Hoge Raad 7 oktober 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD2774
Rb. Overijssel, 13-02-2017, nr. 08/993098-16
ECLI:NL:RBOVE:2017:909
- Instantie
Rechtbank Overijssel
- Datum
13-02-2017
- Zaaknummer
08/993098-16
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBOVE:2017:909, Uitspraak, Rechtbank Overijssel, 13‑02‑2017; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 13‑02‑2017
Inhoudsindicatie
De rechtbank Overijssel heeft een 44-jarige vrouw veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand met een proeftijd van 3 jaar en een taakstraf van 60 uur voor schuldwitwassen. Zij had gedurende meerdere jaren financieel voordeel doordat haar partner (zie ECLI:NL:RBOVE:2017:895) opzettelijk onjuiste aangiften omzet- en inkomstenbelasting heeft gedaan.
Partij(en)
Rechtbank Overijssel
Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer (P): 08/993098-16
Datum vonnis: 13 februari 2017
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum 1] 1972 in [geboorteplaats 1] ,
wonende in [adres] .
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 30 januari 2017. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. G.J. Heidema en van hetgeen door de verdachte en haar raadsvrouw
mr. L.I. Veenstra, advocaat te Assen, naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte geldbedragen waarvan zij wist dan wel diende te vermoeden dat deze onmiddellijk of middellijk afkomstig waren uit enig misdrijf, heeft witgewassen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
zij op meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode 1 januari 2010 tot en met 13 januari 2015, te Ooststellingwerf, althans in Nederland,
meerdere geldbedragen heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van die geldbedragen gebruik heeft gemaakt, terwijl zij wist, danwel diende te vermoeden dat die geldbedragen - onmiddellijk of middellijk- afkomstig waren uit enig enig misdrijf,
immers heeft zij (telkens) op haar rekeningnummer [rekeningnummer 1] een of
meerdere betalingen ten behoeve van [bedrijf 1] en/of [medeverdachte] , althans ten behoeve van een ander dan verdachte, ontvangen, waarbij (telkens) over die bedragen geen omzet- en/of inkomstenbelasting is aangegeven en/of afgedragen, te weten:
- in het jaar 2010, betalingen met een totaalbedrag van 119.886,80 euro, waarvan (in totaal) 19.141,59 euro niet aan omzetbelasting en/of 40.298,08 euro niet aan inkomstenbelasting is aangegeven en/of afgedragen (DOC-002 en AMB-004);
- in het jaar 2011, betalingen met een totaalbedrag van 74.967,46 euro, waarvan (in totaal) 11.969,59 euro niet aan omzetbelasting en/of 25.199,04 euro niet aan inkomstenbelasting is aangegeven en/of afgedragen (DOC-003 en AMB-004);
- in het jaar 2012, betalingen met een totaalbedrag van 111.548,77 euro, waarvan (in totaal) 18.069,15 euro niet aan omzetbelasting en/of 37.391,85 euro niet aan inkomstenbelasting is aangegeven en/of afgedragen (DOC-004 en AMB-004);
- in het jaar 2013, betalingen met een totaalbedrag van 102.276,92 euro, waarvan (in totaal) 17.750,54 euro niet aan omzetbelasting en/of 33.810,55 euro niet aan inkomstenbelasting is aangegeven en/of afgedragen (DOC-005 en AMB-004)
- in het jaar 2014, betalingen met een totaalbedrag van 100.592,93 euro, waarvan (in totaal) 17.458,28 euro aan omzetbelasting en/of 33.254,- euro niet aan inkomstenbelasting is aangegeven en/of afgedragen (DOC-006 en AMB-004).
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uur, bij niet verrichten te vervangen door 60 dagen hechtenis. Voorts dient aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden te worden opgelegd met een proeftijd van twee jaar.
4. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs
Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan. De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
5.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de haar ten laste gelegde feiten. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toelicht aan de hand van zijn schriftelijk requisitoir.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft - conform haar pleitnota - vrijspraak bepleit ten aanzien van de ten laste gelegde feiten.
5.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Algemeen
De partner van verdachte, medeverdachte [medeverdachte] , heeft een eenmanszaak, [bedrijf 1] . Het betreft een zaak die opleidingen en trainingen verzorgt die vooral horeca gerelateerd zijn. [medeverdachte] schakelt bedrijven in die voor hem de opleiders en trainers inschakelt om de trainingen en opleidingen te geven. [medeverdachte] heeft zelf geen personeel in dienst.
Onderzoek Belastingdienst/Fiod
In oktober 2015 kondigt de Belastingdienst bij verdachte en haar partner een boekenonderzoek aan naar onder meer de omzetbelasting over de periodejanuari 2010 tot en met december 2014, als ook de inkomstenbelasting over deze periode.
Tijdens het boekenonderzoek is naar voren gekomen dat voor het geven van BHV-cursussen, door [medeverdachte] facturen zijn verzonden waarop de privé bankrekening [rekeningnummer 1] van verdachte staat vermeld. Dit bankrekeningnummer maakte geen deel uit van de door [medeverdachte] ten behoeve van zijn onderneming gevoerde administratie.
Tijdens het vervolg van de controle heeft de controleambtenaar aan verdachte en haar partner gevraagd om alsnog de privé bankafschriften te overleggen over de jaren 2014 en 2015 alsmede de privé bankafschriften over de jaren 2009 tot en met 2013.
De controleambtenaar van de belastingdienst heeft aan de hand van de door [medeverdachte] overhandigde bankafschriften van [rekeningnummer 1] t.n.v. verdachteover de jaren 2010 tot en met 2014 opstellingen gemaakt in een excel spreadsheet.
