Rb. Rotterdam, 28-11-2006, nr. 10/993100-05
ECLI:NL:RBROT:2006:AZ3100
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
28-11-2006
- Zaaknummer
10/993100-05
- LJN
AZ3100
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2006:AZ3100, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 28‑11‑2006; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 28‑11‑2006
Inhoudsindicatie
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging dat door het openbaar ministerie vormen zijn verzuimd die moeten leiden tot niet ontvankelijkheid van het openbaar ministerie dan wel tot bewijsuitsluiting. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat door verdachte en zijn medeverdachte omzetten uit de boeken zijn gewist en lonen zwart zijn uitbetaald. Strafmaat.
Partij(en)
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector Strafrecht
Parketnummer: 10/993100-05
Datum uitspraak: 28 november 2006
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, zitting houdend in de nevenzittingsplaats Maastricht, meervoudige kamer voor strafzaken, naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 november 2006 in de strafzaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats en datum verdachte],
wonende te [adres verdachte].
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
- 1.
(in het navolgende wordt op enige plaatsen verwezen naar dokumenten (B/ ) uit het proces-verbaal van de FIOD/ECD Zuidwest, kantoor Rotterdam, opgemaakt onder nummer 32534)
hij in of omstreeks de periode van 18 april 2000 tot en met 29 oktober 2004 te Haarlem en/of Heerlen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) aangifte(n) voor de Loonbelasting / Premie volksverzekeringen ten name van [naam rechtspersoon 1] over het/de aangiftetijdvak(ken) 1e kwartaal 2000 (bijlage B/112-01) en/of 2e kwartaal 2000 (bijlage B/112-02) en/of 3e kwartaal 2000 (bijlage B/112-03) en/of 4e kwartaal 2000 (bijlage B/112-04) en/of 1e kwartaal 2001 (bijlage B/113-01) en/of 2e kwartaal 2001 (bijlage B/113-02) en/of 3e kwartaal 2001 (bijlage B/113-03) en/of 4e kwartaal 2001 (bijlage B/113-04) en/of 1e kwartaal 2002 (bijlage B/114-01) en/of 2e kwartaal 2002 (bijlage B/114-02 en/of 3e kwartaal 2002 (bijlage A/114-03) en/of 4e kwartaal 2002 (bijlage B/114-04)) en/of 1e kwartaal 2003 (bijlage B/115-01) en/of 2e kwartaal 2003 (bijlage B/115-02) en/of 3e kwartaal 2003 (bijlage B/115-03) en/of oktober 2003 (bijlage B/115-04) en/of november 2003 (bijlage B/115-05) en/of december 2003 (bijlage B/115-06) en/of 1e kwartaal 2004 (bijlage B/116-01) en/of 2e kwartaal 2004 (bijlage B/116-02) en/of 3e kwartaal 2004 (bijlage B/116-03),
(telkens) onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, en/althans heeft doen en/of laten doen door ((een) medewerk(st)er(s) van) [naam rechtspersoon 2]., in elk geval (een) ander(en), immers heeft/hebben verdachte en/of zijn, verdachtes, mededader(s) toen en daar (telkens) opzettelijk op één of meer van de/het bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Haarlem en/of Heerlen ingeleverde aangiftebiljet(ten) loonbelasting / premie volksverzekeringen over genoemd(e) aangiftetijdvak(ken) (telkens) (een) te la(a)g(e) bedrag(en) aan (Totaal) te betalen loonbelasting/premie volksverzekeringen en/of (een) te la(a)g(e) belastba(a)r(e) bedrag(en), althans (telkens) (een) te la(a)g(e) bedrag(en) aan belasting, opgegeven en/of vermeld, en/althans door die ander(en) doen en/of laten opgegeven en/of vermelden, terwijl dat/die feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven;
subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[naam rechtspersoon 1] in of omstreeks de periode van 18 april 2000 tot en met 29 oktober 2004 te Haarlem en/of Heerlen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) aangifte(n) voor de Loonbelasting / Premie volksverzekeringen ten name van genoemde rechtspersoon over het/de aangiftetijdvak(ken) 1e kwartaal 2000 (bijlage B/112-01) en/of 2e kwartaal 2000 (bijlage B/112-02) en/of 3e kwartaal 2000 (bijlage B/112-03) en/of 4e kwartaal 2000 (bijlage B/112-04) en/of 1e kwartaal 2001 (bijlage B/113-01) en/of 2e kwartaal 2001 (bijlage B/113-02) en/of 3e kwartaal 2001 (bijlage B/113-03) en/of 4e kwartaal 2001 (bijlage B/113-04) en/of 1e kwartaal 2002 (bijlage B/114-01) en/of 2e kwartaal 2002 (bijlage B/114-02 en/of 3e kwartaal 2002 (bijlage A/114-03) en/of 4e kwartaal 2002 (bijlage B/114-04)) en/of 1e kwartaal 2003 (bijlage B/115-01) en/of 2e kwartaal 2003 (bijlage B/115-02) en/of 3e kwartaal 2003 (bijlage B/115-03) en/of oktober 2003 (bijlage B/115-04) en/of november 2003 (bijlage B/115-05) en/of december 2003 (bijlage B/115-06) en/of 1e kwartaal 2004 (bijlage B/116-01) en/of 2e kwartaal 2004 (bijlage B/116-02) en/of 3e kwartaal 2004 (bijlage B/116-03), (telkens) onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, en/althans heeft doen en/of laten doen door ((een) medewerk(st)er(s) van) [naam rechtspersoon 2]., in elk geval (een) ander(en), immers heeft/hebben genoemde rechtspersoon en/of genoemde rechtspersoon haar mededader(s) toen en daar (telkens) opzettelijk op één of meer van de/het bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Haarlem en/of Heerlen ingeleverde aangiftebiljet(ten) loonbelasting / premie volksverzekeringen over genoemd(e) aangiftetijdvak(ken) (telkens) (een) te la(a)g(e) bedrag(en) aan (Totaal) te betalen loonbelasting/premie volksverzekeringen en/of (een) te la(a)g(e) belastba(a)r(e) bedrag(en), althans (telkens) (een) te la(a)g(e) bedrag(en) aan belasting, opgegeven en/of vermeld, en/althans door die ander(en) doen en/of laten opgegeven en/of vermelden, terwijl dat/die feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven, hebbende hij, verdachte, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) tot het plegen van bovenomschreven strafbare feit(en) opdracht gegeven en/of aan vorenstaande verboden gedraging(en) (telkens) feitelijk leiding gegeven;
meer subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 13 april 2000 tot en met 29 oktober 2004 te Haarlem, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) (een) aangifte(n) voor de Loonbelasting / Premie volksverzekeringen ten name van [naam rechtspersoon 1] over het/de aangiftetijdvak(ken) 1e kwartaal 2000 (bijlage B/112-01) en/of 2e kwartaal 2000 (bijlage B/112-02) en/of 3e kwartaal 2000 (bijlage B/112-03) en/of 4e kwartaal 2000 (bijlage B/112-04) en/of 1e kwartaal 2001 (bijlage B/113-01) en/of 2e kwartaal 2001 (bijlage B/113-02) en/of 3e kwartaal 2001 (bijlage B/113-03) en/of 4e kwartaal 2001 (bijlage B/113-04) en/of 1e kwartaal 2002 (bijlage B/114-01) en/of 2e kwartaal 2002 (bijlage B/114-02 en/of 3e kwartaal 2002 (bijlage A/114-03) en/of 4e kwartaal 2002 (bijlage B/114-04)) en/of 1e kwartaal 2003 (bijlage B/115-01) en/of 2e kwartaal 2003 (bijlage B/115-02) en/of 3e kwartaal 2003 (bijlage B/115-03) en/of oktober 2003 (bijlage B/115-04) en/of november 2003 (bijlage B/115-05) en/of december 2003 (bijlage B/115-06) en/of 1e kwartaal 2004 (bijlage B/116-01) en/of 2e kwartaal 2004 (bijlage B/116-02) en/of 3e kwartaal 2004 (bijlage B/116-03), zijnde (telkens) (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt of vervalst, en/althans valselijk heeft doen en/of laten opmaken en/of doen en/of laten vervalsen door ((een) medewerk(st)er(s) van) Administratiekantoor Bieseman B.V., in elk geval (een) ander(en), immers heeft/hebben verdachte en/of zijn, verdachtes, mededader(s) toen en daar (telkens) valselijk in strijd met de waarheid -zakelijk weergegeven- op dat/die geschrift(en) (telkens) (een) te la(a)g(e) bedrag(en) aan (Totaal) te betalen loonbelasting/premie volksverzekeringen en/of (een) te la(a)g(e) belastba(a)r(e) bedrag(en), althans (telkens) (een) te la(a)g(e) bedrag(en) aan belasting, geschreven en/of vermeld en/of opgegeven, en/althans door die ander(en) doen en/of laten schrijven en/of vermelden en/of opgeven, zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
- 2.
