Hof Amsterdam, 12-01-2012, nr. 11-00187
ECLI:NL:GHAMS:2012:BV2986
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
12-01-2012
- Zaaknummer
11-00187
- LJN
BV2986
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2012:BV2986, Uitspraak, Hof Amsterdam, 12‑01‑2012; (Hoger beroep)
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBHAA:2006:AY0090, Bekrachtiging/bevestiging
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBHAA:2006:AY0090, Bekrachtiging/bevestiging
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBHAA:2006:AY0090, Bekrachtiging/bevestiging
- Vindplaatsen
Douanerechtspraak 2012/20
Uitspraak 12‑01‑2012
Inhoudsindicatie
Verwijzingsuitspraak na arrest HR van 4 maart 2011, nr. 08/01640bis (LJN BP6280) Na verwijzing staat het het Hof niet meer vrij acht te slaan op de resultaten van het monsteronderzoek. Het Hof is van oordeel dat de inspecteur op andere wijze voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de knoflook moet worden ingedeeld onder post 0703 van de GN. Gecombineerde nomenclatuur (GN): 0703 Uien, sjalotten, knoflook, prei en andere eetbare looksoorten, vers of gekoeld 0712 Gedroogde groenten, ook indien in stukken of in schijven gesneden, dan wel fijngemaakt of in poedervorm, doch niet op andere wijze bereid
Partij(en)
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Kenmerken 11/00187, 11/00188 en 11/00189
12 januari 2012
uitspraak van de meervoudige douanekamer
op het hoger beroep – na verwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden – van
X B.V. te Z, belanghebbende,
gemachtigden mr. G.J. van Slooten en mr. G. Danilovic (Baker & McKenzie Amsterdam N.V.),
tegen de uitspraak in de zaken met de nummers AWB 06/2746, AWB 06/2747 en AWB 06/2748 van de rechtbank Haarlem in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Douane/kantoor Roosendaal, de inspecteur.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1.
Voor een overzicht van het geding, ingeleid door een hoger-beroepschrift ingekomen op 7 augustus 2006, van mr. T.H.J.S. Hesselink (Simmons & Simmons te Rotterdam) namens belanghebbende, gericht tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) van 22 juni 2006 betreffende drie door belanghebbende bij de rechtbank ingestelde beroepen tot aan de door het Hof vastgestelde uitspraak van 26 februari 2008, wordt verwezen naar die uitspraak (kenmerken DK 06/306, DK 06/357 en DK 06/358, LJN BC6217).
1.2.
De Staatssecretaris van Financiën heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld bij de Hoge Raad.
1.3.
Bij arrest van 2 oktober 2009, nr. 08/01640, LJN BJ9109, heeft de Hoge Raad het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof van Justitie) verzocht een prejudiciële beslissing te geven over de in dat arrest geformuleerde vraag.
1.4.
Bij arrest van 28 oktober 2010, X B.V., C-423/09, LJN BO3923, heeft het Hof van Justitie, uitspraak doende op die vraag, voor recht verklaard:
‘De gecombineerde nomenclatuur die is opgenomen in bijlage 1 bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1810/2004 van de Commissie van 7 september 2004, moet aldus worden uitgelegd dat knoflook die een intensief drogingsproces heeft ondergaan volgens een speciale behandeling, na afloop waarvan het in het product aanwezige vocht (nagenoeg) volledig is onttrokken, dient te worden ingedeeld in postonderverdeling 0712 90 90 van de gecombineerde nomenclatuur, maar dat gedeeltelijk gedroogde knoflook, die de eigenschappen en kenmerken van verse knoflook behoudt, dient te worden ingedeeld in postonderverdeling 0703 20 00 van de gecombineerde nomenclatuur.’
Partijen zijn in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op dit arrest.
Zowel de Staatssecretaris van Financiën als belanghebbende heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt.
1.5.
Bij arrest van 4 maart 2011, nr. 08/01640bis, LJN BP6280, heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie gegrond verklaard, de uitspraak van het Hof vernietigd en de zaak terugverwezen naar het Hof.
1.6.
Belanghebbende en de inspecteur hebben bij brieven van respectievelijk 19 april 2011 en 14 april 2011 gereageerd op het arrest van de Hoge Raad. Aan partijen zijn afschriften van de reactie van de wederpartij gezonden.
1.7.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 november 2011. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2. Geding na cassatie
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 4 maart 2011, voor zover voor het geding na verwijzing van belang, het volgende overwogen:
“2. Nadere beoordeling van het middel
2.1.1.
