Einde inhoudsopgave
Uitvoeringswet Internationaal Strafhof
Artikel 53
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2002
- Bronpublicatie:
20-06-2002, Stb. 2002, 314 (uitgifte: 27-06-2002, kamerstukken: 28098)
- Inwerkingtreding
01-07-2002
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-06-2002, Stb. 2002, 315 (uitgifte: 01-01-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
De rechter-commissaris doet het verzoek om samenwerking, na bijvoeging van de processen-verbaal van de door hem afgenomen verhoren en van die van zijn verdere verrichtingen, zo spoedig mogelijk teruggaan naar de officier van justitie.
2.
De door de rechter-commissaris in beslag genomen stukken van overtuiging en onder hem berustende gegevensdragers waarop gegevens zijn opgenomen die zijn vergaard met gebruikmaking van enige strafvorderlijke bevoegdheid worden ter beschikking van de officier van justitie gesteld, voor zover de rechtbank daartoe verlof verleent. De artikelen 21 tot en met 25 van het Wetboek van Strafvordering zijn van overeenkomstige toepassing.
3.
Tenzij aannemelijk is dat de rechthebbenden op de in beslag genomen stukken van overtuiging niet in Nederland verblijf houden, wordt het krachtens het tweede lid vereiste verlof slechts verleend onder het voorbehoud, dat bij de afgifte aan het Strafhof wordt bedongen, dat de stukken zullen worden teruggezonden zodra daarvan het voor de strafvordering nodige gebruik is gemaakt.
4.
Het bepaalde bij en krachtens de artikelen 116 tot en met 119, 552a, 552ca, 552d, eerste lid, en 552e van het Wetboek van Strafvordering is ten aanzien van het gestelde in het eerste tot en met derde lid van overeenkomstige toepassing. In de plaats van het volgens die artikelen bevoegde gerecht treedt de rechtbank die bevoegd is tot het verlenen van het krachtens het tweede lid van dit artikel vereiste verlof.