Vgl. HR 6 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2026, NJ 2017/128, m.nt. P.A.M. Mevis, rov. 2.3.1 en 2.3.2 en verder onder meer HR 22 februari 2022, ECLI:NL:HR:2022:291.
HR, 16-05-2023, nr. 21/04225
ECLI:NL:HR:2023:725
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
16-05-2023
- Zaaknummer
21/04225
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2023:725, Uitspraak, Hoge Raad, 16‑05‑2023; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2023:330
ECLI:NL:PHR:2023:330, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 21‑03‑2023
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2023:725
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2023-0100
JIN 2023/105 met annotatie van mr. C. van Oort
Uitspraak 16‑05‑2023
Inhoudsindicatie
Mishandeling begaan tegen zijn levensgezel (art. 300.1 jo. 304.1 Sr). Mocht meervoudige kamer hof het mondelinge vonnis van politierechter, dat o.g.v. art. 378.2 Sv is aangetekend in p-v van tz., bevestigen, nu daarin bewijsmiddelen ontbreken en in hoger beroep vrijspraak is bepleit? Art. 359.3, 378.2 en 423.1 Sv. Raadsman van verdachte heeft in hoger beroep vrijspraak bepleit. Uit bewoordingen van art. 359.3 Sv volgt dat deze bepaling in ieder geval geen toepassing kan vinden als door of namens verdachte op tz. vrijspraak is bepleit. Hof had vonnis alleen mogen bevestigen met de in art. 423.1 Sv bedoelde aanvulling van gronden bestaande uit de in de weergave van de inhoud van bewijsmiddelen voor het bewezenverklaarde (vgl. HR:2016:2026). Hier is geen sprake van de situatie dat enkelvoudige kamer hof mondeling arrest wijst a.b.i. Regeling aantekening mondeling vonnis door politierechter, kinderrechter, economische politierechter, kantonrechter en enkelvoudige kamer voor behandeling van strafzaken in hoger beroep (Stcrt. 1996, 197). Volgt vernietiging en terugwijzing. CAG: Pr heeft in aantekening mondeling vonnis volstaan met een opgave van bewijsmiddelen a.b.i. art. 359.3 (tweede volzin) Sv.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 21/04225
Datum 16 mei 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 30 september 2021, nummer 21-004567-19, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1958,
hierna: de verdachte.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft S.J. van der Woude, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal P.M. Frielink heeft geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het hof en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het cassatiemiddel
2.1
Het cassatiemiddel klaagt dat het hof het vonnis van de politierechter niet zonder meer had mogen bevestigen omdat daarin de bewijsmiddelen ontbreken met daarin de redengevende feiten en omstandigheden voor de beslissing dat de verdachte het feit heeft begaan, terwijl in hoger beroep vrijspraak is bepleit.
2.2.1
De politierechter heeft ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:
“hij op 30 december 2018 te [plaats], zijn levensgezel, [slachtoffer], heeft mishandeld door
- die [slachtoffer] (met kracht) bij/om de keel/hals vast te pakken en vast te houden en (met kracht) in de keel/hals van die [slachtoffer] te knijpen en
- die [slachtoffer] in het gezicht te slaan en
- meermalen, (met kracht) op het lichaam van die [slachtoffer] te gaan zitten en
- die [slachtoffer] meermalen, in het gezicht te spugen.”
2.2.2
Het mondeling vonnis van de politierechter is op grond van artikel 378 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) aangetekend in het proces-verbaal van de terechtzitting. Die aantekening houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:
“2. Alle gebezigde bewijsmiddelen en andere gronden voor de bewezenverklaring
Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, basisteam Ede, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2019006372, gesloten op 21 mei 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
De politierechter bezigt tot bewijs ten aanzien van feit 1 de inhoud van de navolgende wettige bewijsmiddelen (waarbij ingevolge de conform artikel 378 Sv vastgestelde Regeling aantekening mondeling vonnis door politierechter, kinderrechter, economische politierechter, de kantonrechter en de enkelvoudige kamer voor behandeling in strafzaken in hoger beroep van 2 oktober 1996 (Stcrt. 1996, 197) wordt volstaan met een opsomming daarvan):
ten aanzien van feit 1
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] met bijbehorende bijlagen, p. 17-32;
- het proces-verbaal van bevindingen met bijbehorende bijlagen, p, 33-37;
- de geneeskundige verklaring d.d. 8 januari 2019, p. 46.
De politierechter overweegt in het bijzonder.
De verdediging trekt de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster in twijfel. De politierechter acht echter de verklaringen van aangeefster wel betrouwbaar, nu de geneeskundige verklaring past bij de verklaring van aangeefster. Tevens wordt die overtuiging van de politierechter bevestigd door de WhatsApp-berichten tussen aangeefster en verdachte waarin verdachte aangeeft dat hij aangeefster geen pijn wil doen en hij niet reageert op de aantijgingen van aangeefster met betrekking tot geweld.”
2.2.3
Volgens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman daar het woord gevoerd overeenkomstig de pleitnota die aan het proces-verbaal is gehecht. Deze pleitnota houdt onder meer in:
“Het bewijs is er niet: niet wettig en al helemaal niet overtuigend.