Het Hof heeft - voor zover in cassatie van belang - geoordeeld dat op het tijdstip van de monsterneming in december 2005 in de opslagplaats te P een substantieel gedeelte van de knoflook niet meer aanwezig was en de mogelijkheid niet kan worden uitgesloten dat de wel nog aanwezige partijen van de knoflook door de langdurige opslag een verandering hebben ondergaan, zodat bij het onderzoek niet is voldaan aan de voorwaarden van artikel 78 van het Communautair Douanewetboek. Dit oordeel wordt in cassatie niet bestreden. Het Hof heeft vervolgens geoordeeld dat de Inspecteur ook anderszins niet aannemelijk heeft gemaakt dat er grond was om van de aangegeven post 0712 van de Gecombineerde nomenclatuur (hierna: de GN) af te wijken.
2.1.2.
Het middel verzet zich tegen het hiervoor onder 2.1.1 laatstvermelde oordeel met het betoog dat het gaat om gekoelde knoflookbollen en dat deze moeten worden ingedeeld in postonderverdeling 0703 20 00 van de GN, omdat knoflook in deze vorm (bollen) niet voldoende gedroogd kan zijn in de zin van tariefpost 0712. Dat is met name het geval als het gaat om knoflook in de vorm van poeder, aldus het middel.
2.2.1.
Vast staat dat ingevoerd zijn partijen knoflookbollen die zich ten tijde van de invoer bevonden in koelcontainers. Nadat de knoflook door de douane was vrijgegeven, is deze overgebracht naar een gekoelde ruimte van een opslagbedrijf te P en bij een temperatuur van minus 3 graden Celsius bewaard.
2.2.2.
Uit het hiervoor onder 1 (Hof: zie onderdeel 1.4) aangehaalde arrest van het Hof van Justitie volgt dat slechts knoflook die een intensief drogingsproces heeft ondergaan volgens een speciale behandeling, na afloop waarvan het in het product aanwezige vocht (nagenoeg) volledig is onttrokken, dient te worden ingedeeld onder post 0712 van de GN. Daarentegen moet gedeeltelijk gedroogde knoflook, die de eigenschappen en kenmerken van verse knoflook behoudt, worden ingedeeld onder post 0703 van de GN. Overigens is, aldus het Hof van Justitie, niet uitgesloten dat niet alleen knoflook in fijngemaakte vorm of in poedervorm maar ook in de vorm van knoflookbollen of knoflooktenen hieraan voldoet zodat deze ingedeeld kan worden onder post 0712.
2.2.3.
Als het Hof bij het hiervoor onder 2.1.1 laatstvermelde oordeel is uitgegaan van de opvatting dat gekoelde knoflookbollen waarvan het in het product aanwezige vocht niet (nagenoeg) volledig is onttrokken, kunnen worden ingedeeld in post 0712 van de GN, geeft dat oordeel - gelet op hetgeen het Hof van Justitie heeft geoordeeld met betrekking tot de uitlegging van die post - blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Als het Hof is uitgegaan van de juiste rechtsopvatting, behoefde het oordeel dat de Inspecteur met de hiervoor onder 2.2.1 vermelde feiten en hetgeen hij verder, afgezien van de monsterneming, voor het Hof heeft aangevoerd, niet aannemelijk heeft gemaakt dat er grond was om van de aangegeven post 0712 van de GN af te wijken, meer motivering dan het Hof heeft gegeven.
2.2.4.
Op grond van het vorenstaande slaagt het middel. 's Hofs uitspraak kan niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen.
3.
Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Door het verwijzingshof zal worden beoordeeld of aan belanghebbende voor de kosten van het geding voor het Hof en van het geding voor de Rechtbank een vergoeding dient te worden toegekend.
4.
Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof, en
verwijst het geding terug naar het Gerechtshof te Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest.”
3. Feiten
3.1.
Voor een overzicht van de feiten, voor zover na cassatie nog van belang, wordt verwezen naar de onder 1.1 vermelde uitspraak van het Hof.
3.2.
Het Hof voegt hier nog het volgende aan toe.
3.2.1.
Op 22 december 2005 heeft de inspecteur bij [belanghebbende] te P foto’s gemaakt van aldaar aanwezige partijen knoflook. Deze partijen waren voorzien van opschriften met de containernummers A 1-1 en A 1-2, welke containernummers deel uitmaken van de bestreden navorderingen.
