Einde inhoudsopgave
Uitvoeringswet Internationaal Strafhof
Artikel 50
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2013
- Redactionele toelichting
In strafzaken waarin ten tijde van de inwerkingtreding van deze wijziging reeds een gerechtelijk vooronderzoek is ingesteld of dit gerechtelijk vooronderzoek nog niet onherroepelijk is gesloten, blijven de op dat tijdstip vervallen bepalingen van toepassing.
- Bronpublicatie:
01-12-2011, Stb. 2011, 600 (uitgifte: 22-12-2011, kamerstukken: 32177)
- Inwerkingtreding
01-01-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-09-2012, Stb. 2012, 408 (uitgifte: 19-09-2012, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
De officier van justitie stelt het verzoek om samenwerking in handen van de rechter-commissaris:
- a.
indien het strekt tot het horen van personen die niet bereid zijn vrijwillig te verschijnen en de gevraagde verklaring af te leggen;
- b.
indien het strekt tot het meewerken aan een verhoor door het Strafhof van een getuige of deskundige per videoconferentie;
- c.
indien uitdrukkelijk is gevraagd om een beëdigde verklaring of om een verklaring, afgelegd ten overstaan van een rechter;
- d.
indien het met het oog op het verlangde gevolg nodig is dat stukken van overtuiging in beslag worden genomen en daartoe bevoegdheidsuitoefening door de rechter-commissaris nodig is.
2.
In andere dan de in het eerste lid voorziene gevallen kan de officier van justitie het verzoek van het Strafhof in handen van de rechter-commissaris stellen.
3.
De overlegging van het verzoek geschiedt bij een schriftelijke vordering, waarin wordt omschreven welke verrichtingen van de rechter-commissaris worden verlangd.
4.
De vordering, bedoeld in het derde lid, kan te allen tijde worden ingetrokken.