Uit deze berekening blijkt dat het totale fiscale nadeel met het niet in de aangiften omzet- en inkomstenbelasting opnemen van de bedrijfsontvangsten binnengekomen op privé bankrekening [rekeningnummer 1] van verdachte € 254.344,- bedraagt.
Verklaring van verdachte
Verdachte heeft verklaard dat zij wel eens op haar bankrekening met nummer [rekeningnummer 1] keek. Haar partner [medeverdachte] controleerde welke bedragen er binnen kwamen en zette er een vinkje bij. Ook het loon dat verdachte verdiende met haar werk in de thuiszorg, ongeveer € 600,- per maand, kwam binnen op dit rekeningnummer. Verdachte woonde samen met [medeverdachte] en zij gebruikte dezerekening om boodschappen van te doen. Verdachte had [medeverdachte] toestemming gegeven gebruik te maken van haar bankpas. Ook kende hij de codes voor het internetbankieren. Verdachte wist dat de geldbedragen die op haar bankrekening binnenkwamen betrekking hadden op het bedrijf [bedrijf 1] en dat een groot deel van deze bedragen door haar partner weer werden teruggestort naar een bankrekeningnummer van haar partner. Verdachte heeft zich naar eigen zeggen nooit afgevraagd waarom het zo ging en heeft zich nimmer met de boekhouding bemoeid. Ze ging ervan uit dat de accountant het wel wist.
Verklaring van medeverdachte [medeverdachte]
heeft verklaard dat hij de omzet die hij in verband met zijn eenmanszaak in de jaren 2010 tot en met 2014 op de bankrekening van verdachte was binnengekomen, niet heeft meegenomen in de aangiften omzetbelasting over deze periode. Volgens [medeverdachte] was in overleg met zijn accountant een splitsing doorgevoerd tussen de omzet die hij zelf draaide en die van de instructeurs. De omzet die [medeverdachte] zelf maakte moest verdachte op advies van de accountant op een andere bankrekening laten binnenkomen. [medeverdachte] verzorgde zelf de bedrijfsadministratie en verwerkte deze in een boekhoudsysteem genaamd Exact MSdos. Ook de aangiften omzetbelasting werden door [medeverdachte] zelf ingevoerd en ingediend. [medeverdachte] ging er naar eigen zeggen van uit dat alle betalingen die op privé bankrekening [rekeningnummer 1] van verdachte binnenkwamen door de [accountant] zouden worden meegenomen bij het opmaken van de jaarrekening, de aangiften inkomstenbelasting en eventuele suppletieaangiften omzetbelasting.
Verklaring van de heer [belastingadviseur]
Volgens [belastingadviseur] , werkzaam bij [accountant] , zijn door [medeverdachte] alleen de jaaroverzichten met het begin- en eindsaldo overgelegd en niet de individuele bankafschriften van de privé bankrekening [rekeningnummer 1] van verdachte. [medeverdachte] heeft hem niet verteld dat hij omzet ontving op de privé bankrekening van zijn partner, welke omzet nog niet was verwerkt in de administratie.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank leidt uit het dossier af dat door [medeverdachte] in de ten laste gelegde periode van 1 januari 2010 tot en met 13 januari 2015 opzettelijk meerdere onjuiste aangiften omzetbelasting zijn gedaan. Ook zijn door hem opzettelijk meerdere onjuiste aangiften inkomstenbelasting gedaan over de periode 1 januari 2010 tot en met 28 mei 2015.
Volgens vaste jurisprudentie wordt voordeel verkregen door middel van belastingfraude beschouwd als afkomstig van enig misdrijf in de zin van artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht (Sr).1.
Om tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde te kunnen komen dient te worden bewezen dat verdachte wist of op zijn minst redelijkerwijs moest vermoeden dat dit – op haar bankrekening voorhanden – voordeel uit enig misdrijf afkomstig was.
Uit het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt het volgende:
- -
[medeverdachte] heeft er voor gekozen om ongeveer de helft van zijn inkomsten in verband met zijn eenmanszaak [bedrijf 1] op de privé bankrekening [rekeningnummer 1] van verdachte te laten binnenkomen;
- -
[medeverdachte] maakte een groot deel van deze inkomsten die binnenkwamen op de privé bankrekening van verdachte vrijwel direct daarna over op zijn eigen bankrekeningnummer, al dan niet ten behoeve van zijn bedrijf;
- -
[medeverdachte] is op ongereguleerde wijze met deze ten bate van het bedrijf binnengekomen gelden omgegaan door in privé als heer en meester over deze gelden te beschikken;
In dat verband heeft ook verdachte hiervan riant geleefd en hebben [medeverdachte] en verdachte tezamen de gelden aangewend voor een verbouwing en de aanschaf van oldtimers;
- Verdachte verdiende met haar werk in de thuiszorg circa € 600,00 per maand, welk salaris eveneens binnenkwam op voornoemde bankrekening.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte onder deze omstandigheden redelijkerwijs diende te vermoeden dat de op haar privé bankrekening [rekeningnummer 1] binnengekomen gelden die betrekking hadden op het bedrijf [bedrijf 1] van [medeverdachte] , niet in de belastingsfeer werden betrokken en dus (deels) uit enig misdrijf afkomstig waren.
Verdachte wist dat een groot deel van de bedoelde geldbedragen die op haar privé bankrekening binnenkwamen – op welke rekening ook haar eigen inkomsten binnenkwamen en welke rekening verdachte gebruikte om boodschappen van te doen – door [medeverdachte] weer werden teruggestort naar de bankrekening van het bedrijf en/of [medeverdachte] .
