Einde inhoudsopgave
Wet op bijzondere medische verrichtingen
Artikel 9
Geldend
Geldend vanaf 01-08-2018
- Bronpublicatie:
21-03-2018, Stb. 2018, 94 (uitgifte: 05-04-2018, kamerstukken: 34797)
- Inwerkingtreding
01-08-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
04-07-2018, Stb. 2018, 224 (uitgifte: 20-07-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht / Bijzondere onderwerpen
Bijzonder strafrecht / Economisch strafrecht
1.
Degene die een medische verrichting uitvoert waarvoor niet langer ingevolge artikel 2 een vergunning is vereist, doet daarvan binnen drie maanden nadat hij met de uitvoering is begonnen mededeling aan de Inspectie gezondheidszorg en jeugd. Deze verplichting rust niet op degene die op de datum waarop de vergunningplicht eindigde, in het bezit was van een zodanige vergunning.
2.
De verplichting tot het doen van een mededeling als bedoeld in het eerste lid, eindigt twee jaar na de datum waarop de vergunningplicht is geëindigd.
3.
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de wijze waarop de mededeling, bedoeld in het eerste lid geschiedt en de gegevens die daarbij worden verstrekt.
4.
Onze Minister zendt een jaar nadat voor een medische verrichting een verplichting tot het doen van een mededeling als bedoeld in het eerste lid is ontstaan, aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van die verplichting in de praktijk.