(in het navolgende wordt op enige plaatsen verwezen naar dokumenten (B/ ) uit het proces-verbaal van de FIOD/ECD Zuidwest, kantoor Rotterdam, opgemaakt onder nummer 32534)
hij in of omstreeks de periode van 24 februari 2000 tot en met 16 april 2003 te Haarlem en/of Heerlen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) aangifte(n) voor de omzetbelasting ten name van Klein Heemstede B.V. over (een) aangiftetijdvak(ken) (tijdvak van een maand) gelegen in de periode januari 2000 tot en met maart 2003 (bijlage(n) B/107-01 tot en met B/110-03), (telkens) onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, en/althans heeft doen en/of laten doen door ((een) medewerk(st)er(s) van) [naam rechtspersoon 2]., in elk geval (een) ander(en), immers heeft/hebben verdachte en/of zijn, verdachtes, mededader(s) toen en daar (telkens) opzettelijk op één of meer van de/het bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Haarlem en/of Heerlen ingeleverde aangiftebiljet(ten) omzetbelasting over bovenbedoelde aangiftetijdvak(ken) (telkens) (een) te la(a)g(e) bedrag(en) aan (Totaal) te betalen omzetbelasting en/of (een) te ho(o)g(e) bedrag(en) aan (Totaal) terug te vragen omzetbelasting en/of (een) te la(a)g(e) belastba(a)r(e) bedrag(en), althans (telkens) (een) te la(a)g(e) bedrag(en) aan belasting, opgegeven en/of vermeld, en/althans door die ander(en) doen en/of laten opgegeven en/of vermelden, terwijl dat/die feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven;
subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[naam rechtspersoon 1] in of omstreeks de periode van 24 februari 2000 tot en met 16 april 2003 te Haarlem en/of Heerlen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) aangifte(n) voor de omzetbelasting ten name van genoemde rechtspersoon over (een) aangiftetijdvak(ken) (tijdvak van een maand) gelegen in de periode januari 2000 tot en met maart 2003 (bijlage(n) B/107-01 tot en met B/110-03), (telkens) onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, en/althans heeft doen en/of laten doen door ((een) medewerk(st)er(s) van) [naam rechtspersoon 2]., in elk geval (een) ander(en), immers heeft/hebben genoemde rechtspersoon en/of genoemde rechtspersoon haar mededader(s) toen en daar (telkens) opzettelijk op één of meer van de/het bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Haarlem en/of Heerlen ingeleverde aangiftebiljet(ten) omzetbelasting over bovenbedoelde aangiftetijdvak(ken) (telkens) (een) te la(a)g(e) bedrag(en) aan (Totaal) te betalen omzetbelasting en/of (een) te ho(o)g(e) bedrag(en) aan (Totaal) terug te vragen omzetbelasting en/of (een) te la(a)g(e) belastba(a)r(e) bedrag(en), althans (telkens) (een) te la(a)g(e) bedrag(en) aan belasting, opgegeven en/of vermeld, en/althans door die ander(en) doen en/of laten opgegeven en/of vermelden, terwijl dat/die feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven, hebbende hij, verdachte, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) tot het plegen van bovenomschreven strafbare feit(en) opdracht gegeven en/of aan vorenstaande verboden gedraging(en) (telkens) feitelijk leiding gegeven;
meer subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 21 februari 2000 tot en met 16 april 2003 te Haarlem, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) (een) aangifte(n) voor de omzetbelasting ten name van [naam rechtspersoon 1] over (een) aangiftetijdvak(ken) (tijdvak van een maand) gelegen in de periode januari 2000 tot en met maart 2003 (bijlage(n) B/107-01 tot en met B/110-03), zijnde (telkens) (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt of vervalst, en/althans valselijk heeft doen en/of laten opmaken en/of doen en/of laten vervalsen door ((een) medewerk(st)er(s) van)[naam rechtspersoon 2], immers heeft/hebben verdachte en/of zijn, verdachtes, mededader(s) toen en daar (telkens) valselijk in strijd met de waarheid -zakelijk weergegeven- op dat/die geschrift(en) (telkens) (een) te la(a)g(e) bedrag(en) aan (Totaal) te betalen omzetbelasting en/of (een) te ho(o)g(e) bedrag(en) aan (Totaal) terug te vragen omzetbelasting en/of (een) te la(a)g(e) belastba(a)r(e) bedrag(en), althans (telkens) (een) te la(a)g(e) bedrag(en) aan belasting, geschreven en/of vermeld en/of opgegeven, en/althans door die ander(en) doen en/of laten schrijven en/of vermelden en/of opgeven, zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
- 3.