Naar het oordeel van de rechtbank diende verdachte met betrekking tot die handelwijze van [medeverdachte] te vermoeden dat daardoor een op administratief niet navolgbare wijze vermenging plaatsvond van privé- en bedrijfsgeld, waardoor het vaststellen van de omvang van [medeverdachte] fiscale verplichtingen op zijn minst zou worden bemoeilijkt, met onvermijdelijk onjuiste belastingaangiften van [medeverdachte] tot gevolg. Verdachte heeft [medeverdachte] desalniettemin ongeclausuleerde toestemming gegeven gebruik te maken van haar privé bankrekening en haar bankpas ten behoeve van de ontvangst van relatief substantiële bedrijfsgelden. Verdachte heeft [medeverdachte] nimmer gevraagd naar het hoe en waarom van deze handelwijze.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte onder de genoemde omstandigheden vragen had moeten stellen aan [medeverdachte] over deze ongebruikelijke gang van zaken en niet had mogen volstaan met de veronderstelling dat deze wijze van bedrijfsvoering/-administratie conform de daaraan te stellen eisen met het oog op fiscale verplichtingen van [medeverdachte] , zou voldoen.
Verdachte is weliswaar niet de initiatiefnemer geweest tot het onjuist doen van aangiftes voor de omzet- en inkomstenbelasting, noch is zij opzettelijk betrokken geweest bij de handelwijze van medeverdachte [medeverdachte] waarmee laatstgenoemde de Belastingdienst opzettelijk heeft benadeeld. Niettemin oordeelt de rechtbank verdachte strafrechtelijk aansprakelijk daar waar zij op objectieve gronden niet had mogen vertrouwen op de legaliteit van de handelwijze van haar medeverdachte.
De rechtbank acht daarmee wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan schuldwitwassen.
5.3
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij in de periode 1 januari 2010 tot en met 13 januari 2015, in Nederland
meerdere geldbedragen voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl zij diende te vermoeden dat die geldbedragen - onmiddellijk of middellijk- afkomstig waren uit enig misdrijf,
immers heeft zij telkensop haar rekeningnummer [rekeningnummer 1] betalingen ten behoeve van [bedrijf 1] en/of [medeverdachte] , ontvangen, waarbij telkens over die bedragen geen omzet- en/of inkomstenbelasting is afgedragen, te weten:
- in het jaar 2010, betalingen met een totaalbedrag van 119.886,80 euro, waarvan in totaal 19.141,59 euro niet aan omzetbelasting enf 40.298,08 euro niet aan inkomstenbelasting is afgedragen
- in het jaar 2011, betalingen met een totaalbedrag van 74.967,46 euro, waarvan in totaal 11.969,59 euro niet aan omzetbelasting en 25.199,04 euro niet aan inkomstenbelasting is afgedragen
- in het jaar 2012, betalingen met een totaalbedrag van 93.479 euro, waarvan in totaal 18.069,15 euro niet aan omzetbelasting en 37.391,85 euro niet aan inkomstenbelasting is afgedragen
- in het jaar 2013, betalingen met een totaalbedrag van 93.479 euro, waarvan in totaal 17.750,54 euro niet aan omzetbelasting en 33.810,55 euro niet aan inkomstenbelasting is afgedragen
- in het jaar 2014, betalingen met een totaalbedrag van 100.592,93 euro, waarvan in totaal 17.458,28 euro niet aan omzetbelasting en 33.254,- euro niet aan inkomstenbelasting is afgedragen .
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in haar verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 420quater Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
Het misdrijf: schuldwitwassen.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.
8. De op te leggen straf of maatregel
8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft gedurende meerdere jaren financieel voordeel verkregen doordat haar partner – met gebruikmaking van de privérekening van verdachte – opzettelijk onjuiste aangiften omzet- en inkomstenbelasting heeft gedaan, hetgeen ertoe heeft geleid dat er voor een bedrag van ruim € 250.000,- te weinig belasting is geheven. Verdachte wordt verweten dat zij geen vragen heeft gesteld daar waar dit gelet op de omstandigheden redelijkerwijs van haar mocht worden verwacht. Door deze handelwijze zijn de Nederlandse Staat en de samenleving benadeeld. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht geven bij een benadelingsbedrag van € 250.000,- tot € 500.000,- een gevangenisstraf aan van 12 tot 18 maanden onvoorwaardelijk.
Hoewel, gelet op het benadelingsbedrag, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel aangewezen is, ziet de rechtbank mede in de persoonlijke omstandigheden van verdachte aanleiding in plaats daarvan een taakstraf op te leggen, met aftrek van voorarrest.
De rechtbank heeft bovendien in aanmerking genomen dat verdachte niet de initiatiefnemer is geweest tot het onjuist doen van aangifte omzet- en inkomstenbelasting. Noch is zij opzettelijk betrokken geweest bij de handelwijze van medeverdachte [medeverdachte] waarmee laatstgenoemde de Belastingdienst opzettelijk heeft benadeeld. Veeleer lijkt sprake van een situatie waarin verdachte – niettegenstaande haar verwijtbare aandeel – verwikkeld is geraakt in een witwasconstructie. Ten voordele van verdachte heeft de rechtbank meegewogen dat uit het uittreksel justitiële documentatie blijkt dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest. Teneinde te voorkomen dat verdachte zich opnieuw schuldig zal maken aan soortgelijke strafbare feiten, zal de rechtbank tevens een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand opleggen met een proeftijd van drie jaar.
9. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d Sr.