De foto’s van goederen afkomstig uit de container met het nummer A 1-1 tonen dozen gevuld met knoflookbollen verpakt in netten, welke dozen zijn voorzien van de tekst: “SELECTED GARLIC”, “GRADE: CLASS 1”, “65-70 mm” en “PRODUCT OF CHINA”. De foto’s van goederen afkomstig uit de container met het nummer A 1-2 tonen dozen knoflookbollen met de tekst: “WHITE DRY GARLIC”, “Category-1”, “55-60 mm”, “65-70 mm” of “65-70 mm” en “ORIGIN CHINA”.
3.2.2.
Tot de stukken van het geding behoort een melding van de Europese Commissie aan de lidstaten van 31 mei 2002, waarin wordt geattendeerd op de mogelijke ontduiking van douanerechten op verse knoflook van GN-code 0703 20 00 door deze aan te geven onder GN-code 0712 90 90, als zou het gedroogde knoflook betreffen. In deze melding wordt erop gewezen dat verse knoflook gekoeld moet worden bewaard, doch gedroogde knoflook niet.
4. Geschil in hoger beroep
Na cassatie dient, gelet op de verwijzingsopdracht, uitsluitend nog te worden beoordeeld of de inspecteur met hetgeen hij – afgezien van de monsterneming – heeft aangevoerd, aannemelijk heeft gemaakt dat er grond was om van de door belanghebbende aangegeven post 0712 van de GN af te wijken en de goederen in te delen onder post 0703 van de GN.
5. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de beoordeling van de tariefindeling de uitslag van het onderzoek van een op 22 december 2005 genomen monster als uitgangspunt genomen. Gelet op de in het product aanwezige hoeveelheid vocht van meer dan 60 gewichtsprocenten heeft de rechtbank geoordeeld dat geen sprake is van gedroogde groenten van post 0712, maar van verse of gekoelde knoflook van post 0703.
6. Relevante wetgeving
6.1.
De in het geding zijnde posten luiden als volgt:
- 0703.
Uien, sjalotten, knoflook, prei en andere eetbare looksoorten, vers of gekoeld:
(...)
- 0703.
20 00 - - knoflook
(…)
- 0712.
Gedroogde groenten, ook indien in stukken of in schijven gesneden, dan wel
fijngemaakt of in poedervorm, doch niet op andere wijze bereid:
(...)
- 0712.
90 - andere groenten; mengsels van groenten:
- 0712.
90 90 - - andere
6.2.
Verordening (EG) nr. 2200/96 van de Raad van 28 oktober 1996 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector groenten en fruit luidde ten tijde van de invoeraangiften, voor zover hier van belang, als volgt:
“Artikel 1
- 1.
Bij deze verordening wordt een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector groenten en fruit ingesteld.
- 2.
Deze ordening geldt voor de volgende produkten:
(…)
Artikel 8
- 1.
Produkten waarvoor normen zijn vastgesteld, mogen uit derde landen uitsluitend worden ingevoerd indien zij aan die normen of aan ten minste gelijkwaardige normen voldoen.
(…)”
6.3.
Verordening (EG) nr. 2288/97 van de Commissie van 18 november 1997 tot vaststelling van handelsnormen voor knoflook luidde ten tijde van de invoeraangiften, voor zover hier van belang, als volgt:
“Artikel 1
- 1.
De handelsnormen voor knoflook van GN-code 0703 20 00 zijn opgenomen in de bijlage.
- 2.
De normen zijn overeenkomstig de bij Verordening (EG) nr. 2200/96 vastgestelde voorwaarden van toepassing in alle handelsstadia.
In de stadia na de verzending mogen de producten evenwel de volgende afwijkingen van de voorgeschreven normen vertonen:
- -
een lichte vermindering van versheid en turgescentie,
- -
voor de producten van andere klassen dan "Extra": een gering kwaliteitsverlies als gevolg van de biologische ontwikkeling en de bederfelijkheid ervan.
(…)
BIJLAGE
KWALITEITSNORM VOOR KNOFLOOK
- I.
DEFINITIE VAN HET PRODUCT
Deze norm heeft betrekking op voor levering aan de consument bestemde verse (1), halfdroge (2) of droge (3) knoflook van de variëteiten (cultivars) van Allium sativum L., met uitzondering van groene knoflook met hele bladeren die nog geen klisters heeft gevormd, en voor industriële verwerking bestemde knoflook.