(in het navolgende wordt op enige plaatsen verwezen naar dokumenten (B/ ) uit het proces-verbaal van de FIOD/ECD Zuidwest, kantoor Rotterdam, opgemaakt onder nummer 32534)
hij in of omstreeks de periode van 23 mei 2003 tot en met 29 oktober 2004 te Haarlem en/of Heerlen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) aangifte(n) voor de omzetbelasting ten name van de Fiscale Eenheid [naam rechtspersoon 1], [naam verdachte] over (een) aangiftetijdvak(ken) (tijdvak van een maand) gelegen in de periode april 2003 tot en met september 2004 (bijlage(n) B/110-04 tot en met B/111-09), (telkens) onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, en/althans heeft doen en/of laten doen door ((een) medewerk(st)er(s) van) [naam rechtspersoon 2]., in elk geval (een) ander(en), immers heeft/hebben verdachte en/of zijn, verdachtes, mededader(s) toen en daar (telkens) opzettelijk op één of meer van de/het bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Haarlem en/of Heerlen ingeleverde aangiftebiljet(ten) omzetbelasting over bovenbedoelde aangiftetijdvak(ken) (telkens) (een) te la(a)g(e) bedrag(en) aan (Totaal) te betalen omzetbelasting en/of (een) te ho(o)g(e) bedrag(en) aan (Totaal) terug te vragen omzetbelasting en/of (een) te la(a)g(e) belastba(a)r(e) bedrag(en), althans (telkens) (een) te la(a)g(e) bedrag(en) aan belasting, opgegeven en/of vermeld, en/althans door die ander(en) doen en/of laten opgegeven en/of vermelden, terwijl dat/die feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven;
subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 22 mei 2003 tot en met 29 oktober 2004 te Haarlem, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) (een) aangifte(n) voor de omzetbelasting ten name van de Fiscale Eenheid [naam rechtspersoon 1], [naam verdachte] over (een) aangiftetijdvak(ken) (tijdvak van een maand) gelegen in de periode april 2003 tot en met september 2004 (bijlage(n) B/110-04 tot en met B/111-09), zijnde (telkens) (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt of vervalst, en/althans valselijk heeft doen en/of laten opmaken en/of doen en/of laten vervalsen door ((een) medewerk(st)er(s) van) [naam rechtspersoon 2], immers heeft/hebben verdachte en/of zijn, verdachtes, mededader(s) toen en daar (telkens) valselijk in strijd met de waarheid -zakelijk weergegeven- op dat/die geschrift(en) (telkens) (een) te la(a)g(e) bedrag(en) aan (Totaal) te betalen omzetbelasting en/of (een) te ho(o)g(e) bedrag(en) aan (Totaal) terug te vragen omzetbelasting en/of (een) te la(a)g(e) belastba(a)r(e) bedrag(en), althans (telkens) (een) te la(a)g(e) bedrag(en) aan belasting, geschreven en/of vermeld en/of opgegeven, en/althans door die ander(en) doen en/of laten schrijven en/of vermelden en/of opgeven, zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
- 4.
[naam rechtspersoon 1] in of omstreeks de periode van 1 januari 2000 tot en met 6 oktober 2004 te Haarlem, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) als degene die ingevolge de Belastingwet verplicht was tot
- a.
het voeren van een administratie overeenkomstig de daaraan bij of krachtens de Belastingwet gestelde eisen, (telkens) opzettelijk een zodanige administratie niet heeft gevoerd en/of doen voeren,
en/of
- b.
het bewaren van boeken, bescheiden en/of andere (primaire) gegevens- dragers, (telkens) opzettelijk deze niet (volledig) heeft bewaard,
immers heeft/hebben genoemde rechtspersoon en/of haar mededader(s) toen en daar (telkens) opzettelijk onjuiste en/of onvolledige (te lage) (afgeroomde) omzetgegevens in de administratie van [naam rechtspersoon 1] opgenomen en/of geboekt en/of doen boeken en/of doen opnemen en/of omzetgegevens en/of contante betalingen en/of leveranties aan klanten/gasten en/of (digitale) gegevens van kassabonnen uit het Finishing Touch (kassa)systeem verwijderd en/of gewist en/of gegumd en/of (andere) digitale gegevens verwijderd en/of vernietigd en/of (andere) administratie bescheiden (waaronder (kassa)bonnen en/of personeels- en/of urenlijsten en/of (klad-)kasboeken) en/of gegevens niet bewaard, terwijl dat/die feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven, hebbende hij, verdachte, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) tot het plegen van bovenomschreven strafbare feit(en) opdracht gegeven en/of aan vorenstaande verboden gedraging(en) (telkens) feitelijk leiding gegeven;
subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2000 tot en met 6 oktober 2004 te Haarlem, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) geschriften die bestemd zijn om tot bewijs van enig feit te dienen opzettelijk valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst en/of valselijk heeft doen opmaken en/of doen vervalsen, hebbende hij, verdachte, en/of zijn, verdachtes, mededader(s) toen daar (telkens) opzettelijk in de bedrijfsadministratie van de besloten vennootschap [naam rechtspersoon 1], zijnde een samenstel van geschriften bestemd om tot bewijs van het daarin vermelde te dienen, valselijk in strijd met de waarheid -zakelijk weergegeven- onjuiste en/of onvolledige (te lage) (afgeroomde) omzetgegevens opgenomen en/of geboekt en/of verwerkt, en/althans doen opnemen en/of doen boeken en/of doen verwerken door ((een) medewerk(st)er(s) van) [naam rechtspersoon 2], in elk geval (een) ander(en), en/of in het in die bedrijfsadministratie opgenomen (net-)kasboek (telkens) (een) te la(a)g(e) bedrag(en) aan omzet vermeld en/of doen vermelden en/of contante betalingen en/of leveranties aan klanten/gasten en/of (digitale) gegevens van kassabonnen uit het Finishing Touch (kassa)systeem verwijderd en/of gewist en/of gegumd en/of (andere) digitale gegevens verwijderd en/of vernietigd, zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die (samenstel van) geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door ander(en) te doen gebruiken.
De bevoegdheid van de rechtbank
De raadsman heeft geconcludeerd tot onbevoegdheid van de rechtbank op de door hem in zijn pleitnota opgenomen gronden.
De rechtbank overweegt te dien aanzien het volgende.
De megazaak onder de noemer “Dudok” bestaat feitelijk uit 8 verschillende zaken, waaronder die tegen verdachte. In al die zaken vormt “de rode draad” het ontduiken van belasting middels het gebruik van het kassaprogramma “Finishing Touch”. Een belangrijk aantal van de verdachten is woonachtig in het arrondissement Rotterdam. Ingevolge art. 6 lid 3 Sv komt derhalve aan de rechtbank Rotterdam rechtsmacht toe, ook betreffende de zaak van verdachte. Omdat het geheel aan zaken een megazaak betreft (samenhangend geheel, meer dan 30 uur zittingstijd) is de “zaak” vervolgens toegewezen aan de nevenzittingsplaats van de rechtbank Rotterdam te Maastricht. Daarmee is niet alleen de bevoegdheid van de rechtbank Rotterdam maar ook van deze nevenzittingsplaats gegeven.
Naar het oordeel van de rechtbank maakt het daarbij niet uit of de afwikkeling van de diverse zaken vervolgens in een verschillend tempo plaatsvindt. Eenmaal een megazaak blijft het een megazaak, ook als later andere zaken wegvallen uit het samenstel, bijvoorbeeld omdat zij zijn afgedaan.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Verdachte is directeur/eigenaar van de besloten vennootschap [naam rechtspersoon 1], verder aan te duiden als Café [B.].
Door de verdediging is het verweer gevoerd dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat – zakelijk weergegeven - sprake zou zijn geweest van een onrechtmatige doorzoeking bij Café [B.] alsmede omdat aan de verdediging kennisname is onthouden van belangrijke stukken die dit standpunt van de verdediging (verder) zouden kunnen staven. Begrijpt de rechtbank de verdediging goed, dan staat zij op het standpunt dat er geen enkele aanleiding was om tot een strafrechtelijk onderzoek tegen Café [B.] en/of haar bestuurders over te gaan en meer in het bijzonder om Café [B.] te doorzoeken. Deze doorzoeking had mitsdien het karakter van een “fishing expedition”. Teneinde toch tot een doorzoeking te kunnen overgaan, heeft de officier van justitie voorgewend dat de doorzoeking plaatshad in het kader van het strafrechtelijk onderzoek tegen een andere onderneming, te weten [naam rechtspersoon 3], terwijl zij de facto was bedoeld om bewijs tegen Café [B.] te vergaren. Aldus handelend, zou het openbaar ministerie zijn vervolgingsrecht hebben verspeeld.