10. De beslissing
De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
- -
verklaart bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- -
verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid
- -
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- -
verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:het misdrijf: schuldwitwassen;
- -
verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- -
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van een (1) maand voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren;
- -
bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast;- omdat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- -
veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van 60 uren;
- -
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 30 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Wentink, voorzitter, mr. M. Aksu en mr. Y. Cenik, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.A. Krooshof, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2017.
Buiten staat
Mr. Cenik is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de Belastingdienst/FIOD met nummer 57937, blz. 1 t/m 310 (ordner). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 30 januari 2017, zakelijk weergegeven inhoudende als verklaring van verdachte:
Ik keek wel eens op mijn Rabobankrekening met nummer [rekeningnummer 1] .rekeningnummer keek. Mijn partner [medeverdachte] controleerde welke bedragen er binnen kwamen en zette er een vinkje bij. Ook het loon dat ik met mijn werk in de thuiszorg verdien, ongeveer € 600,- per maand, kwam binnen op dit rekeningnummer. Ik woon samen met [medeverdachte] en gebruikte de Raborekening om boodschappen van te doen. Ik had [medeverdachte] toestemming gegeven gebruik te maken van mijn bankpas. Ook kende hij de codes voor het internetbankieren. Ik wist dat de geldbedragen die op de Raborekening binnen kwamen betrekking hadden op het bedrijf [bedrijf 1] en de gelden weer werden teruggestort naar het bedrijf. Nee, ik heb mij nooit afgevraagd waarom het zo ging en heb mij ook nooit met de boekhouding bemoeid. Ik ging ervan uit dat de accountant het wel wist.
2.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] d.d. 8 juni 2016, zakelijk weergegeven inhoudende als verklaring van verdachte (V001-1, blz. 39-46)
V: Wat kunt u vertellen over de administratie en de facturatie?
A: “Ik doe de administratie. De administratie bestaat uit het opmaken van facturen voor debiteuren en het betalen van factureren van crediteuren. Vervolgens check ik de in- en verkoop facturen met de bankafschriften of geld betaald of ontvangen is. De betaalde of ontvangen facturen boek ik vervolgens in de geautomatiseerde administratie als kosten of omzet. En uiteraard boek ik ook de omzetbelasting van deze facturen.
(…)
Er is mij nooit een verzoek gedaan om de uitgaande facturen te bewaren nadat ze betaald zijn, deze heb ik dus vernietigd.
(…)
V: Door wie en op welke wijze werden de aangiften omzetbelasting over de jaren 2010 t/m 2014, voor eenmanszaak [bedrijf 1] , opgemaakt?
A: “De maandelijkse aangiften omzetbelasting doe ik zelf aan de hand van de digitale administratie. Ik keek in mijn administratie naar wat ik aan BTW moest betalen en dat ronde ik af naar boven op een rond bedrag. Ik deed dit om aan het einde van het jaar zo min mogelijk aan BTW te hoeven bij betalen. Ik dien de aangiften ook zelf in dit ging via de computer.”
V: Wat kunt u over deze aangiften verklaren?
A: “Zoals ik net ze aan de hand van de geautomatiseerde administratie heb ik gekeken naar de btw die door mij afgedragen moest worden. Hierin was de af te dragen en terug te ontvangen btw gesaldeerd. Dit gesaldeerde bedrag werd door mij naar boven afgerond op een rond bedrag. Dit bedrag zette ik op de aangifte als te betalen btw. Dus op de aangiften staan geen bedragen van voorbelasting en ook de vermelde omzetten komen niet overeen met de werkelijkheid omdat het systeem de omzet uitrekent op basis van de door mij aangegeven btw “.
Opmerking: Wij tonen u een uitdraai uit een systeem van de Belastingdienst (IKB)inzake uw
aangiften omzetbelasting en een deel suppletie over het jaar 2010 (DOC-OlO).
V: Wat kunt u hierover verklaren?
A: “Zoals ik eerder zei werd de door mij geboekte administratie naar [accountant] gebracht. Zij maakten aan de hand van deze geautomatiseerde administratie een herberekening voor de btw en maakten een suppletieaangifte omzetbelasting. [accountant] diende deze aangifte ook in nadat ik hem had geaccordeerd.”
Opmerking: Ten tijde van de controle door de Belastingdienst zijn de bankafschriften van de privé bankrekening van uw partner [verdachte] opgevraagd en door u overhandigd. Het betreft de afschriften van [rekeningnummer 1] over de periode 2009 tot en met het moment van controle in 2015.
V: Wat kunt u hierover verklaren?
A: “Dat is de rekening waar ik geld heb laten binnenkomen van de door mij zelf verrichte
werkzaamheden die thuishoren bij mijn werkzaamheden voor mijn eenmanszaak [bedrijf 1] . Ik liet het op deze rekening binnen komen omdat ik het wilde scheiden van de overige opbrengsten. Ik gebruikte de privérekening van mijn vriendin omdat de Rabobank geen aparte tekening voor mij wilde openen omdat ik al genoeg had. Zij zeiden doe maar op de rekening van jouw vriendin. (…)
Opmerking: De controleambtenaar heeft aan de hand van de door verdachten overhandigde
bankafschriften van bankrekening [rekeningnummer 1] t.n.v. [verdachte] over het jaar 2010 een opstelling gemaakt in een excel spreadsheet. Wij verbalisanten hebben van deze bedragen alleen die bedragen opgeteld die afkomstig waren van bedrijven met een vermelding van factuurnummer en/of een andere verwijzing naar de eenmanszaak en/of cursus/opleiding van verdachte [medeverdachte] .
2010
Over het jaar 2010 leverde dit een bedrag op van € 100.745,21 (DOC-002 pag 1 t/m 6) aan
vermoedelijk buiten de bedrijfsadministratie en de aangiften inkomsten- en omzetbelasting gelaten omzet.
