NJB 2019/374:Ontbinding arbeidsovereenkomst. Transitievergoeding. Ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer. Het hof oordeelt dat een arbeidsovereenkomst moet worden ontbonden. Het verzoek om toekenning van een transitievergoeding wijst het hof af op de grond dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkneemster. Hoge Raad: 1. Relevante omstandigheden. Bij de beoordeling of de uitzonderingsgrond ‘ernstig verwijtbaar handelen of nalaten’ van toepassing is, zijn de omstandigheden van het geval – waaronder de persoonlijke omstandigheden van de werknemer – slechts van belang voor zover deze van invloed zijn op de verwijtbaarheid van het handelen of nalaten van de werknemer dat tot het ontslag heeft geleid. De overige omstandigheden van het geval (dus omstandigheden die geen verband houden met de gedragingen van de werknemer die tot het ontslag hebben geleid, noch met de verwijtbaarheid van die gedragingen) zijn in dit verband niet van betekenis. Bij beantwoording van de vraag of het niet toekennen van de transitievergoeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, kunnen alle omstandigheden van het geval van belang zijn. 2. Terughoudendheid. Motivering. Bij zijn oordeel over de vraag of de gedragingen van de werkneemster ernstig verwijtbaar zijn, heeft het hof niet, althans niet kenbaar, de feiten en omstandigheden in aanmerking genomen die de werkneemster heeft aangevoerd ter ondersteuning van haar standpunt dat haar van die gedragingen geen verwijt kan worden gemaakt. Het hof heeft ofwel de in dit verband geboden terughoudendheid miskend, ofwel zijn beslissing niet toereikend gemotiveerd