In antwoord op dit verweer heeft de officier van justitie aangevoerd, dat de doorzoeking door de FIOD bij Café [B.] wel degelijk heeft plaatsgevonden in het kader van een strafrechtelijk onderzoek tegen [naam rechtspersoon 3]. Aanleiding van dit onderzoek is geweest het mogelijk fiscaal onrechtmatig handelen van diverse horecabedrijven, waarbij deze gebruik maakten van een door [naam rechtspersoon 3], verder te noemen “de leverancier”, verkocht kassasysteem “Finishing Touch”. Uit het strafrechtelijk onderzoek tegen de leverancier is gebleken dat dit kassasysteem aan een aanzienlijk aantal bedrijven is verkocht alsmede dat aan enkele van deze bedrijven tevens een ‘geheime’ commandoregel bekend is gemaakt, waarmee een bijzondere wisoptie in het kassaprogramma kon worden geactiveerd. Een van deze bedrijven was Café [B.]. Naar het oordeel van de officier van justitie vond vervolgens de doorzoeking bij Café [B.] plaats om aan te kunnen tonen dat deze commandoregel daadwerkelijk door Café [B.] werd gebruikt, een en ander om de strafbaarheid van de leverancier nader in te kunnen vullen. Door zo te handelen heeft het openbaar ministerie geen rechtsregels geschonden en is van enig vormverzuim geen sprake.
De rechtbank overweegt het volgende. In het kassaprogramma “Finishing Touch” bevinden zich meerdere opties om bonnen achteraf aan te passen. Eén van die opties kenmerkt zich doordat deze niet is beschreven in de handleiding van het programma en evenmin is opgenomen in de zichtbare menuopties. Deze optie is dus feitelijk onzichtbaar voor de argeloze gebruiker van het kassasysteem. De handleiding wordt door de verkoper van het programma enkel op verzoek aan de afnemer verstrekt. Bij gebruik van deze optie verandert de bon in een “no sale” (= een handeling op de kassa waarbij geen transactie is verricht, bijvoorbeeld geld wisselen) en worden in beginsel alle sporen van de transactie waarop de bon betrekking heeft uit de diverse kassabestanden gewist. Dit wordt door de leverancier ook wel aangeduid als “gummen”.
Om deze optie te kunnen gebruiken moeten er in DOS meerdere commando’s ingetypt worden. Dit wordt ook wel “de commando regel” genoemd. Tijdens de demonstratie van het programma ter terechtzitting heeft de rechtbank kunnen waarnemen dat deze optie, ten opzichte van de andere mogelijkheden welke zich in het programma bevinden om bonnen aan te passen, zeer gebruiksonvriendelijk en tijdrovend is.
Vooropgesteld moet worden dat in het strafrechtelijk onderzoek tegen de leverancier aanwijzingen naar voren zijn gekomen dat Café [B.] de beschikking had over de ‘geheime’ commando– of gumregel en van deze regel ook gebruik maakte. De rechtbank wijst dan met name op de mutaties betreffende Café [B.] in het zogenoemde (bij de leverancier aangetroffen) Goldmineprogramma, waarin wordt gesproken over “Set T“ (waarmee kennelijk wordt bedoeld de commandoregel) en over ‘bespreking gggum’ alsmede op het faxbericht d.d. 19 april 2002, waarin door [B.], een medewerker van de leverancier, mededelingen aan de verdachte worden gedaan over de ‘speciale tool’, zijnde volgens die [B.], de meermalen genoemde gumregel.
Die aanwijzingen kunnen naar het oordeel van de rechtbank tot geen andere conclusie leiden dan dat voorafgaand aan de doorzoeking bij Café [B.] naar objectieve maatstaven een redelijk vermoeden bestond dat Café [B.] niet alleen gebruik maakte van de gumregel, maar dit bovendien deed om omzet voor de fiscus verborgen te houden. Met dit doel hadden immers, zoals het openbaar ministerie wist, reeds andere horecabedrijven van de regel gebruik gemaakt. Overigens is ook geen andere plausibele verklaring te geven voor het gebruik van een ‘verborgen’ en moeilijk toegankelijke optie om gehele bonnen (en dus omzet) te wissen, terwijl die optie juist voor de buitenwereld verborgen moest houden dát er gewist was.
Het voorgaande leidt tot twee tussenconclusies. De eerste is dat de doorzoeking bij Café [B.] geen zogenoemde “fishing expedition” betrof, aangezien hiervan slechts sprake kan zijn indien er geen min of meer concrete aanwijzingen voor een strafrechtelijke inbreuk voorhanden zijn. Op dit punt faalt derhalve het verweer van de verdediging.
De tweede conclusie is dat het openbaar ministerie er voorafgaande aan de doorzoeking ten onrechte van is uitgegaan dat er geen sprake was van een redelijk vermoeden dat Café [B.] een strafbaar feit had gepleegd.
Deze laatste conclusie brengt met zich dat de doorzoeking had kunnen geschieden in het kader van een opsporingsonderzoek tegen Café [B.] en in ieder geval had dienen plaats te vinden met in achtneming van de aan Café [B.] en haar bestuurders als verdachten toekomende rechten.
Dat dit niet is gebeurd, klemt te meer nu het het openbaar ministerie bij bedoelde doorzoeking kennelijk (tenminste mede) te doen was om bewijzen tegen Café [B.] en/of haar bestuurders te vergaren. Tot een andere conclusie kan de rechtbank op grond van het dossier en met name op grond van het door het openbaar ministerie aangegeven doel van de doorzoeking – te weten: toetsing van de verdenking tegen de leverancier van medeplichtigheid aan het valselijk opmaken van bedrijfsadministraties – niet komen. Voor medeplichtigheid aan een strafbaar feit is immers noodzakelijk dat door een ander dat strafbaar feit is gepleegd. Toetsing van de verdenking tegen de leverancier bij Café [B.] impliceerde dan ook onderzoek naar mogelijk strafwaardig gedrag van Café [B.] en/of haar bestuurders. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het openbaar ministerie, zoals door de verdediging terecht is betoogd, mitsdien vormen verzuimd.
Desalniettemin zal de rechtbank hieraan geen sanctie verbinden, en wel om de volgende redenen. Hoewel door het openbaar ministerie een andere rechtsgrond is aangevoerd, bestond voor de doorzoeking en de daarop volgende dwangmiddelen wel een wettelijke basis in het wetboek van strafvordering. Wijziging van een bevoegdheidsgrondslag is rechtens toelaatbaar indien bij de opsporing dwangmiddelen worden toegepast die eveneens op grond van een andere bevoegdheid kunnen worden uitgeoefend en die uitoefening in het concrete geval ook daadwerkelijk gerechtvaardigd is (vgl. HR 4 april 2000, NJ 2000, 735). Daarmee is immers voldaan aan het vereiste van legaliteit als waarborg tegen willekeurig overheidsoptreden.
Voorts zijn weliswaar in het eerste deel van de doorzoeking bepaalde rechten van Café [B.] en haar bestuurders, die hen als verdachten toekwamen, niet gehonoreerd, maar naar het oordeel van de rechtbank heeft het openbaar ministerie niet de bedoeling gehad om het recht op een eerlijk proces doelbewust of op een grove manier te schenden. Dit blijkt reeds uit de omstandigheid dat, toen kort na aanvang van de doorzoeking in de optiek van het openbaar ministerie wél een verdenking tegen Café [B.] was gerezen, onverwijld aan de vertegenwoordiger van deze rechtspersoon de cautie is gegeven.
