Einde inhoudsopgave
Bindend advies (O&R nr. 74) 2012/3.2.3
3.2.3 Toegankelijkheid van de bindend-adviesprocedure
Pauline Elisabeth Ernste, datum 01-07-2012
- Datum
01-07-2012
- Auteur
Pauline Elisabeth Ernste
- JCDI
JCDI:ADS353549:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Alternatieve geschillenbeslechting
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
Voetnoten
Voetnoten
Van den Berg, Van Delden & Snijders 1992, p. 25-26 en p. 33-34.
Smits 2008, p. 60 e.v.; Snijders, Klaassen & Meijer 2011, nr. 53; en Stein/Rueb 2011, p. 25.
Van den Berg, Van Delden & Snijders 1992, p. 25-26 in het kader van arbitrage.
Smits 2008, p. 49 e.v.; en Snijders, Klaassen & Meijer 2011, nr. 53.
Zie het jaarverslag van de Stichting Geschillencommissies voor Consumentenzaken 2007, p. 24.
Klapwijk & Ter Voert 2009, p. 49.
Bijvoorbeeld art. 21 Reglement Geschillencommissie Makelaardij; art. 21 Reglement Geschillencommissie Parket. Zie ook artikel 40.10 Reglement Ombudsman & Geschillencommissie Financiële Dienstverlening (Kifid).
Den Hartog Jager 2005, p. 22.
Overeem 1992, p. 42; en Van Bemmelen van Gent e.a. 2006, p. 143; en Klapwijk & Ter Voert 2009, p. 69.
Bijvoorbeeld de vraag of er in technische zin iets mis is met de vloer waardoor de ondernemer de overeenkomst met de consument niet deugdelijk is nagekomen. Dit voorbeeld is ontleend aan Hof Arnhem 29 augustus 2006, JBPr 2007/70 m.nt. Ernste.
Zie ook Jacobs 1998, p. 90.
Zie ook Kamphuisen 2008, p. 85-86.
Art. 29.1 Reglement Ombudsman & Geschillencommissie Financiële Dienstverlening (Kifid). Voor oktober 2011 kende het Reglement van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening termijnen waarbij het onduidelijk was wanneer een geschil aanhangig moest worden gemaakt. Niet duidelijk was wanneer de termijn waarbinnen het geschil bij de geschillencommissies ging lopen aanhangig moest worden gemaakt (Kamphuisen 2008, p. 88; en Polak en Cnossen 2007, p. 507).
Aldus ook Jacobs 1998, p. 84-86 en p. 309-320.
Vgl. Brenninkmeijer, Van Ewijk & Van der Werf 2002, p. 39.
Meijer 2011a, § 4.6.
Wanneer partijen afstand doen van het recht op toegang tot de overheidsrechter laat dit onverlet dat de bindend-adviesprocedure zelf toegankelijk dient te zijn.1 In de literatuur wordt ten aanzien van het beginsel van de toegankelijkheid van de overheidsrechter een onderscheid gemaakt tussen externe en interne toegankelijkheid. De externe toegankelijkheid houdt in dat partijen zonder al te veel belemmeringen zich tot de overheidsrechter kunnen wenden.2 Hierbij spelen onder andere de kosten van de procedure en de al dan niet verplichte procesvertegenwoordiging een rol. Een belemmering van de externe toegankelijkheid van de bindend adviseur kan zich ook voordoen wanneer onredelijke, korte of onduidelijke termijnen voor het aanhangig maken van het geschil zijn bepaald.3 De interne toegankelijkheid ziet op de procedure zelf. Deze dient zo eenvoudig mogelijk te zijn, zodat de justitiabele niet tussentijds afhaakt.4
Bij de geschillencommissies voor consumentenzaken wordt de vereiste externe toegankelijkheid langs verschillende wegen bevorderd. Allereerst zijn de kosten van de procedure bij de verschillende geschillencommissies voor consumentenzaken laag. Het klachtengeld voor het aanhangig maken van het geschil bij geschillencommissies die vallen onder de SGC, variëren van € 25 tot € 125, afhankelijk van het financiële belang waarover wordt gestreden.5 Bij de geschillencommissie Financiële Dienstverlening bedraagt het klachtengeld € 50. Daarnaast zal de consument kosten moeten maken ter voorbereiding en bijwoning van de zitting, zoals reiskosten, telefoonkosten, kopieer- en printkosten en kosten voor het verzamelen van informatie. Uit een evaluatieonderzoek naar de SGC verricht door het WODC in 2009 blijkt dat een procedure met een uitspraak de consument gemiddeld genomen € 250 kost.6 Bij zowel de geschillencommissies die vallen onder de SGC als bij de geschillencommissie Financiële Dienstverlening zal de ondernemer, wanneer de consument geheel of gedeeltelijk in het gelijk is gesteld (deels) de kosten moeten vergoeden die de consument heeft gemaakt in verband met het aanhangig maken en de behandeling van het geschil.7