V: Wat kunt u hierover verklaren?
A: “Dit is het geld wat er is binnengekomen op de rekening van mijn vriendin waarvoor ik heb gewerkt.”
V: Wat kunt u zeggen over het overzicht en de daar op vermelde namen en bedragen verklaren?
A: “Dat zijn klanten van mij die ik heb gefactureerd.”
V: Wie is R. [medeverdachte] en van wie is bankrekening [rekeningnummer 2] ?
A: “Dat ben ik. Dat is mijn oude privérekening, daar is voor mij geld heen gegaan dat is voor mij om van te leven.”
V: In het jaar 2010 zien we op de bankafschriften van de privébankrekening [rekeningnummer 1] van [verdachte] regelmatig aanzienlijke contante opnamen, waar waren deze gelden aan besteed?
A: “Dat is gebruikt voor privé gebruik, we hebben oldtimers gekocht en ook verbouwd. Dit is aantoonbaar”.
2011
Opmerking: De controleambtenaar heeft aan de hand van de door verdachten overhandigde
bankafschriften van bankrekening [rekeningnummer 1] t.n.v. [verdachte] over het jaar 2011 een opstelling gemaakt in een excel spreadsheet. Wij verbalisanten hebben van deze bedragen alleen die bedragen opgeteld die afkomstig waren van bedrijven met een vermelding van factuurnummer en/of een andere verwijzing naar de eenmanszaak en/of cursus/opleiding van verdachte [medeverdachte] . Over het jaar 2011 leverde dit een bedrag op van € 62.997,59 (DOC-003 pag. 1 t/m 3) aan vermoedelijk buiten de bedrijfsadministratie en de aangiften inkomsten- en omzetbelasting gelaten omzet.
V: Wat kunt u hierover verklaren?
A: “Hierover kan ik hetzelfde verklaren als hiervoor over het jaar 2010. Dit zijn inkomsten van mij binnengekomen op de rekening van mijn vriendin [verdachte] . Er zijn bedragen uitgegaan naar mijn privérekening [rekeningnummer 2] .
V: Wie van wie is bankrekening [rekeningnummer 3] ?
A: “Dat zal ook een rekening van [verdachte] zijn. Dit zijn boekingen voor privézaken. Overigens alle boekingen vanaf deze rekening deed ik zelf via telebankieren.”
2012
Opmerking: De controleambtenaar heeft aan de hand van de door verdachten overhandigde
bankafschriften van bankrekening [rekeningnummer 1] t.n.v. [verdachte] over het jaar 2012 een opstelling gemaakt in een excel spreadsheet. Wij verbalisanten hebben van deze bedragen alleen die bedragen opgeteld die afkomstig waren van bedrijven met een vermelding van factuurnummer en/of een andere verwijzing naar de eenmanszaak en/of cursus/opleiding van verdachte [medeverdachte] . Over het jaar 2012 leverde dit een bedrag op van € 93.479,62 (DOC-004 pag. 1 t/m 4) aan vermoedelijk buiten de bedrijfsadministratie en de aangiften inkomsten- en omzetbelasting gelaten omzet.
V: Wat kunt u hierover verklaren?
A: “Hiervoor geld hetzelfde verhaal als ik hiervoor heb verklaard. Mijn inkomsten die binnenkomen op haar rekening, de namen op de lijst zijn bekende klanten van mij”
2013
Opmerking: De controleambtenaar heeft aan de hand van de door verdachten overhandigde
bankafschriften van bankrekening [rekeningnummer 1] t.n.v. [verdachte] over het jaar 2013 een opstelling gemaakt in een excel spreadsheet. Wij verbalisanten hebben van deze bedragen alleen die bedragen opgeteld die afkomstig waren van bedrijven met een vermelding van factuurnummer en/of een andere verwijzing naar de eenmanszaak en/of cursus/opleiding van verdachte [medeverdachte] . Over het jaar 2013 leverde dit een bedrag op van € 84.526,38 (DOC-005 pag. 1 t/m 3) aan vermoedelijk buiten de bedrijfsadministratie en de aangiften inkomsten- en omzetbelasting gelaten omzet.
V: Wat kunt u hierover verklaren?
A: “Hiervoor geld in totaal hetzelfde als de jaren 2010, 2011 en 2012.”
2014
Opmerking: De controleambtenaar heeft aan de hand van de door verdachten overhandigde
bankafschriften van bankrekening [rekeningnummer 1] t.n.v. [verdachte] over het jaar 2014 een opstelling gemaakt in een excel spreadsheet. Wij verbalisanten hebben van deze bedragen alleen die bedragen opgeteld die afkomstig waren van bedrijven met een vermelding van factuurnummer en/of een andere verwijzing naar de eenmanszaak en/of cursus/opleiding van verdachte [medeverdachte] . Over het jaar 2014 leverde dit een bedrag op van € 83.135,-- (DOC-006 pag. 1 t/m 4) aan vermoedelijk buiten de bedrijfsadministratie en de aangiften inkomsten- en omzetbelasting gelaten omzet.
V: Wat kunt u hierover verklaren?
A: “Hiervoor geldt hetzelfde als alle voorgaande jaren
V: Wie is [medeverdachte] en van wie is bankrekening [rekeningnummer 4] ?
A: “Dat is de effecten rekening, daar is privé geld heengegaan.”
V: Wij hebben in de geautomatiseerde administratie geconstateerd dat er veel privé stortingen hebben plaatsgevonden, waarom heeft u dit gestort en waar kwam dit geld vandaan?