Bovendien acht de rechtbank van belang dat is niet gebleken dat het handelen van het openbaar ministerie enige invloed heeft gehad op de omvang, aard en betrouwbaarheid van de vergaarde gegevens.
Concluderend komt de rechtbank tot het oordeel dat de verdachte tijdens en na de doorzoeking niet op ontoelaatbare wijze in zijn rechten is geschaad, ook niet in zijn recht op een eerlijk proces, zoals verankerd in artikel 6 EVRM, zodat niet gezegd kan worden dat het openbaar ministerie zijn vervolgingsrecht zou moeten worden ontzegd of dat het langs die weg verkregen bewijs buiten de bewijsvoering zou moeten worden gehouden.
Ten aanzien van de door de verdediging aangevoerde verzoeken tot inzage van bepaalde documenten en het horen van bepaalde personen overweegt de rechtbank als volgt.
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat beginselen van een behoorlijke procesorde met zich kunnen brengen dat bepaalde documenten die in de zaak tegen Café [B.] en haar bestuurders geen processtukken zijn, niet aan de verdediging mogen worden onthouden voor zover die documenten van belang zijn voor de beoordeling van het door de verdediging gevoerde verweer ten aanzien van het al dan niet bestaan van een verdenking tegen Café [B.] voorafgaande aan de bij haar verrichte doorzoeking. Alsdan weegt het verdedigingsbelang (het toetsen van de rechtmatigheid van bepaalde opsporingshandelingen) zwaarder dan het opsporingsbelang (het bewaren van vertrouwelijkheid van bij de opsporing gebruikte documenten); vergelijk HR 7 mei 1996, NJ 1996, 687.
In het onderhavige geval echter bieden de beschikbare processtukken alle relevante en benodigde gegevens om de in bedoeld verweer door de verdediging opgeworpen vraag te kunnen beantwoorden, hetgeen de rechtbank hierboven ook heeft gedaan. Mitsdien heeft de verdediging bij de kennisneming van bepaalde stukken, en om dezelfde reden bij het horen van de aangevoerde getuigen, geen belang meer. Nu de rechtbank zich voldoende voorgelicht acht, is voor heropening van het onderzoek – want aldus begrijpt de rechtbank het verweer van de verdediging op dit punt – geen reden.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1. primair, 2. primair, 3. primair en 4. primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
- 1.
primair
hij in de periode van 18 april 2000 tot en met 29 oktober 2004 te Haarlem, tezamen en in vereniging met een ander, meermalen, opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een aangifte voor de Loonbelasting/Premie volksverzekeringen ten name van [naam rechtspersoon 1] over de aangiftetijdvakken 1e kwartaal 2000, 2e kwartaal 2000, 3e kwartaal 2000, 4e kwartaal 2000, 1e kwartaal 2001, 2e kwartaal 2001, 3e kwartaal 2001, 4e kwartaal 2001, 1e kwartaal 2002, 2e kwartaal 2002, 3e kwartaal 2002, 4e kwartaal 2002, 1e kwartaal 2003, 2e kwartaal 2003, 3e kwartaal 2003, 4e kwartaal 2003, 1e kwartaal 2004, 2e kwartaal 2004 en 3e kwartaal 2004,
onjuist heeft laten doen door ((een medewerk(st)er(s) van) [naam rechtspersoon 2], immers hebben verdachte en zijn mededader opzettelijk op bij de Inspecteur der belastingen ingeleverde aangiftebiljetten loonbelasting/premie volksverzekeringen over genoemde aangiftetijdvakken te lage bedragen aan te betalen loonbelasting/premie volksverzekeringen en te lage belastbare bedragen door die ander(en) doen laten opgeven, terwijl die feiten ertoe strekten dat te weinig belasting werd geheven;
- 2.
primair
hij in de periode van 24 februari 2000 tot en met 16 april 2003 te Haarlem tezamen en in vereniging met een ander, meermalen, opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een aangifte voor de omzetbelasting ten name van [naam rechtspersoon 1] over aangiftetijdvakken gelegen in de periode januari 2000 tot en met maart 2003, onjuist heeft laten doen door ((een medewerk(st)er(s) van) [naam rechtspersoon 2], immers hebben verdachte en zijn mededader opzettelijk op de bij de Inspecteur der belastingen ingeleverde aangiftebiljetten omzetbelasting over bovenbedoelde aangiftetijdvakken te lage bedragen aan te betalen omzetbelasting en/of te lage belastbare bedragen aan belasting, laten opgeven, terwijl die feiten ertoe strekten dat te weinig belasting werd geheven;
- 3.
primair
hij in de periode van 23 mei 2003 tot en met 29 oktober 2004 te Haarlem, tezamen en in vereniging met een ander, meermalen, opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een aangifte voor de omzetbelasting ten name van de Fiscale Eenheid [naam rechtspersoon 1], [naam verdachte] over aangiftetijdvakken gelegen in de periode april 2003 tot en met september 2004 onjuist heeft laten doen door ((een medewerk(st)er(s) van) [naam rechtspersoon 2], immers hebben verdachte en zijn mededader opzettelijk op de bij de Inspecteur der belastingen ingeleverde aangiftebiljetten omzetbelasting over bovenbedoelde aangiftetijdvakken te lage bedragen aan te betalen omzetbelasting en/of te lage belastbare bedragen aan belasting, laten opgeven, terwijl die feiten ertoe strekten dat te weinig belasting werd geheven;
Bewijsoverwegingen met betrekking tot de feiten 1, 2 en 3
Verdachte ontkent dat hij in de periode 18 april 2000 tot en met 29 oktober 2004 lonen van personeel van genoemde horecaonderneming zwart heeft uitbetaald (feit 1). Evenmin heeft hij in de periodes 24 februari 2000 tot en met 16 april 2003 (feit 2) en 23 mei 2003 tot en met 29 oktober 2004 (feit 3) omzet van deze horecaonderneming buiten de boekhouding gehouden.
De rechtbank zal eerst ingaan op het verwijt dat verdachte omzet buiten de boekhouding zou hebben gehouden. Daarna zal de rechtbank ingaan op het verwijt dat lonen zwart zouden zijn betaald.
Bij Café [B.] is het volgende vastgesteld:
? Er is een bestand aangetroffen, door de onderzoekers genaamd “Bestand 8 november 2000”, waarin de omzetgegevens zijn opgenomen over de periode week 21 van 2000 tot 8 november 2000. Volgens dit bestand bedraagt de omzet in deze periode fl. 1.706.304,21 en hebben er op de gezamenlijke kassa’s in totaal 3.335 handelingen plaatsgevonden die niets met een transactie te maken hebben, zogenaamde “no sales”.
Tevens is er een recenter bestand gevonden, door de onderzoekers genaamd ‘’Bestand 10 juli 2001”. Dit bestand bestrijkt onder andere dezelfde periode als het hiervoor genoemde bestand. In “Bestand 10 juli 2001” bedraagt de omzet over de hiervoor genoemde periode fl. 1.480.573,40 in plaats van fl. 1.706.304,21 en is het aantal “no sales” toegenomen tot 8.339.
