigd) niet geloofwaardig of onbetrouwbaar zijn, wordt evenwel niet uitgewerkt. Evenmin wordt toegelicht welke verklaringen volgens de steller van het middel wel geloofwaardig en betrouwbaar zijn, maar niet zien op de (kern van de) verdenking jegens de verdachte. In dat verband wijs ik erop dat, anders dan wordt betoogd, wel degelijk relevante onderdelen van de verklaringen van getuige [betrokkene 5] – die betrekking hebben op de kern van de verdenking jegens de verdachte – worden ondersteund door onder meer verklaringen van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] . De als bewijsmiddel 7 en 9 gebezigde en in cassatie niet bestreden verklaringen van [betrokkene 2] houden immers onder meer in: “ [verdachte] heeft [betrokkene 5] toen benaderd, [betrokkene 5] (hof: [betrokkene 5] ) [betrokkene 5] , en gevraagd of ik een transportje kon doen.” en “Die tipgever vanuit [A] . Die had een visje bij [verdachte] uitgegooid en een visje bij hem ( [betrokkene 5] ) uitgegooid van, zouden jullie die klus willen doen. Ja [verdachte] was hem dus een stapje voor en ja, toen hebben wij die klus zo gedaan.” Zo houdt ook de als bewijsmiddel 10 gebezigde en evenmin bestreden verklaring van [betrokkene 1] in reactie op de vraag wie het woord voerden in het gesprek over wie wat ging verkopen in: “ [verdachte] en [medeverdachte 5] zeg maar. Die spraken dingen met elkaar af.” Daarbij heeft het hof vastgesteld dat [verdachte] de verdachte is.
3.7.
Het hof heeft anders dan wordt gesteld wel in het bijzonder de redenen opgegeven die hebben geleid tot de verwerping van het door de verdediging gevoerde uitdrukkelijk onderbouwde standpunt. Die door het hof opgegeven redenen kunnen de verwerping zonder meer dragen.
3.8.
Het middel faalt.
4. Het tweede middel
4.1.
Het middel bevat de klacht dat het hof is afgeweken van het uitdrukkelijk onderbouwde standpunt dat aan de vermeende herkenning van de verdachte door [betrokkene 5] geen waarde kan worden gehecht, zonder in het bijzonder de redenen op te [medeverdachte 4] die daartoe hebben geleid, althans dat de motivering van het hof die verwerping niet kan dragen.
4.2.
In de schriftuur wordt erop gewezen dat het volgende uitdrukkelijk onderbouwde standpunt is aangevoerd (p. 2 van de aan het proces-verbaal van de terechtzitting van 14 juni 2018 gehechte pleitnotities):
“Over de herkenning van cliënt door [betrokkene 5] wenst cliënt nog op te merken dat [betrokkene 5] heeft verklaard dat hij [verdachte] heeft herkend aan een litteken op zijn wang dat ook op de foto te zien was. Dat heeft [betrokkene 5] ook ten overstaan van de rechter-commissaris verklaard. Cliënt wenst in dit kader aangegeven dat hij geen litteken in zijn gezicht heeft. Op de foto die meerdere keren aan [betrokkene 5] is getoond is evenmin te zien dat cliënt een litteken in zijn gezicht heeft.
[betrokkene 5] heeft verder over deze [verdachte] verklaard dat hij 1,80 m groot is, kort zwart haar en een baardje heeft en een litteken in zijn gezicht heeft. [verdachte] zou een mager postuur hebben. Volgens [betrokkene 5] heeft [verdachte] een Citroën Berlingo grijs van kleur. Van deze beschrijving van [verdachte] en de auto komt niet veel overeen met cliënt. Het is juist dat cliënt zwart haar heeft, maar daar blijft het ook bij. Cliënt heeft geen baard, geen litteken, is niet mager en heeft nooit een Citroën Berlingo gehad.”
4.3.
Het hof heeft dit uitdrukkelijk onderbouwde standpunt als volgt verworpen (zie ook 2.3 hiervoor):
“De verdachte is als [verdachte] herkend van een foto door [betrokkene 5] , [betrokkene 1] en de getuige [betrokkene 20] . In wat de verdediging heeft aangevoerd ziet het hof geen aanknopingspunt voor het oordeel dat een of meer van die herkenningen niet voor het bewijs zouden mogen worden gebruikt. Naar het oordeel van het hof vindt de uitleg van de verdediging van de herkenning door [betrokkene 1] geen steun in het desbetreffende bewijsmiddel, waaruit naar voren komt dat de verbalisant door middel van een controlevraag heeft vastgesteld dat [betrokkene 1] de persoon van foto 1 niet kende en de persoon van foto 2 herkende als [verdachte]. Die herkenningen, die onafhankelijk van elkaar zijn gedaan, versterken elkaar voor zover zij inhouden dat de verdachte [verdachte] is. Bovendien komt uit de gebezigde bewijsmiddelen naar voren dat de verdachte aan een ongeluk een verlamming bij zijn oog heeft overgehouden en heeft [betrokkene 1] verklaard dat de verdachte ‘een beetje een verlamming aan zijn oog [heeft]’. Het hof stelt daarom vast dat de verdachte [verdachte] is. Dat het door [betrokkene 5] opgegeven signalement van [verdachte] op een enkel onderdeel niet (meer) op de verdachte van toepassing is, zoals de verdediging heeft betoogd, is onvoldoende voor een ander oordeel.”