Vrijspraak is de enige conclusie.”
2.2.4
De meervoudige kamer van het hof heeft bij schriftelijk arrest het vonnis onder meer wat betreft de bewezenverklaring bevestigd.
2.3
Artikel 359 lid 3 Sv luidt:
“De beslissing dat het feit door de verdachte is begaan, moet steunen op de inhoud van in het vonnis opgenomen bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Voor zover de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend, kan een opgave van bewijsmiddelen volstaan, tenzij hij nadien anders heeft verklaard dan wel hij of zijn raadsman vrijspraak heeft bepleit.”
2.4
De raadsman van de verdachte heeft bij de behandeling van de zaak in hoger beroep vrijspraak bepleit. Uit de bewoordingen van artikel 359 lid 3 Sv volgt dat deze bepaling in ieder geval geen toepassing kan vinden als door of namens de verdachte op de terechtzitting vrijspraak is bepleit. Daarom had het hof het vonnis alleen mogen bevestigen met de in artikel 423 lid 1 Sv bedoelde aanvulling van gronden, bestaande uit de in de eerste volzin van het derde lid van artikel 359 Sv bedoelde weergave van de inhoud van de bewijsmiddelen voor het bewezenverklaarde. (Vgl. HR 6 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2026.) Hier is immers geen sprake van de situatie dat de enkelvoudige kamer van het hof mondeling arrest wijst als bedoeld in de Regeling aantekening mondeling vonnis door politierechter, kinderrechter, economische politierechter, de kantonrechter en de enkelvoudige kamer voor behandeling van strafzaken in hoger beroep van 2 oktober 1996 (Stcrt. 1996, 197).
2.5
Het cassatiemiddel is terecht voorgesteld.
3. Beslissing
De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en C. Caminada, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 mei 2023.
Conclusie 21‑03‑2023
Inhoudsindicatie
Conclusie AG. Heeft het hof wat betreft de bewezenverklaring kunnen volstaan met een bevestiging van het vonnis van de politierechter? T.t.z. in h.b. is vrijspraak bepleit. Meervoudige kamer van het hof had het vonnis niet mogen bevestigen zonder aanvulling van gronden. Conclusie strekt tot vernietiging en terugwijzing.
Partij(en)
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 21/04225
Zitting 21 maart 2023
CONCLUSIE
P.M. Frielink
In de zaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1958,
hierna: de verdachte
1. Het cassatieberoep
1.1
Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, heeft bij arrest van 30 september 2021 het tegen de verdachte gewezen vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 20 augustus 2019, bevestigd. Daarmee is de verdachte voor mishandeling van zijn levensgezel, veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van zestig uren, subsidiair dertig dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest. Tevens is de vordering van de benadeelde partij toegewezen en is aan de verdachte een schadevergoedingsmaatregel opgelegd. Voorts heeft het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 tenlastegelegde feit, omdat de verdachte van dat feit door de politierechter is vrijgesproken.
1.2
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. S.J. van der Woude, advocaat te Amsterdam, heeft één middel van cassatie voorgesteld.
1.3
Deze conclusie strekt tot vernietiging en terugwijzing.
2. Het middel, de bewezenverklaring en de bewijsvoering
2.1
In het middel wordt geklaagd dat het hof – hoewel de verdachte het feit niet heeft bekend en de verdediging ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak heeft bepleit – het vonnis, dat is aangetekend in het proces-verbaal van de terechtzitting, heeft bevestigd, “terwijl in dat vonnis de relevante inhoud van die gebezigde bewijsmiddelen niet (is) weergegeven of met voldoende mate van nauwkeurigheid (is) aangeduid, en het hof de door hem gebezigde inhoud van de bewijsmiddelen evenmin heeft opgenomen of aangeduid in zijn arrest (…) of in een aanvulling op dat arrest, zodat het arrest aan nietigheid lijdt”.
2.2
De politierechter heeft ten laste van de verdachte onder 1 bewezenverklaard dat:
“hij op 30 december 2018 te [plaats] , zijn levensgezel, [slachtoffer] , heeft mishandeld door - die [slachtoffer] (met kracht) bij/om de keel/hals vast te pakken en vast te houden en (met kracht) in de keel/hals van die [slachtoffer] te knijpen en
- die [slachtoffer] in het gezicht te slaan en
- meermalen, (met kracht) op het lichaam van die [slachtoffer] te gaan zitten en
- die [slachtoffer] meermalen, in het gezicht te spugen”
2.3
De in het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg opgenomen aantekening mondeling vonnis houdt ten aanzien van de bewijsvoering het volgende in:
“2. Alle gebezigde bewijsmiddelen en andere gronden voor de bewezenverklaring
Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, basisteam Ede, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2019006372, gesloten op 21 mei 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
De politierechter bezigt tot bewijs ten aanzien van feit 1 de inhoud van de navolgende wettige bewijsmiddelen (waarbij ingevolge de conform artikel 378 Sv vastgestelde Regeling aantekening mondeling vonnis door politierechter, kinderrechter, economische politierechter, de kantonrechter en de enkelvoudige kamer voor behandeling in strafzaken in hoger beroep van 2 oktober 1996 (Stcrt. 1996, 197) wordt volstaan met een opsomming daarvan):
ten aanzien van feit 1
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] met bijbehorende bijlagen, p. 17-32;
- het proces-verbaal van bevindingen met bijbehorende bijlagen, p, 33-37;
- de geneeskundige verklaring d.d. 8 januari 2019, p. 46.
