Einde inhoudsopgave
Burgerlijk Wetboek Boek 7
Artikel 307 [Indeplaatsstelling]
Geldend
Geldend vanaf 01-08-2003
- Bronpublicatie:
21-11-2002, Stb. 2002, 588 (uitgifte: 01-01-2002, kamerstukken: 26932)
- Inwerkingtreding
01-08-2003
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
02-06-2003, Stb. 2003, 230 (uitgifte: 01-01-2003, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Huurrecht / Huur van bedrijfsruimte
1.
Indien overdracht door de huurder aan een derde van het in het gehuurde door de huurder zelf of een ander uitgeoefende bedrijf gewenst wordt, kan de huurder vorderen dat hij gemachtigd wordt om die derde als huurder in zijn plaats te stellen.
2.
De rechter beslist met inachtneming van de omstandigheden van het geval, met dien verstande dat hij de vordering slechts kan toewijzen, indien de huurder of de ander die het bedrijf uitoefent, een zwaarwichtig belang heeft bij de overdracht van het bedrijf en dat hij haar steeds afwijst, indien de voorgestelde huurder niet voldoende waarborgen biedt voor een volledige nakoming van de overeenkomst en voor een behoorlijke bedrijfsvoering.
3.
De rechter kan aan de machtiging voorwaarden verbinden of daarbij een last opleggen.