A: “Ik zag dat er verliezen waren in de onderneming waardoor de bankrekening rood zou komen te staan. Om te voorkomen dat we rood zouden staan heb ik privéstortingen gedaan. Dit geld komt van de effectenrekening of van de rekening van [verdachte] wat ik heb doorgestort op mijn rekening. (…)
Opmerking verbalisanten: Er is door 2 verbalisanten van de FIOD een bezoek gebracht aan het kantoor van [accountant] te Drachten. Er is daar gesproken met de (voormalig) adviseur van verdachte [medeverdachte] te weten [belastingadviseur] . De heer [belastingadviseur] heeft o.a. het navolgende gezegd:
- De aangiften omzetbelasting van het bedrijf [bedrijf 1] door de heer [medeverdachte] zelf
werden ingediend bij de Belastingdienst; - De bedragen op deze aangiften veelal geschat waren;
- [accountant] , na afloop van een kalenderjaar, een suppletie aangifte
omzetbelasting opstelden en deze aan de klant verstrekten;
- De informatie voor deze suppletie aangiften uit de digitale administratie, Exact MSdos, van
verdachte [medeverdachte] afkomstig was. - Zij hadden geconstateerd dat er veel stortingen vanuit privé waren geweest naar het bedrijf;
3.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] d.d. 1 juni 2016, zakelijk weergegeven, inhoudende als verklaring van de getuige (G001-1, blz. 57-59)
V: Wat is uw functie en waaruit bestaan uw werkzaamheden?
A: “Ik ben controle medewerker inkomstenbelasting en omzetbelasting voor het MKB. Ik doe dat al sinds 1989.”
V: Wat kunt u verklaren over de controle bij de heer [medeverdachte] en/of [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] ?
A: “Ik had bij de heer [medeverdachte] een volledig onderzoek omzetbelasting en inkomstenbelasting
aangekondigd voor de jaren 2009 t/m 2014 voor de inkomstenbelasting en voor de jaren 2011 t/m 2014 voor de omzetbelasting. Ik heb door een collega van mij de auditfiles van de heer [medeverdachte] zijn bedrijf laten ophalen. Voordat ik op controle ging zag in deze auditfiles al dat er veel privé stortingen waren geweest. Ik zag dat er veel privé stortingen werden aangegeven in de administratie. Verder had ik al geconstateerd dat de heer [medeverdachte] omzetbelasting aan het verschuiven was. Dit verschuiven was ook al tijdens een eerder onderzoek bij de heer [medeverdachte] naar voren gekomen. Blijkbaar had de heeft [medeverdachte] deze werkwijze niet aangepast. Ik bedoel dat de heer [medeverdachte] zijn aangiften omzetbelasting schatte en dit later middels een suppletie aangifte corrigeerde. Vervolgens ben ik op 4 november 2015 bezoek gegaan bij de heer [medeverdachte] thuis om daar de bedrijfsadministratie door te nemen. Toen ik bij hem thuis kwam had de heer [medeverdachte] zijn zakelijke administratie al voor mij klaar staan. De administratie bestond uit onder andere inkoop- en verkoopfacturen. Ik heb de heer [medeverdachte] gevraagd naar de privé administratie van hem en zijn vrouw. Van de heer [medeverdachte] kreeg ik direct zijn privé administratie maar van zijn vrouw niet. De heer [medeverdachte] gaf aan dat er in de jaren 2014 en 2015 het niet goed was gegaan en dat er omzet in binnengekomen op de privé bankrekening van zijn vrouw. De heer [medeverdachte] gaf aan dat de omzet welke door hem zelf is gemaakt op de privé bankrekening van zijn vrouw is gestort. De heer [medeverdachte] gaf aan hiervan een overzicht voor mij te maken en dit overzicht aan mij te zullen overhandigen. De heer [medeverdachte] gaf mij toen duidelijk aan dat dit in 2014 is begonnen. Mevrouw [verdachte] was ook bij deze opmerking aanwezig. Op 4 november 2015 heb ik van de heer [medeverdachte] een mailbericht ontvangen met daarin een opstelling van de door hem gemaakte omzet over 2014 die gestort was op de privé bankrekening van zijn vrouw. Dit betrof ruim 100.000 euro bruto. De dag erna kreeg ik van de heer [medeverdachte] een mailbericht met daarbij de door hem gemaakte omzet over 2015 wat op de bankrekening van zijn vrouw is gestort. Dit betrof ruim 44.000 bruto.