Een tweede punt dat bijdraagt aan de externe toegankelijkheid is dat de procedures bij de geschillencommissies voor consumentenzaken geen verplichte procesvertegenwoordiging kennen. Partijen mogen zich echter wel door een derde laten bijstaan. Het in persoon kunnen procederen bij de geschillencommissies voor consumentenzaken voorkomt extra kosten voor de consument en de ondernemer/aangeslotene, waardoor er sprake blijft van een goedkope procedure. De vergelijking met de procedure bij de kantonrechter dringt zich hier al snel op. Ook bij de kantonrechter mogen partijen in persoon verschijnen. Achterliggende gedachte hiervan is een afweging van kosten: de hoogte van de vordering tegenover de advocaatkosten.8 Deze vergelijking gaat mijns inziens niet helemaal op met betrekking tot de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening aangezien het hier om een aanzienlijk financieel belang kan gaan. Partijen kunnen een bindend advies vragen tot een maximumbedrag van € 250.000 indien de aangeslotene lid is van het Verbond voor Verzekeraars of de Nederlandse Vereniging van Banken en € 100.000 in de overige gevallen.9 Denkbaar is dat naar mate het financiële belang hoger is de consument zich eerder laat bijstaan door een advocaat. Ook bij de kantonrechter laten partijen zich veelal bijstaan door een advocaat in huur- en arbeidszaken, omdat hier de (financiële) belangen meestal groter zijn. Uit de praktijk blijkt dat bij de geschillencommissies die vallen onder de SGC, partijen zich slechts in een beperkt aantal gevallen laten bijstaan door een advocaat, rechtsbijstandverzekeraar, vakbond of andere rechtshulpverlenende organisaties. De eenvoudige procedure maakt het mogelijk dat de partijen zelf hun zaak behandelen.10
Het ontbreken van processuele bijstand kan ongelijkheid tussen partijen in de hand werken. De ongelijkheid tussen partijen is mijns inziens groter bij de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening dan bij de geschillencommissies die vallen onder de SGC. In beginsel worden aan de geschillencommissies die vallen onder de SGC, geschillen voorgelegd tussen partijen met een vrijwel gelijke positie, namelijk een consument en een kleine ondernemer. Uitzonderingen zijn de geschillencommissie energie en water, de geschillencommissie openbaar vervoer en de geschillencommissie telecommunicatie. Daarbij komt dat de materie waarover moet worden beslist bij de geschillencommissies die vallen onder de SGC, veelal simpel is en het financiële belang klein.11 Bij de Geschillencommissie voor Financiële Dienstverlening komt het in verzekeringsgeschillen in de praktijk geregeld voor dat een zelfoptredende consument tegenover een gespecialiseerde vertegenwoordiger van de verzekeraar staat. Daarbij komt dat de geschillen die aan de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening worden voorgelegd, voor de consument veelal juridisch gecompliceerd zijn en met het geschil een groot financieel belang kan zijn gemoeid (tot € 100.000 voor het intermediair en tot € 250.000 voor aanbieders). De geschillencommissies voor consumentenzaken dienen de ongelijkheid tussen partijen te compenseren.12 Het is echter de vraag hoe actief een geschillencommissie zich kan opstellen met het oog op bijvoorbeeld diens onpartijdigheid.13
Met het oog op de externe toegankelijkheid van de geschillencommissies voor consumentenzaken is het van belang dat de termijnen waarbinnen een geschil aanhangig kan worden gemaakt bij de betreffende geschillencommissies duidelijk zijn. Voor de geschillencommissies die vallen onder de SGC, zijn de termijnen opgenomen in de algemene voorwaarden van de ondernemer. Voor de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening is in het reglement een duidelijke termijn opgenomen. De consument dient zijn klacht aan de Geschillencommissie voor te leggen drie maanden na dagtekening van het oordeel van de ombudsman of, indien dit later is, binnen drie maanden na kennisneming van de weigering van de Aangeslotene om het oordeel van de Ombudsman te volgen.14
Voorts kan de externe toegankelijkheid van de geschillencommissies voor consumentenzaken worden beperkt doordat aan de bevoegdheid van deze geschillencommissies om een bindend advies te wijzen grenzen worden gesteld. Zo behandelt de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening geen zaken waarin de vordering van de consument een totaal beloop heeft van minder dan € 150. De geschillencommissie kan het geschil ook niet in behandeling nemen wanneer de vordering meer dan € 1.000.000 bedraagt.15 Daarbij komt dat een uitspraak niet bindend is indien daar een hoofdsom wordt toegewezen van meer dan € 250.000 indien de aangeslotene lid is van het Verbond van verzekeraars of de Nederlandse vereniging van banken en meer dan € 100.000 in de overige gevallen.16 Dat wil zeggen dat partijen niet verplicht zijn overeenkomstig het geschil te handelen en dat partijen het geschil in volle omvang aan de overheidsrechter kunnen voorleggen. De limieten zijn een compromis tussen de verschillende belangen van de bij de oprichting van de stichting Kifid betrokken partijen. Ook enkele geschillencommissies die vallen onder de SGC, hebben een maximaal financieel belang gesteld. Vaak kunnen de consument en de ondernemer wel een hoger financieel belang overeenkomen.17
