NJ 2021/166
Procesrecht. Incident in cassatie tot zekerheidstelling proceskosten (art. 414 jo. 224 Rv); zekerheidstelling ook voor onbetaald gebleven proceskosten uit voorgaande instantie?
HR 23-04-2021, ECLI:NL:HR:2021:651
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
23 april 2021
- Magistraten
Mrs. C.A. Streefkerk, M.J. Kroeze, H.M. Wattendorff
- Zaaknummer
20/01452
- Conclusie
A-G mr. E.M. Wesseling-van Gent
- Noot
Red. Aant.
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS269305:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Beslag en executie
Burgerlijk procesrecht / Cassatie
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2022:1181, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 09‑09‑2022
ECLI:NL:PHR:2022:151, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑02‑2022
ECLI:NL:HR:2021:651, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 23‑04‑2021
ECLI:NL:PHR:2021:55, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 22‑01‑2021
Beroepschrift, Hoge Raad, 28‑04‑2020
- Wetingang
Samenvatting
Art. 224 lid 1 Rv bepaalt dat allen zonder woonplaats of gewone verblijfplaats in Nederland die bij een Nederlandse rechter een vordering instellen of zich voegen of tussenkomen in een geding alhier, verplicht zijn op vordering van de wederpartij zekerheid te stellen voor de proceskosten tot betaling waarvan zij veroordeeld zouden kunnen worden. De strekking van deze bepaling is te voorkomen dat een in het gelijk gestelde gedaagde wordt geconfronteerd ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.