4.4.
De betreffende als bewijsmiddel 12 gebezigde herkenning door [betrokkene 5] houdt het volgende in:
“V: Wie is de persoon op foto 2?
A: Dat is [verdachte] .
V: Waar herken jij hem aan?
A: Ja aan zijn gezicht. Dat gezicht herken ik wel. Hij heeft een litteken in zijn gezicht.
V: Hoe zeker weet je dat [verdachte] ook daadwerkelijk [verdachte] is?
A: Dat is die jongen uit Veenendaal. Dit is ook de [verdachte] die ik bedoel. Of die ook [verdachte] in het echt heet weet ik (hof: niet). Hij stelde zich altijd voor als [verdachte] . (...)”
4.5.
In de toelichting op het middel wordt gesteld dat het hof zijn oordeel dat in hetgeen is aangevoerd geen aanknopingspunt wordt gezien voor het oordeel dat een of meer herkenningen niet voor het bewijs zouden mogen worden gebruikt in strijd met art. 359 lid 2 Sv niet nader heeft toegelicht. Het gaat er volgens de steller van het middel om dat getuige [betrokkene 5] een omschrijving geeft van de uiterlijke kenmerken van de persoon die [verdachte] wordt genoemd en dat die omschrijving niet overeenkomt met de uiterlijke kenmerken van de persoon op de foto die hij als [verdachte] zou hebben herkend, zodat [betrokkene 5] hem ook niet kan hebben herkend. Daarbij wordt erop gewezen dat is aangevoerd dat het door [betrokkene 5] opgegeven signalement niet slechts op een enkel onderdeel niet op verdachte van toepassing is en dat het dus, in tegenstelling tot waar het hof van uit gaat, gaat om meer dan één enkel onderdeel.
4.6.
Ook ten aanzien van deze klacht heeft de steller van het middel het betreffende signalement of de verklaring van [betrokkene 5] waaruit zou volgen dat hij een omschrijving geeft die niet overeenkomt met de persoon op de foto c.q. de verdachte, niet weergegeven of nader toegelicht waar deze zich in het dossier bevindt. Mogelijk wordt gedoeld op de zich in het politiedossier bevindende verklaringen van [betrokkene 5] “Volgens mij heeft hij een litteken in zijn gezicht, dacht half baardje of zo, beetje krullend haar.”2.en “Met betrekking tot [verdachte] kan ik nog verklaren dat hij toen de kentekenplaten werden gewisseld hij bij de wasstraat hij aankwam met een grijze Citroen Berlingo. Het kan ook nog een Peugeot zijn die lijken qua model erg op elkaar.”3..
4.7.
Ik wijs er nog eens op dat de uit art. 359 lid 2 Sv voortvloeiende motiveringsplicht van de rechter niet zo ver gaat dat bij de niet-aanvaarding van een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt op ieder detail van de argumentatie moet worden ingegaan. Het hof heeft overwogen dat de omstandigheid dat de door [betrokkene 5] opgegeven signalement van de verdachte op een enkel onderdeel niet (meer) op hem van toepassing is, onvoldoende is voor het oordeel dat zijn herkenning van de verdachte op de foto niet meer betrouwbaar is. Daarnaast heeft het hof tot het bewijs gebezigd onder meer de verklaring van medeverdachte [betrokkene 2] waarin hij de verdachte omschrijft als “1.80 meter zeker, groot en grof postuur, beetje een buikje, en een beetje een verlamming aan zijn oog” (bewijsmiddel 7), en de verklaring van [betrokkene 5] dat hij de verdachte aan het litteken in zijn gezicht herkende. Daaruit kan worden afgeleid dat het hof in zoverre overeenkomstig het signalement van [betrokkene 5] als vaststaand heeft aangenomen dat hij 1.80 meter lang is en een litteken in zijn gezicht heeft. Dat het hof ten aanzien van het overige – te weten dat hij kort, zwart haar en een baardje en een mager postuur had – heeft overwogen dat enige discrepantie in het opgegeven signalement van [betrokkene 5] en de verdachte niet tot onbetrouwbaarheid van de herkenning leidt, vind ik in dit verband, gelet op motivering van het hof in zijn geheel, niet onbegrijpelijk. Daarbij merk ik overigens op dat het al dan niet bezitten van een bepaald type auto op een bepaald moment, geen onderscheidend uiterlijk kenmerk is. Ook wijs ik er ten overvloede op dat de betreffende foto van de verdachte waarop hij door [betrokkene 5] is herkend zich in het dossier bevindt en dat daarop door mij is waar te nemen dat de verdachte zwart kort en een beetje krullend haar heeft en een klein baardje.
4.8.
De verwerping van het hof van het uitdrukkelijk onderbouwde standpunt is niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd.
4.9.
Het middel faalt.
5. Het derde middel
5.1.