De geschillencommissies voor consumentenzaken kennen een eenvoudige en informele procedure hetgeen bijdraagt aan de interne toegankelijkheid van deze geschillencommissies.18 De reglementen waarin de procedureregels zijn vastgelegd, zijn via de website van de SGC en de website van de stichting Kifid te raadplegen. Om zonder procesvertegenwoordiging te kunnen procederen, dient de gang van zaken gedurende de procedure duidelijk te zijn. Een eenvoudige en informele procedure en duidelijke schriftelijk reglementen zijn hiervoor noodzakelijk. Dat de procedure bij de geschillencommissies voor consumentenzaken eenvoudig en informeel is, blijkt onder andere uit de wijze waarop het geschil wordt voorgelegd aan een geschillencommissie. De consument kan een zaak aanhangig maken door middel van het invullen van een vragenformulier. Dit formulier is via de website van de SGC en de website van de stichting Kifid te downloaden en kan per post of online naar de betreffende geschillencommissie worden verzonden. Dit laatste kan voor de niet digitaal ingerichte consument een probleem opleveren. Daarnaast blijkt het informele karakter van de procedure uit het feit dat de geschillencommissies partijen kunnen toestaan getuigen en deskundigen mee te brengen naar de mondelinge behandeling.19
De kosten van ad hoc bindend advies kunnen een belemmering vormen van de externe toegankelijkheid van deze vorm van bindend advies. Deze kosten liggen veelal veel hoger dan bij de geschillencommissies voor consumentenzaken. De partijen dienen immers de gehele kosten zelf te dragen. Ad hoc bindend advies is evenals arbitrage relatief duur.20 De kosten hebben een open einde en worden voor een groot deel bepaald door eventuele administratiekosten, honoraria van de (gespecialiseerde) bindend adviseur(s), maar ook de veelal betrokken (gespecialiseerde) advocaten. De vergoeding aan de (gespecialiseerde) bindend adviseur(s) verschilt per bindend adviseur. Vanuit de praktijk bestaat de indruk dat, ondanks dat partijen in persoon kunnen procederen in geval van ad hoc bindend advies, partijen zich in de procedure veelal laten bijstaan door een (gespecialiseerde) advocaat. Het zal dan gaan om grote financiële belangen en juridisch ingewikkelde zaken. Uit door mij verricht onderzoek naar de praktijk is het beeld ontstaan dat als bij ad hoc bindend advies partijen zich niet laten bijstaan door een advocaat dit eerder aan de kant van de sterkere partij is, bijvoorbeeld de ondernemer, verzekeraar of werkgever en niet aan de kant van de zwakkere partij zoals het slachtoffer of de werknemer. Doordat partijen veelal worden vertegenwoordigd door een advocaat, speelt mogelijke ongelijkheid tussen partijen in vergelijking met de geschillencommissies voor consumentenzaken in mindere mate bij ad hoc bindend advies.
Ter bevordering van de externe toegankelijkheid van ad hoc bindend advies verdient het aanbeveling dat in de bindend-adviesovereenkomst duidelijk wordt afgesproken binnen welke termijn en op welke wijze het bindend advies aanhangig moet worden gemaakt bij een bindend adviseur of een bindend-adviescollege. Voorts is het, ter bevordering van zowel de externe alsook de interne toegankelijkheid, aan te raden dat in de bindend-adviesovereenkomst een regeling wordt opgenomen die ziet op de wijze van benoeming van de bindend adviseur(s) om te voorkomen dat partijen hierover in het beginstadium van de bindend-adviesprocedure problemen krijgen. Meijer ziet echter zowel de wijze van aanhangig maken als de wijze van benoeming van de arbiters niet als essentialia van de arbitrageovereenkomst, maar als een resterende aangelegenheid die regeling kán krijgen in de arbitrageovereenkomst.21 Verschil tussen arbitrage en bindend advies is mijns inziens dat partijen bij arbitrage terug kunnen vallen op de wet, waarin in art. 1024 lid 2 en art. 1025 lid 1 Rv een regeling voor de wijze van aanhangig maken van een arbitraal geding is gegeven en in art. 1027 Rv een regeling voor de benoeming van de arbiters is opgenomen. Hierdoor behoeven deze zaken niet per se in de arbitrageovereenkomst te worden geregeld.
Bij ad hoc bindend advies is de inrichting van de bindend-adviesprocedure aan partijen voorbehouden. In de praktijk maken partijen veelal geen afspraken betreffende de procedure, maar laten zij dit over aan de bindend adviseur. Doorgaans stelt de bindend adviseur partijen schriftelijk enkele afspraken voor die zien op de wijze waarop stukken worden gewisseld, op termijnen waarbinnen stukken moeten worden ingediend en het al dan niet houden van een mondelinge behandeling.
Dit heeft tot gevolg dat het gaat om een informele procedure met weinig procedureregels waardoor de procedure eenvoudig blijft en over het algemeen intern toegankelijk is voor partijen.