De politierechter overweegt in het bijzonder.
De verdediging trekt de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster in twijfel. De politierechter acht echter de verklaringen van aangeefster wel betrouwbaar, nu de geneeskundige verklaring past bij de verklaring van aangeefster. Tevens wordt die overtuiging van de politierechter bevestigd door de WhatsApp-berichten tussen aangeefster en verdachte waarin verdachte aangeeft dat hij aangeefster geen pijn wil doen en hij niet reageert op de aantijgingen van aangeefster met betrekking tot geweld.”
2.4
Volgens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging daar het woord gevoerd overeenkomstig de overgelegde en aan het dossier toegevoegde pleitnota. Deze pleitnota besluit met:
“Het bewijs is er niet: niet wettig en al helemaal niet overtuigend.
Vrijspraak is de enige conclusie.”
2.5
De meervoudige kamer van het hof heeft het vonnis wat betreft de bewezenverklaring bevestigd.
3. Bespreking van het middel
3.1
“De beslissing dat het feit door de verdachte is begaan, moet steunen op de inhoud van in het vonnis opgenomen bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Voor zover de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend, kan een opgave van bewijsmiddelen volstaan, tenzij hij nadien anders heeft verklaard dan wel hij of zijn raadsman vrijspraak heeft bepleit.”
3.2
In zijn arrest van 6 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2026, NJ 2017/128 m.nt. van P.A.M. Mevis heeft de Hoge Raad overwogen in welke gevallen een bevestiging met overneming van gronden van een mondeling vonnis van de politierechter ten aanzien van het bewijs toelaatbaar is:
“2.3.1. Op grond van art. 423, eerste lid, Sv is zowel de meervoudige als de enkelvoudige kamer van het hof bevoegd een in eerste aanleg gewezen vonnis te bevestigen. Dit geldt ook indien het een mondeling vonnis betreft dat in het proces-verbaal van de terechtzitting is aangetekend op de wijze als in de Regeling bepaald. De bevoegdheid om zo een mondeling vonnis te bevestigen is niet beperkt tot het geval als bedoeld in de tweede volzin van het derde lid van art. 359 Sv (bekennende verdachte).
2.3.2.
Indien die aantekening mondeling vonnis wat betreft de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen - in overeenstemming met de Regeling - verwijst naar het proces-verbaal van de terechtzitting en/of andere processtukken, is de meervoudige kamer van het hof in geval van bevestiging van het vonnis in beginsel niet gehouden de inhoud van die stukken (alsnog) in zijn arrest op te nemen. Gelet op het bepaalde in de tweede volzin van het derde lid van art. 359 Sv lijdt dit evenwel uitzondering indien ter terechtzitting van de meervoudige kamer in hoger beroep [cursivering AG] door de verdachte anders - dat wil zeggen: niet in bekennende zin - is verklaard of door zijn raadsman vrijspraak is bepleit. In dat geval dient bevestiging te geschieden met aanvulling van gronden, dus met opneming van de (uitgewerkte) inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen in het arrest [cursivering AG]. Dat houdt in dat de feiten of omstandigheden die redengevend zijn geacht voor de bewezenverklaring, moeten zijn vervat in de door het hof gebezigde en in zijn arrest weergegeven bewijsmiddelen. Indien zij niet in die bewijsmiddelen zijn vermeld, moet het hof met voldoende mate van nauwkeurigheid (a) die feiten of omstandigheden aanduiden, en (b) het wettige bewijsmiddel of de wettige bewijsmiddelen aangeven waaraan die feiten of omstandigheden zijn ontleend.”
3.3
De politierechter heeft in de aantekening mondeling vonnis volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in art. 359 lid 3, tweede volzin Sv. De verdediging heeft bij de behandeling van de zaak in hoger beroep vrijspraak bepleit ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde feit. Uit de bewoordingen van art. 359 lid 3, tweede volzin, Sv volgt dat deze bepaling in ieder geval geen toepassing kan vinden als door of namens de verdachte op de terechtzitting vrijspraak is bepleit. Daarom had het hof het vonnis alleen mogen bevestigen met de in art. 423 lid 1 Sv bedoelde aanvulling van gronden, bestaande uit de in de art. 359 lid 3, eerste volzin, Sv bedoelde weergave van de inhoud van de bewijsmiddelen voor het bewezenverklaarde feit.1.
3.4
Het middel slaagt.
4. Slotsom
4.1
Het middel is terecht voorgesteld.
4.2
Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
4.3
Deze conclusie strekt tot vernietiging van de uitspraak van het hof en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 21‑03‑2023