(…)
- (1)
Onder "verse knoflook" wordt verstaan het product waarvan de stengel groen is en waarvan het buitenste vlies van de bol nog vers is.
- (2)
Onder "halfdroge knoflook" wordt verstaan het product waarvan de stengel en het buitenste vlies van de bol niet volkomen droog zijn.
- (3)
Onder "droge knoflook" wordt verstaan het product waarvan de stengel, het buitenste vlies van de bol en de vliezen die de afzonderlijke teentjes omhullen volkomen droog zijn.”
7. Standpunten van partijen
Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de gedingstukken. Voor het verhandelde ter zitting wordt verwezen naar het proces-verbaal van de zitting.
8. Beoordeling van het geschil
8.1.
Gelet op de verwijzingsopdracht dient, anders dan de inspecteur ter zitting heeft bepleit, geen acht te worden geslagen op de resultaten van het onderzoek van het op 22 december 2005 genomen monster, waarbij een droge-stofgehalte van 38,1 gewichtsprocenten is bevonden.
8.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat knoflook is ingevoerd in de vorm van bollen. Belanghebbende heeft ter zitting verklaard dat de knoflookbollen er in alle gevallen hetzelfde uitzagen.
Het Hof stelt voorop dat, gelet op het onder 1.4 aangehaalde arrest van het Hof van Justitie, onder ‘gedroogde knoflook’ moet worden verstaan: knoflook die een intensief drogingsproces heeft ondergaan volgens een speciale behandeling, na afloop waarvan het in het product aanwezige vocht (nagenoeg) volledig is onttrokken. In de overwegingen 20 en 21 van zijn arrest heeft het Hof van Justitie gepreciseerd dat na het dehydratieproces de in de groenten overgebleven hoeveelheid vocht te verwaarlozen moet zijn, bijvoorbeeld niet meer dan 10 %.
8.3.
Belanghebbende heeft, ten overvloede verwijzend naar de AM-melding, terecht gesteld dat op de inspecteur in dezen de bewijslast rust nu hij van de aangifte wenst af te wijken. De inspecteur heeft, ter onderbouwing van zijn stelling dat verse of gekoelde knoflook in de zin van post 0703 is ingevoerd, afgezien van de resultaten van het monsteronderzoek, de volgende feiten en omstandigheden aangevoerd:
- -
alle ingevoerde knoflook is vervoerd in koelcontainers (reefers) bij een temperatuur van minus 3 ºC en alle knoflook is na de invoer opgeslagen in koelhuizen bij een temperatuur van minus 3 ºC;
- -
uit de op de facturen vermelde handelsbenamingen blijkt dat knoflook is ingevoerd die voldoet aan de handelsnormen van Verordening (EEG) nr. 2288/97 van 18 november 1997 (hierna: Verordening 2288/97), hetgeen impliceert dat sprake is van verse of gekoelde knoflook in de zin van post 0703;
- -
de knoflook is blijkens de handelsbescheiden verpakt op een voor verse of gekoelde knoflook gebruikelijke wijze;
- -
op een deel van de facturen is het oogstjaar vermeld, hetgeen duidt op een vers product;
- -
knoflookbollen waaraan nagenoeg al het vocht is onttrokken, bestaan niet.
8.4.
Belanghebbende betwist dat alle knoflookbollen gekoeld dienden te worden vervoerd en heeft daarbij gewezen op het ontbreken van een temperatuuraanduiding op de bill of lading behorende bij één van de 46 in de navordering betrokken containers (containernummer A 2-1).
Het Hof overweegt ter zake als volgt. Genoemde bill of lading vermeldt achter het containernummer de aanduiding ’40 RH’, waaruit blijkt dat de goederen zijn vervoerd in een extra hoge veertigvoets koelcontainer (Reefer High). Tevens is in de aan belanghebbende verstrekte inklaringsopdracht vermeld dat de goederen zich in een koelcontainer (reefer) bevonden. Het lijdt daarom naar ’s Hofs oordeel geen twijfel dat ook deze partij gekoeld is vervoerd. Onder deze omstandigheden kan naar het oordeel van het Hof uit het enkele ontbreken van een temperatuuraanduiding op de bill of lading niet worden geconcludeerd dat deze partij, anders dan de overige 45 partijen, niet gekoeld behoefde te worden vervoerd.