Opmerking verbalisanten: Door de heer [getuige] zijn een aantal mailberichten tussen hem en de heer [medeverdachte] geprint en vrijwillig afgestaan voor het strafrechtelijk onderzoek. Later ben ik bij de heer [medeverdachte] thuis geweest voor een tussengesprek. De dag voor dit gesprek heb ik de heer [medeverdachte] gemaild en aangegeven dat de bankafschriften van mevrouw [verdachte] over de jaren 2009 t/m heden (2015) klaar moesten liggen voor mij. Toen ik kwam bij de heer [medeverdachte] lagen de bankafschriften over de jaren 2011 t/m 2014 voor mij klaar. Ik vroeg toen nog om de jaren 2009 en 2010. Mevrouw [verdachte] kwam nog met de bankafschriften over 2010 maar niet met het jaar 2009. Ik heb het daar toen bij gelaten. Later stuurde de heet [medeverdachte] mij via de post nog de bankafschriften van zijn vrouw over 2009 op. Tijdens dit tussengesprek is uiteraard ook met de heet [medeverdachte] gesproken over de door hem gemailde overzichten over de jaren 2014 en 2015. De heer [medeverdachte] gaf aan dat de omzet op de privé bankrekening van zijn vrouw niet in de administratie van zijn bedrijf was opgenomen maar de kosten die betrekking hadden op deze omzet wel in de zakelijke administratie was opgenomen. Op kantoor heb ik vervolgens de bankafschriften van mevrouw [verdachte] doorgenomen en de bedragen aan omzet per jaar opgeteld. Ik kwam er achter dat er al vanaf 2009 stortingen op de bankrekening van mevrouw [verdachte] binnen kwamen wat omzet betrof van de heer [medeverdachte] . Ik zag dat deze omzet niet was aangegeven in de aangiften omzetbelasting aangezien deze bedragen niet in de zakelijke administratie zaten. Ik heb de facturen van de niet aangegeven omzet niet gezien. Ik bedoel hiermee de omzet die op de privé bankrekening van mevrouw [verdachte] is gestort. Ik heb in de zakelijke administratie ook gezien dat er vanaf de bankrekening van mevrouw [verdachte] stortingen waren gedaan op de zakelijke bankrekening die als privé storting in de administratie werden verantwoord. Ook vanaf de heer [medeverdachte] zijn eigen bankrekening zijn volgens mij privé stortingen gedaan maar dat weet ik niet meer zeker. De heer [medeverdachte] heeft aangegeven dat hij zelf de administratie deed. Hij maakte de facturen op en boekte alles in zijn boekhoudprogramma Exact MSdos.
4.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [belastingadviseur] d.d. 20 juni 2016, zakelijk weergegeven, inhoudende als verklaring van de getuige (G002-1, blz. 60-63)
V: Kent u de heer [medeverdachte] en [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] ?
A: “Ja, dat is een klant bij ons kantoor en ik ben de relatiebeheerder.
V: Wat was uw opdracht voor dezen, welke werkzaamheden voert of voerde u uit?
A: “Het samenstellen van de jaarrekening en het doen van de aangiften inkomstenbelasting van de heer [medeverdachte] en mevrouw [verdachte] .”
V: Welke informatie, administratie, stukken werden verstrekt en door wie?
A:. “ [medeverdachte] bracht zijn computer en daarop stond zijn MS exact voor DOS, zijn boekhoudprogramma. Hij gaf ook een doos met bankafschriften en facturen. De bankafschriften zakelijk zaten er wel in, de privérekeningen betroffen jaaroverzicht met de begin en eindsaldi.”
V: Wie hield de administratie bij, hoe en in welk programma?
A: “De administratie werd gedaan door [medeverdachte] in het bovengenoemde programma. [medeverdachte] diende zelfde aangiften omzetbelasting in. Aan het einde van het jaar leverde hij de gegevens aan voor het opmaken van de jaarrekening.”
V: Wie deed de aangiften omzetbelasting in de periode 2010 tot en met 2014 en wie diende ze in bij de Belasting dienst?
A: “De heer [medeverdachte] .”
V: Wie berekende en maakte de suppletie aangiften omzetbelasting over de periode 2010 tot en met 2014 aan de hand van welke gegevens en wie diende ze in?
A: “De suppletie maakten wij op, er waren nogal wat suppleties. Ik deed dit aan de hand van de door hem aangeleverde administratie. De suppletieaangiften stuurde ik dan in, de laatste van 2014 weet ik niet zeker meer.”
V: Heeft u dingen opgemerkt inzake de aangiften omzetbelasting die door [medeverdachte] zijn ingediend?
A: “Wij vroegen eerder nog de exacte gegevens op bij de belastingdienst om een aansluiting te maken wat nu werkelijk betaald was. Het viel wel op dat [medeverdachte] afgeronde bedragen in de aangiften opgaf. Daar is eerder ook al door de Belastingdienst met hem over gesproken dat staat volgens mij ook in het dossier. Wij hebben hem ook geadviseerd om het beter te doen.”
(…)
V: Heeft u de bankafschriften van de bankrekening [rekeningnummer 1] van [verdachte] over de jaren ontvangen en ingezien?
A: “Nee, ik heb alleen de jaaroverzichten gezien met het begin en eindsaldo. Ik heb niet de
individuele bankafschriften gezien.”
V: Heeft de heer [medeverdachte] u in de jaren 2010 tot en met 2014 bij het aanleveren van zijn gehele administratie waaronder de bankafschriften van de bankrekening [rekeningnummer 1] van J. [verdachte] , ooit medegedeeld dat hij omzet had ontvangen op de bankrekening van [verdachte] , welke omzet nog niet was verwerkt in de geautomatiseerde administratie?
A: “Nee dat heeft hij nooit gezegd. [medeverdachte] heeft mij gebeld tijdens de controle van de Belastingdienst gebeld met de vraag of hij verplicht was de bankafschriften van zijn vriendin ook moest laten zien aan de Belastingdienst. Ik heb gezegd van wel als daar een gegronde reden voor is. [medeverdachte] vertelde dat op die rekening omzet was binnen gekomen die hij niet had aangegeven. Dit was voor de eerste keer dat hij mij dit vertelde. Ik had het nooit gezien en was niet op de hoogte dat er omzet was verzwegen.”
Opmerking verbalisanten: Wij tonen gehoorde een uitdraai van een e-mail bericht d.d. 4 november 2015, 21:29 (DOC-015), gericht aan [getuige] (Belastingdienst) meteen cc aan [belastingadviseur] . Het bericht vermeldt een bijlage “opgave [verdachte] 2014”. Kort zakelijk weergegeven schrijft [medeverdachte] dat in de bijlage alle omzetten van 2014 staan die door hem nog niet zijn doorgegeven aan de Belastingdienst. De BTW hierover zal nog moeten worden voldaan en 2015 volgt nog.
