Hof 's-Gravenhage, 29-10-2003, nr. 2200249802
ECLI:NL:GHSGR:2003:AN7676
- Instantie
Hof 's-Gravenhage
- Datum
29-10-2003
- Zaaknummer
2200249802
- LJN
AN7676
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSGR:2003:AN7676, Uitspraak, Hof 's-Gravenhage, 29‑10‑2003; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2005:AS2771
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2005:AS2771
Uitspraak 29‑10‑2003
Inhoudsindicatie
De verdachte en zijn mededader hebben in de avonduren een zeer bejaarde en weerloze man, die een bekende was van verdachte en bij wie zij onaangekondigd op bezoek waren gekomen, op een gruwelijke wijze in diens woning om het leven gebracht.
Partij(en)
parketnummer 0975322901
datum uitspraak 29 oktober 2003
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE meervoudige kamer voor strafzaken
ARREST
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te 's-Gravenhage van 22 mei 2002 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte]
1. Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 9 juli 2003 en 15 oktober 2003.
2. Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
3. Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het primair en subsidiair tenlastegelegde vrijgesproken en terzake van het meer subsidiair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen jaren, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
4. Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte betoogd dat het openbaar ministerie
niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging, nu het hof bij tussenarrest de dato 23 juli 2003 het verzoek heeft afgewezen om de getuige [naam] ter terechtzitting in hoger beroep te horen, waardoor de verdachte in zijn verdediging is geschaad en daarmee het recht van de verdachte op een "fair trial" is geschonden.
Het hof verwerpt het betoog van de raadsman. De stelling dat een negatieve beslissing van het hof op het onderhavige verzoek van de verdediging tot
niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie dient te leiden, vindt geen steun in het recht. Het openbaar ministerie is derhalve ontvankelijk in de vervolging.
5. Verzoeken
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 15 oktober 2003 medegedeeld te persisteren bij de door de verdediging eerder gedane verzoeken, te weten het doen houden van een reconstructie naar de mogelijke gang van zaken rond de levensberoving en het doen verschaffen van nader inzicht in de effecten van het medicijn Seroxat. Het hof heeft bij zijn tussenarrest van 23 juli 2003 beslissingen dienaangaande aangehouden. Het hof beslist als volgt.
5.1.
Aan het verzoek tot het doen houden van vorenbedoelde reconstructie gaat het hof voorbij, nu dit verzoek samenhangt met een overweging dienaangaande van de rechtbank die het hof -blijkens de door het hof te gebruiken bewijsmiddelen- niet onderschrijft.
5.2.
Het hof gaat eveneens voorbij aan het verzoek van de verdediging nader inzicht te verschaffen in de effecten van het medicijn Seroxat, nu dit verzoek blijkens de toelichting daarop in de brief van de raadsman de dato 18 april 2003, berust op de stelling dat de medeverdachte [naam] (als enige) verantwoordelijk is voor de levensberoving en het ervoor gehouden moet worden dat die medeverdachte onder invloed van dit medicijn tot zijn daad is gekomen, aldus de verdediging. Nu het hof die stelling afwijst, ontvalt de grondslag aan het verzoek.
6. Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
7. Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte primair en subsidiair is tenlastegelegd.
De verdachte moet derhalve hiervan worden vrijgesproken.
8. Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
Hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijf-fouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
9. Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandig-heden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
10. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het meer subsidiair bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van doodslag.
11. Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
12. Strafmaatverweer
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte betoogd dat er sprake is van een overschrijding van een redelijke termijn, in de zin van artikel 6, eerste lid, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, daar er tussen het instellen van het hoger beroep op 31 mei 2002 en de inhoudelijke behandeling van de zaak in hoger beroep van 15 oktober 2003 een tijdsverloop van zestien en een halve maand is ontstaan en het bijna een jaar heeft geduurd voor het uitgewerkte vonnis beschikbaar was.
De raadsman verzoekt het hof de overschrijding van de redelijke termijn te verdisconteren in de strafmaat.
Het hof heeft vastgesteld dat de inzending van het uitgewerkte vonnis inderdaad niet binnen de daarvoor gestelde termijn heeft plaatsgevonden. Echter nu deze overschrijding wordt gecompenseerd door de bijzonder voortvarende behandeling van de zaak in hoger beroep (die ertoe heeft geleid dat binnen zeventien maanden nadat appèl was ingesteld eindarrest wordt gewezen), bestaat er naar 's hofs oordeel geen aanleiding enig rechtsgevolg in de zin van stafvermindering aan deze overschrijding te verbinden.
13. Strafmotivering
De advocaat-generaal mr. Van Es heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte van het primair en subsidiair tenlastegelegde zal worden vrijgesproken en terzake van het meer subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien jaren, met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte en zijn mededader hebben in de avonduren een zeer bejaarde en weerloze man, die een bekende was van de verdachte en bij wie zij onaangekondigd op bezoek waren gekomen, op een gruwelijke wijze in diens woning om het leven gebracht. Dit is een schokkend feit, waardoor het slachtoffer van zijn hoogste rechtsgoed -het leven- is beroofd en zijn nabestaanden onzegbaar leed is aangedaan en de rechtsorde in ernstige mate is geschokt. De verdachte heeft, evenals zijn mededader, -als gevolg van de door hen gekozen proceshouding- geen opheldering gegeven over het verloop van deze levensberoving en het exacte aandeel dat hij respectievelijk zijn mededader daarin heeft gehad. Evenmin heeft hij er dientengevolge blijk van gegeven het verwerpelijke van zijn handelen in te zien, noch heeft hij oog gehad voor de nabestaanden van het slachtoffer, die hij in het ongewisse heeft gelaten over het motief voor hun handelen, waardoor zij met niet beantwoorde vragen achterblijven.
Naar het oordeel van het hof kan het bewezenverklaarde feit niet anders worden bestraft dan met een lange gevangenisstraf, zoals hierna te bepalen.
De raadsman van de verdachte heeft de onmiddellijke invrijheidstelling van de verdachte verzocht, nu de verdachte naar zijn mening dient te worden vrijgesproken van hetgeen hem primair, subsidiair en meer subsidiair is tenlastegelegd. Nu het hof, in tegenstelling tot de raadsman, van oordeel is dat de verdachte het meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en tevens van oordeel is dat een langdurige vrijheidsbenemende straf passend en geboden is, komt daarmee de grond waarop het verzoek van de raadsman is gebaseerd, te vervallen.
14. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 47 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het meer subsidiair tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van TIEN JAREN.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mrs. Ritter, Aler en Kramer, in bijzijn van de griffier mr. Schmidt-Fries.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 29 oktober 2003.