? Bij Café [B.] staat de geldlade bij de kassa met code 005. Daarnaast is er een aantal kassa’s zonder geldlade, waarop dus wel invoer van gegevens kan plaatsvinden maar bijvoorbeeld geen geldteruggave. Omdat een “no sale” doorgaans verband houdt met het openen van de kassa zonder dat er een transactie plaatsvindt, hebben de “no sales” in het “bestand 8 november 2000” nagenoeg allemaal op kassa 005 plaatsgevonden. In het bestand “10 juli 2001” is echter sprake van een aanzienlijk aantal “no sales” op de kassa’s zonder geldlade.
Een verklaring voor het bestaan van “no sales” op kassa’s zonder geldlade heeft verdachte niet gegeven terwijl de rechtbank op grond van wat zij uit het dossier en ter zitting heeft vernomen daar ook geen verklaring voor kan bedenken die valt binnen een legale bedrijfsvoering.
? Tijdens een doorzoeking bij de leverancier van “Finishing Touch” is een fax van de leverancier aan de verdachte aangetroffen. Deze fax is van 19 april 2002. In deze fax staat, voor zover relevant:
“U geeft aan dat u bij de aankoop van het kassasysteem tijdens het verkoopgesprek heeft geregeld dat er een speciale tool zou komen voor uw eigen administratie van bonnen………………
Nu geeft u aan dat de werking niet afdoende is en niet conform de afspraken van verkoopgesprek.
Zoals wij dit reeds eerder aan [dhr. Th.] hebben verteld kunnen wij de werking niet anders maken dan wat het nu is.”
Met betrekking tot deze fax heeft eerder genoemde [B.] gezegd dat met “speciale tool” de gumregel wordt bedoeld, waarmee bonnen geheel kunnen worden gewist.
? Na genoemd “bestand 10 juli 2001” zijn op de computers van Café [B.] geen bestanden meer aangetroffen waarmee ogenschijnlijk is gemanipuleerd. Onderzoek in de “vrije ruimte” van de harde schijf (= het gedeelte van de harde schijf dat niet aan enig bestand is toebedeeld) heeft echter nog fragmenten van boekingen opgeleverd die wel waren gewist maar nog niet door nieuwe gegevens waren overgeschreven. Ook hierbij is het hiervoor geschetste patroon aangetoond dat er eerst een transactie wordt vastgelegd maar dezelfde boeking in het systeem enige tijd later veranderd blijkt te zijn in een “no sale”.
? Bij de doorzoeking bij Café [B.] is een handgeschreven lijst aangetroffen met daarop de omzetgegevens over de maanden april, mei en juni 2004. Op deze lijst staan kolommen genaamd “K”, “C” en “KR”. Medeverdachte [naam medeverdachte], bedrijfsleider van Café [B.], heeft verklaard deze lijst opgesteld te hebben. Volgens hem betekenen deze afkortingen “Kasboek”, “Computer” en “Korrectie”. Verder heeft hij verklaard dat hij keek welke bedragen het bedrijf nodig had en dat hij aan de hand daarvan de correctie bepaalde. De gegevens die onder “Kasboek” staan (= Computer – Korrectie) stuurde medeverdachte [naam medeverdachte] naar de boekhouder. Volgens [naam medeverdachte] was verdachte hiervan op de hoogte.
? Eveneens is bij de doorzoeking een door medeverdachte [naam medeverdachte] geschreven instructie met betrekking tot het gebruik van de hiervoor beschreven verborgen wisoptie aangetroffen.
? Het bedrag dat op grond van de bestanden “8 november 2000” en “10 juli 2001” per week aan de omzet is onttrokken bedraagt ongeveer fl. 12.000,--. De correctie over de maanden april en mei 2004 bedraagt ongeveer € 5.600,-- per week. Beide bedragen wijken dus nauwelijks van elkaar af.
? Zoals hiervoor al werd overwogen laten “no sales” die middels de commando regel zijn gemaakt, in beginsel geen enkel spoor achter in de bestanden van het kassasysteem. Een uitzondering hierop vormt een asterisk bij het begin van de overigens lege regel in het betreffende bestand. Deze asterisk wordt niet achtergelaten als één van de andere wisopties van “Finishing Touch” wordt gebruikt. Bij een groot aantal “no sales” in de bestanden van het kassaprogramma is daadwerkelijk deze asterisk aangetroffen, waaruit volgt dat deze “no sales” middels deze geheime wisoptie zijn gemaakt.
In aanvulling hierop overweegt de rechtbank nog het volgende.
Tijdens de demonstratie van het programma ter terechtzitting heeft de rechtbank kunnen waarnemen dat deze optie, ten opzichte van de andere mogelijkheden om bonnen aan te passen, zeer gebruiksonvriendelijk en tijdrovend is. De rechtbank kan zelf geen enkele reden bedenken waarom een gebruiker van het programma “Finishing Touch” deze optie voor het aanpassen van bonnen zou gebruiken, anders dan dat daardoor in beginsel iedere registratie van een transactie wordt gewist. Dit in tegenstelling tot het gebruik van de wel direct via “Finishing Touch” toegankelijke opties voor het aanpassen van bonnen.
Namens verdachte is overigens ook geen waarschijnlijke verklaring gegeven voor het veelvuldige gebruik van de verborgen optie.
Verder heeft verdachte geen verklaring gegeven voor het bestaan van meerdere losse fragmenten waaruit blijkt dat in de periode tussen november 2000 en mei 2004 ook transacties achteraf zijn gewist en veranderd in een “no sale”.
Ook is het de rechtbank gebleken dat het bedrag dat in de tweede helft van 2000 gemiddeld per week werd afgeroomd nagenoeg gelijk is aan het bedrag dat in april en mei 2004 gemiddeld per week werd afgeroomd. Dat het hier om incidenten zou gaan is niet gesteld en overigens ook niet gebleken.
Daaruit leidt de rechtbank af dat het afromen ook heeft plaatsgevonden in de tussenliggende periode en wel voor hetzelfde bedrag als in de periodes waarover wel concrete cijfers beschikbaar zijn.
Door de verdediging is een rapport in het geding gebracht van de hand van [dhr. O.], accountant. In dat rapport worden meerdere vraagpunten opgeworpen waarop het onderzoek van de FIOD geen antwoord geeft. Die vraagpunten suggereren dat van afromen geen sprake zou zijn.
Bij lezing van het rapport moet de rechtbank echter constateren dat het hier voornamelijk om stellingen gaat die niet nader worden onderbouwd. Reeds daarom komt aan dit rapport geen betekenis toe. Maar belangrijker is wellicht dat het rapport ook geen antwoord geeft op de hiervoor door de rechtbank genoemde omstandigheden op grond waarvan zij tot de conclusie is gekomen dat van afromen sprake is.
Genoemd rapport leidt dan ook niet tot een andere opvatting bij de rechtbank.
Op grond van voornoemde bevindingen komt de rechtbank allereerst tot de conclusie dat bij Café [B.] omzet is afgeroomd.
De volgende vraag is of verdachte daarbij betrokken was. Verdachte heeft altijd ontkend iets te maken te hebben met het afromen bij Café [B.]. Hij zou hiervan zelfs niet op de hoogte zijn geweest omdat hij zich niet met de bedrijfsvoering bemoeide.
De rechtbank hecht aan deze beweringen geen geloof. Uit de hiervoor genoemde fax van 19 april 2002 blijkt een nauwe betrokkenheid van verdachte bij de aanschaf van het “Finishing Touch” programma. Tevens blijkt dat verdachte op de hoogte was van de bijzondere optie om bonnen te wissen en hierover bij de aanschaf van het programma zelfs afspraken heeft gemaakt. Tenslotte maakt de fax ook duidelijk dat verdachte in 2002 betrokken was bij problemen die blijkbaar bestonden met deze functie. Daaruit volgt dat hij wist dat de bijzondere optie daadwerkelijk werd gebruikt.