(…)
V: Wat kunt u hierover verklaren?
A: “Dit is inderdaad de volgende mail met de opgave over de verzwegen omzet uit 2015, deze zouden wij moeten meenemen in de jaarrekening. Dit hebben wij nog niet gedaan. Deze namen zijn van klanten denk ik. De omzet van de klanten aan wie hijzelf les gaf kwam binnen op de rekening van [verdachte] . Voor de duidelijkheid, ik wist niet dat hierop omzet binnenkwam. Dit kwam voor mij het eerst naar voren tijdens het telefoongesprek waarover ik net verklaarde en tijdens de controle van de Belastingdienst.”
Opmerking verbalisanten: [medeverdachte] is door ons gehoord, hem is onder andere een reactie gevraagd naar de afschriften van de privébankrekening van zijn partner [verdachte] over de periode 2009 tot en met de aanvang van het onderzoek. [medeverdachte] verklaarde onder meet het volgende:
“Deze inkomsten zijn niet door de accountant verwerkt in de jaarlijkse jaarrekening. Zij hebben wel inzicht gehad in deze rekening omdat ik alles, zoals gezegd aanlever. Zij moesten ook de aangifte van mijn vrouw doen, daarom hadden ze ook de bankafschriften van haar nodig. Zij moesten van mij ook kijken naar de afschriften kijken, ik heb gezegd dat er ook inkomsten op waren binnengekomen.
(…)
V: Wat is hierop uw reactie?
A: “Dit verbaast mij. Zoals ik net zei belde hij mij tijdens de controle van de Belastingdienst en heeft hij mij toen bekent dat er omzet verzwegen was. Ik heb de bankafschriften van mevrouw [verdachte] niet gezien en ik wist niet dat daar inkomsten op binnen waren gekomen die tot de omzet behoren. Volgens mij staat dit ook haaks op hetgeen in de mail staat. Bij de jaarrekening vragen wij de klant altijd of door hem alles juist en volledig is verstrekt. Hier moet ook door de klant voor getekend worden. Dit heeft de heer [medeverdachte] dus ook gedaan. En blijkbaar heeft hij ons dus niet volledig en juist geïnformeerd wat hij wel had moeten doen.”
5.
Nadeelberekening opgesteld door [inspecteur] , als Inspecteur werkzaam bij Belastingdienst kantoor Leeuwarden d.d. 21 juli 2016, zakelijk weergegeven, inhoudende (AMB-004, blz. 37-38):
in de aangiften omzetbelasting over de periode maart 2010 tot en met mei 2014 en de aangiften inkomstenbelasting over 2010, 2011, 2012, 2013 en 2014 ten name van:
Achternaam : [medeverdachte]
Voornamen : [medeverdachte]
Geboortedatum : [geboortedatum 2]
Woonplaats : [adres]
Adres : [adres]
Functie : ondernemer
BSN : [sofinummer]
vermoedelijk omzet die door de heer [medeverdachte] is gegenereerd met geven van BHV-cursussen niet is aangegeven, tijdens een boekenonderzoek door de Belastingdienst naar voren is gekomen dat voor het geven van BHV-cursussen door de heer [medeverdachte] facturen zijn verzonden met vermelding van het bankrekeningnummer van de partner van de heer [medeverdachte] , mevrouw [verdachte] , dit bankrekeningnummer, [rekeningnummer 1] , geen deel uitmaakte van de door de heer [medeverdachte] ten behoeve van zijn onderneming gevoerde administratie, aan de hand van de door de heer [medeverdachte] overhandigde afschriften van de hiervoor genoemde bankrekening over de jaren 2010 t/m 2014 en de daarin voorkomende creditbedragen met vermeldingen van factuurnummers, verwijzingen naar de eenmanszaak en/of cursus/opleiding van de heer [medeverdachte] , vermoedelijk de volgende bedragen buiten de bedrijfsadministratie en de aangiften omzet- en inkomstenbelasting zijn gelaten:
2010 € 100.745,21
2011 € 62.997,59
2012 € 93.479,62
2013 € 84.526,38
2014 € 83.135,00,
hierdoor het volgende nadeel omzetbelasting is ontstaan in
2010 (19/119 van ontvangen bedrag) € 19.142
2011 (19/119 van ontvangen bedrag) € 11.970
2012 (19/119 van ontvangen bedrag) € 14.835 (t/m september)
2012 (21/121 van ontvangen bedrag) € 3.235 (v.a. oktober)
2013 (21/121 van ontvangen bedrag) € 17.751
2014 (21/121 van ontvangen bedrag) € 17.458
Totaal nadeel omzetbelasting € 84.390,
- hierdoor het volgende nadeel inkomstenbelasting is ontstaan in jaren 2010, 2011, 2012, 2013 en 2014:
Ontvangen bedragen verminderd met daarin begrepen omzetbelasting (= netto omzet)
2010 t/m 2014 € 424.884
Gemiddeld IB-tarief x 40%
Totaal nadeel inkomstenbelasting € 169.954,
- het totale fiscale nadeel met het niet in de aangiften omzetbelasting en de aangiften
inkomstenbelasting opnemen van de bedrijfsontvangsten van de heet [medeverdachte] die zijn
binnengekomen op het bankrekeningnummer [rekeningnummer 1] als volgt is berekend:
Nadeel omzetbelasting 2010 t/m 2014 € 84.390
Nadeel inkomstenbelasting 201 t/m 2014 € 169.954
Totaal fiscaal nadeel € 254.344
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 13‑02‑2017