Het middel bevat de klacht dat de bewezenverklaring niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid.
5.2.
Uit de toelichting op het middel maak ik op dat de kern van de klacht is dat een aantal feiten en omstandigheden in strijd met art. 342 lid 2 Sv enkel en alleen uit de verklaringen van medeverdachte [betrokkene 5] kunnen worden afgeleid en niet door de overige bewijsmiddelen worden ondersteund. Ook blijken enkele omstandigheden volgens de steller van het middel helemaal niet uit de bewijsmiddelen.
5.3.
Bij de beoordeling van het middel moet het volgende vooropgesteld worden. Volgens 342 lid 2 Sv - dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan – kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal.4.Het komt in een dergelijk geval dus aan op de vraag of voldoende steunbewijs aanwezig is. Voor die beoordeling zijn geen algemene regels te geven . In ieder geval is niet vereist dat het steunbewijs betrekking heeft op de ten laste gelegde gedragingen en evenmin dat het rechtstreeks de betrokkenheid van de verdachte bij het ten laste gelegde feit bevestigt.5.
5.4.
Het gaat dus om de vraag of de bewezenverklaring niet slechts steunt op één getuigenverklaring. Het hof heeft bewezen verklaard dat de verdachte samen met zijn mededaders kort gezegd aan medeverdachten [betrokkene 1] en [betrokkene 2] de wederrechtelijk verkregen referentienummers heeft doorgegeven die zijn uitgegeven aan [A] , waarna die [betrokkene 1] en [betrokkene 2] zich daarmee hebben voorgedaan als bevoegde chauffeurs en [A] werd bewogen tot afgifte van de lading laptops. De steller van het middel miskent in de eerste plaats dat het gaat om het medeplegen van de bewezen verklaarde gedragingen, zodat niet bewezen is, en ook niet bewezen hoefde te worden verklaard, dat de verdachte deze handelingen alleen heeft gepleegd. In de tweede plaats zijn de bewezen verklaarde gedragingen niet slechts op één getuigenverklaring gebaseerd.
5.5.
Geheel ten overvloede merk ik op dat voor de in de schriftuur genoemde feiten en omstandigheden die enkel en alleen uit de verklaringen van medeverdachte [betrokkene 5] zouden blijken, wel degelijk voldoende steunbewijs vinden in de overige bewijsmiddelen, die ik hier niet allemaal ga herhalen. Ik wijs onder meer op de historische verkeers- en mastlocatiegegevens, de verklaringen van medeverdachte [betrokkene 2] : “ [verdachte] heeft [betrokkene 5] toen benaderd, [betrokkene 5] (hof: [betrokkene 5] ) [betrokkene 5] , en gevraagd of ik een transportje kon doen.” en “Die tipgever vanuit [A] . Die had een visje bij [verdachte] uitgegooid en een visje bij hem ( [betrokkene 5] ) uitgegooid van, zouden jullie die klus willen doen. Ja [verdachte] was hem dus een stapje voor en ja, toen hebben wij die klus zo gedaan.” en de verklaringen van medeverdachte [betrokkene 1] : “In de kantine had die overleg met [verdachte] (…) wie wat ging verkopen”.
5.6.
Het middel faalt.
6. Het vierde middel
6.1.
Het middel bevat de klacht dat de redelijke termijn in cassatiefase is overschreden.
6.2.
Namens de verdachte is op 29 juni 2018 beroep in cassatie ingesteld. De stukken van het geding zijn op 10 juli 2019 bij de griffie van de Hoge Raad binnengekomen. De klacht houdt in dat de stukken niet tijdig, te weten binnen acht maanden na het instellen van beroep in cassatie naar de griffie van de Hoge Raad zijn gezonden, zodat de redelijke termijn is geschonden. De inzendtermijn is met afgerond vijf maanden overschreden. Daarbij merk ik op dat ook de termijn van zestien maanden sinds het instellen van het cassatieberoep is overschreden, zodat dit verzuim niet meer valt te repareren met een voortvarende afdoening door de Hoge Raad.6.Dit betekent dat de schending dient te leiden tot strafvermindering zoals de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
6.3.
Het middel is terecht voorgesteld.
7. Conclusie
7.1.
Het eerste, tweede en derde middel falen en kunnen worden afgedaan met de aan art. 81 lid 1 RO ontleende motivering. Het vierde middel slaagt.
7.2.
Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven .
7.3.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak voor wat betreft de hoogte van de opgelegde straf en tot zodanige vermindering naar de gebruikelijke maatstaf en verwerping van het beroep voor het overige.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 03‑03‑2020
Proces-verbaal van verhoor verdachte [betrokkene 5] van 14 februari 2013, politiedossier p. 4561.
Proces-verbaal van verhoor verdachte [betrokkene 5] van 11 april 2013, politiedossier p. 4744.
HR 6 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BQ6144, NJ 2012/252.
Vgl. HR 15 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:717, NJ 2018/298 en de conclusie van mijn voormalig ambtgenoot Machielse ECLI:NL:PHR:2017:359.
HR 17 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD2578, NJ 2008/358, m. nt. Mevis.