Daarnaast overweegt de rechtbank nog het volgende. Ter zitting heeft verdachte meerdere malen verklaard dat Café [B.] niet winstgevend is. Zelfs heeft hij privé-onroerendezaken moeten verkopen en de opbrengst in het bedrijf moeten investeren om voor voldoende financiële armslag te zorgen. In dat licht bezien komt zijn verklaring dat hij niet bij de bedrijfsvoering van café [B.] was betrokken, extra ongeloofwaardig over. Juist als men privévermogen in een eigen verliesgevend bedrijf stopt, zal men van de hoed en de rand willen weten.
Verder heeft medeverdachte [naam medeverdachte] een gedeeltelijke bekentenis afgelegd, inhoudende dat hij vanaf april 2004 omzet bij Café [B.] heeft afgeroomd en dat verdachte hiervan op de hoogte was. Later heeft de medeverdachte die bekentenis ingetrokken. Reeds gelet op de bij de medeverdachte aangetroffen, en door hem opgestelde, aantekeningen met betrekking tot de omzet in april en mei 2004 en de geconstateerde verschillen in de twee bestanden betreffende de periode week 22 – 8 november 2000 hecht de rechtbank aan die latere ontkenning geen geloof. Overigens hecht de rechtbank ook geen geloof aan de bewering van de medeverdachte dat hij alleen in de periode april – juni 2004 omzet zou hebben afgeroomd en toen pas verdachte over het afromen zou hebben geïnformeerd.
Op grond van de functie van verdachte, hetgeen op grond van de gevonden fax bekend is over zijn betrokkenheid in 2002, de genoemde financiële problemen bij Café [B.] en de verklaring van de medeverdachte die een en ander ondersteunt, is de rechtbank er van overtuigd dat verdachte over de gehele tenlastegelegde periode betrokken is geweest bij het afromen.
Vervolgens komt de rechtbank bij de vraag of Café [B.] lonen zwart uitbetaalde en of verdachte daarbij ook betrokken was.
Medeverdachte [naam medeverdachte] heeft bekend dat hij over de periode waarop de door hem geschreven omzetgegevens betrekking hebben (april, mei en juni 2004) lonen zwart heeft uitbetaald en dat de loongegevens die hij aan de accountant heeft doorgegeven niet juist zijn. Tevens heeft hij verklaard dat verdachte hiervan op de hoogte was. Later heeft hij die bekentenis weer ingetrokken. Zoals de rechtbank hiervoor al heeft overwogen, hecht zij aan die herroeping geen geloof.
Getuige [K.] heeft in 2003 bij Café [B.] gewerkt. Hij heeft onder andere verklaard dat hij aan de medeverdachte gevraagd heeft hoe het kon dat zoveel mensen zwart betaald kregen. Naar zijn zeggen heeft deze daarop geantwoord: “dat je het moest zien als blowen. Er was een gedoogbeleid”. Dit antwoord van de medeverdachte op deze vraag van de getuige leest de rechtbank als een erkenning van het zwart betalen van lonen.
Naast deze concrete bewijzen vindt de rechtbank in deze zaak ook een aantal aanwijzingen voor het betalen van zwarte lonen:
? Allereerst heeft de rechtbank vastgesteld dat Café [B.] over de gehele tenlastegelegde periode aanzienlijke bedragen heeft afgeroomd. De rechtbank realiseert zich dat het enkele afromen op zich nog geen bewijs is voor zwarte betalingen. Maar gelet op het feit dat de horeca zeer arbeidsintensief is, zodat zwart betalen lonend is, terwijl deze bedrijfstak zich bovendien kenmerkt door de inzet van vele deeltijdwerkers en oproepkrachten, die minder betekenis toekennen aan de zekerheid van een (volledig) wit salaris, is het daarvoor wel een aanwijzing.
? Het salaris van de deeltijdwerkers en oproepkrachten wordt bij café [B.] vaak contant uitbetaald. Wederom realiseert de rechtbank zich dat zulks niet hoeft te betekenen dat de betaling zwart is. Maar gelet op hetgeen hiervoor al is overwogen, is het wederom wel een aanwijzing daarvoor.
? Meerdere getuigen verklaren dat zij geen loonstroken hebben gekregen. Ook dat is een fenomeen dat veel gezien wordt bij zwarte betalingen.
De hierboven genoemde bewijsmiddelen in combinatie met de hiervoor besproken aanwijzingen brengen de rechtbank tot de conclusie dat bij Café [B.] in de ten laste gelegde periode lonen zwart werden betaald. Resteert nog de vraag of verdachte hierbij betrokken was. Ook die vraag beantwoordt de rechtbank bevestigend.
Verdachte was vanaf de aanschaf van het kassasysteem betrokken bij het afromen van de omzet middels dat systeem. Uit bovengenoemde bewijzen en aanwijzingen blijkt dat met het afgeroomde bedrag lonen zwart werden betaald. De rechtbank ziet ook geen ander doel waaraan dit aanzienlijke bedrag zou kunnen zijn besteed. Daarbij komt nog eens dat verdachte geen verklaring heeft gegeven voor de besteding van deze som hoewel de feiten hier toch bepaald om vragen.
De rechtbank moet het er mitsdien voor houden dat een ander doel niet bestaat. Dit wordt ook nog eens bevestigd door de bekentenis van de medeverdachte tegenover de FIOD.
Aldus rest geen andere conclusie dan dat verdachte ook van de zwarte betalingen op de hoogte is geweest en dat hij met zijn medeverdachte bewust en nauw heeft samengewerkt bij het zwart uitbetalen van lonen aan werknemers van Café [B.].
- 4.
primair
[naam rechtspersoon 1] in de periode van 1 januari 2000 tot en met 6 oktober 2004 te Haarlem, meermalen, als degene die ingevolge de Belastingwet verplicht was tot het voeren van een administratie overeenkomstig de daaraan bij of krachtens de Belastingwet gestelde eisen, opzettelijk een zodanige administratie niet heeft gevoerd,
immers heeft genoemde rechtspersoon opzettelijk onjuiste omzetgegevens in haar administratie van opgenomen en omzetgegevens, contante betalingen, leveranties aan klanten/gasten en gegevens van kassabonnen uit het Finishing Touchsysteem verwijderd, terwijl die feiten ertoe strekten dat te weinig belasting werd geheven, hebbende hij, verdachte, aan vorenstaande verboden gedragingen feitelijk leiding gegeven,
en
[naam rechtspersoon 1] in de periode van 1 januari 2000 tot en met 6 oktober 2004 te Haarlem, meermalen, als degene die ingevolge de Belastingwet verplicht was tot het bewaren van boeken, bescheiden en andere gegevensdragers, opzettelijk deze niet volledig heeft bewaard,
immers heeft genoemde rechtspersoon opzettelijk onjuiste omzetgegevens in haar administratie opgenomen en omzetgegevens, contante betalingen, leveranties aan klanten/gasten en gegevens van kassabonnen uit het Finishing Touchsysteem verwijderd, terwijl die feiten ertoe strekten dat te weinig belasting werd geheven, hebbende hij, verdachte, aan vorenstaande verboden gedragingen feitelijk leiding gegeven.
