NJ 2016/282
Voorhanden hebben restproduct bereiding synthetische drugs valt niet onder art. 10a Opiumwet. Het past niet daaronder handelingen te rubriceren die zijn verricht na voltooiing van het delict.
HR 26-04-2016, ECLI:NL:HR:2016:743, m.nt. N. Keijzer
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
26 april 2016
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, B.C. de Savornin Lohman, J. de Hullu, Y. Buruma, E.S.G.N.A.I. van de Griend
- Zaaknummer
14/03354
- Conclusie
A-G mr. D.J.C. Aben
- Noot
N. Keijzer
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS110754:1
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Opiumwet
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2016:743, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 26‑04‑2016
ECLI:NL:PHR:2016:306, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 09‑02‑2016
Beroepschrift, Hoge Raad, 03‑09‑2014
- Wetingang
Art. 10a Opiumwet
Essentie
Voorbereiding in de zin van art. 10a Opiumwet. Bij het karakter van art. 10a Opiumwet als — kort gezegd — zelfstandig voorbereidings- of bevorderingsdelict past niet om daaronder ook handelingen te rubriceren die zijn verricht na afloop van het voltooien van het voor te bereiden of te bevorderen delict.
Partij(en)
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 16 april 2014, nummer 20/001286-13, in de strafzaak tegen: S. Adv.: mr. R.J. Baumgardt, te Spijkenisse.
Voorgaande uitspraak
Cassatiemiddel:
(zie 3.1; red.)