Nadere bewijsoverweging feit 4
Verdachte wordt onder 4 primair kort gezegd ten laste gelegd dat hij opdracht heeft gegeven tot dan wel feitelijke leiding heeft gegeven aan het niet voeren van een correcte administratie door Café [B.]. De rechtbank stelt voorop dat Café [B.] als dader van het onderhavige strafbaar feit moet worden aangemerkt aangezien de gedragingen in de sfeer van deze rechtspersoon zijn verricht en haar derhalve redelijkerwijs kunnen worden toegerekend.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte – als hij al niet tot deze gedragingen opdracht heeft gegeven – aan de bedoelde gedragingen feitelijke leiding heeft gegeven. Verdachte heeft blijkens eerder genoemde fax d.d. 19 april 2002 bij de aanschaf van het kassasysteem geregeld dat er een speciale tool zou komen, welke ‘tool’ nadien aan Café [B.] is geleverd en uitgelegd. Verdachte heeft dus om de gumregel gevraagd en kende de werking ervan.
Vervolgens heeft hij in nauwe en bewuste samenwerking met zijn medeverdachte omzet afgeroomd en lonen zwart betaald en hieraan meegewerkt. Daarmee heeft hij tenminste bewust aanvaard dat door Café [B.] niet een correcte administratie werd gevoerd.
De partiële vrijspraak
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1. primair, 2. primair, 3. primair en 4. primair meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen
De beslissing van de rechtbank, dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, steunt op de inhoud van de bewijsmiddelen, houdende de daartoe redengevende feiten en omstandigheden.
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op strafbare feiten welke moeten worden gekwalificeerd als volgt.
Feit 1 primair:
medeplegen van doen plegen van het opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd.
Feit 2 primair:
medeplegen van doen plegen van het opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd.
Feit 3 primair:
medeplegen van doen plegen van het opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd.
Feit 4 primair:
opzettelijk als degene die ingevolge de belastingwet verplicht is tot het voeren van een administratie overeenkomstig de daaraan bij of krachtens de belastingwet gestelde eisen, zodanige administratie niet voeren, terwijl dat feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, terwijl hij aan voornoemde gedragingen feitelijk leiding heeft gegeven, meermalen gepleegd
en
opzettelijk als degene die ingevolge de belastingwet verplicht is tot het bewaren van boeken, bescheiden en andere gegevensdragers, deze niet bewaren, terwijl dat feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, terwijl hij aan voornoemde gedragingen feitelijk leiding heeft gegeven, meermalen gepleegd.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.
De redengeving van de op te leggen straf
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte ter zake van de feiten onder 1 primair, 2 primair, 3 primair en 4 primair zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek conform het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Mede gelet op hetgeen door de officier van justitie en namens de verdachte ter terechtzitting naar voren is gebracht, overweegt de rechtbank in verband met de op te leggen straffen het volgende.
Verdachte is directeur/eigenaar van het horecabedrijf Café [B.]. Binnen Café [B.] is sprake van omvangrijke fraude waardoor de fiscus voor een zeer aanzienlijk bedrag is benadeeld. Het gaat daarbij om het zwart betalen van een (aanzienlijk) deel van het loon van het personeel, zodat over dit gedeelte geen loonbelasting en premies werden afgedragen. Teneinde binnen de onderneming voldoende geld te genereren om deze zwarte betalingen te kunnen doen, werd een deel van de omzet buiten de boeken gehouden.
Gelet op de ernst, omvang en langdurigheid van de fraude kan deze niet zonder een serieuze reactie blijven voor verdachte die hierbij een spilpositie heeft bekleed. Bij beantwoording van de vraag wat die reactie zou moeten inhouden, heeft de rechtbank in het bijzonder nog gelet op het volgende:
? Deze fraude is een vast onderdeel geworden van het bedrijfsproces binnen Café [B.].
? Een zeer aanzienlijk deel van het personeel is met het frauduleuze circuit binnen Café [B.] geconfronteerd;
? Het openbaar ministerie heeft een overzicht van naheffingen overgelegd waaruit blijkt dat het nadeel dat de fiscus en bedrijfsvereniging in de tenlastegelegde periode hebben geleden door het frauduleuze handelen van verdachte € 92.921,-- bedraagt terzake omzetbelasting en € 1.411.778 terzake loonbelasting. De verdediging heeft weliswaar aangevoerd het met deze becijferingen niet eens te zijn maar enige onderbouwing van dat standpunt is achterwege gebleven. In dat licht bezien is er voor de rechtbank geen reden om de genoemde bedragen niet te gebruiken als grondslag voor de vaststelling van het door verdachte veroorzaakte nadeel.
? Verdachte heeft verklaard dat de onderneming financieel al geruime tijd in zwaar weer verkeert. Café [B.] kan zonder de fraude blijkbaar niet opereren op de wijze zoals men dat wilde. Bewust is er voor gekozen het patroon van fraude voort te zetten in plaats van de bedrijfsvoering zo aan te passen dat het bedrijf wel legaal zou kunnen voortbestaan;
? De verdediging heeft aangevoerd dat alle bedrijven binnen de horeca loon zwart betalen en Café [B.] hierin geen bijzondere positie inneemt. Op grond van hetgeen de rechtbank uit het dossier gebleken is, neemt zij zonder meer aan dat het betalen van zwarte lonen in de horeca vaker voor komt. Dat maakt het handelen van verdachte echter niet minder strafbaar en is voor de rechtbank geen aanleiding om verdachte minder streng te straffen dan behoort plaats te vinden bij een fraude van deze omvang.
? Op grond van de proceshouding van verdachte heeft de rechtbank niet de overtuiging bekomen dat verdachte al voldoende is doordrongen van het foute van zijn handelen. Verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen en evenmin is bij de rechtbank het beeld ontstaan dat verdachte er voor zal waken om in de toekomst dergelijk handelen achterwege te laten. Daarom acht de rechtbank een substantiële straf op zijn plaats om verdachte het foute van zijn keuzes te doen inzien en om herhaling in de toekomst te voorkomen.
Bovendien zijn de gepleegde feiten zo ernstig, en verdachte heeft daarbij een zo belangrijke rol gespeeld, dat een aanzienlijke straf op zijn plaats is.
Anderzijds heeft de rechtbank geen verschil kunnen ontdekken in de feitelijke rol die verdachte en medeverdachte hebben gespeeld. Daarom zal de rechtbank bij het bepalen van de straf voor deze verdachte aansluiten bij de straf die zij voor de medeverdachte heeft vastgesteld.
De toepasselijke wettelijke bepalingen
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 51 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 68 en 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
DE BESLISSINGEN:
De rechtbank
- -
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1. primair, 2. primair, 3. primair en 4. primair ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan;
- -
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1. primair, 2. primair, 3. primair en 4. primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
- -
verklaart dat het bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en dat de verdachte strafbaar is;
- -
veroordeelt de verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van TWAALF MAANDEN;
- -
beveelt, dat van de opgelegde gevangenisstraf een deel, groot vijf maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde niet heeft nageleefd de voorwaarde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren niet schuldig te maken aan een strafbaar feit;
- -
beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan veroordeelde opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. R.A.J. van Leeuwen, voorzitter, mr. H.M.J. Quaedvlieg en mr. Th.M.C.J. Schalken, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Berkers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 november 2006, zijnde mr. Th.M.C.J. Schalken buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.