Zoals het Hof van Justitie in zijn onder 1.4 aangehaalde arrest heeft overwogen (r.o. 28) duidt gekoeld vervoer erop dat de droging niet het in het product aanwezige vocht (nagenoeg) volledig heeft onttrokken, omdat dehydratie een conserveringsmethode is die het mogelijk maakt dat producten niet langer behoeven te worden bewaard bij een temperatuur van minder dan 0 ºC. Gesteld noch gebleken is dat het gekoelde vervoer in het onderhavige geval heeft plaatsgevonden om andere redenen dan het tegengaan van bederf.
8.5.
De door het Hof van Justitie geformuleerde criteria voor kwalificatie als gedroogde groente van post 0712 komen niet overeen met de destijds geldende handelsnormen voor droge knoflook, zoals vastgesteld in Verordening 2288/97. Volgens genoemde handelsnormen is van droge knoflook sprake indien van de knoflookbol de stengel, het buitenste vlies van de bol en de vliezen die de afzonderlijke teentjes omhullen volkomen droog zijn. Voor de toepassing van de GN is van gedroogde knoflook eerst sprake is indien (nagenoeg) al het vocht uit de knoflook is verwijderd. Onder verwijzing naar voormeld verschil heeft de inspecteur betoogd dat uit de vermelding ‘dry garlic’ of ‘dried garlic’ op het merendeel van de facturen, kan worden afgeleid dat het “droge knoflook” in de zin van Verordening 2288/97 betreft en dus verse of gekoelde knoflook in de zin van post 0703. Belanghebbende heeft dit bestreden en gesteld dat deze handelsbenamingen mede kunnen duiden op knoflookbollen die droger zijn dan volgens de handelsnormen noodzakelijk is, dus ook op knoflookbollen waaraan (nagenoeg) al het vocht is onttrokken.
Het Hof volgt belanghebbende hierin niet. De artikelen 1, tweede lid, van Verordening (EG) nr. 2200/96 van de Raad van 28 oktober 1996 en 1, eerste lid, van Verordening 2288/97 bepalen dat de handelsnormen voor knoflook enkel betrekking hebben op knoflook van GN-code 0703 20 00, zodat knoflook waaraan (nagenoeg) al het vocht is onttrokken, niet voldoet aan de normen welke Verordening 2288/97 stelt. Hieruit volgt dat de gebruikte handelsbenaming een bruikbaar aangrijpingspunt vormt voor de vaststelling van de aard van de ingevoerde goederen.
8.6.
Belanghebbende heeft de stelling van de inspecteur dat de ingevoerde knoflook was verpakt op de voor verse of gekoelde knoflook gebruikelijke wijze en de stelling dat de vermelding van het oogstjaar op een deel van de facturen duidt op een vers product, niet althans onvoldoende gemotiveerd weersproken. Het Hof acht deze stellingen aannemelijk en gaat van de juistheid hiervan uit.
8.7.
De inspecteur heeft gesteld dat gedroogde knoflook in de omschrijving als door het Hof van Justitie gegeven, niet in bolvorm voorkomt en dat, zo dit anders zou zijn, het ondenkbaar is dat meer dan 1 miljoen kilogram van dit ongebruikelijke product zou zijn ingevoerd. De inspecteur heeft daarbij benadrukt dat, hoewel hij belanghebbende in elke fase van het geschil telkenmale daarom heeft verzocht, deze nimmer ook maar één in die zin gedroogde knoflookbol heeft kunnen tonen. Belanghebbende heeft daartegenover gesteld dat uit meergenoemd arrest van het Hof van Justitie blijkt dat gedroogde knoflook in bolvorm wel degelijk bestaat. Het Hof overweegt ter zake als volgt.
Het Hof van Justitie heeft in overweging 31 van zijn arrest gepreciseerd dat de knoflook die wordt ingedeeld onder post 0712 gewoonlijk is fijngemaakt of in poedervorm is gebracht, doch dat de tekst van deze post niet uitsluit dat ook hele knoflookbollen in die post kunnen worden ingedeeld indien zij voldoende gedroogd zijn, zelfs wanneer een dergelijk product niet op grote schaal in de handel wordt gebracht. Anders dan belanghebbende betoogt volgt uit genoemde overweging niet dat het Hof van Justitie heeft vastgesteld dat een dergelijk product daadwerkelijk bestaat. Uit genoemde overweging kan slechts worden geconcludeerd dat, indien knoflook in bolvorm in voldoende mate zou worden gedroogd – daargelaten of dat technisch mogelijk is – de bolvorm niet aan indeling onder post 0712 in de weg staat.
8.8.
Gelet op hetgeen onder 8.4, 8.5, 8.6 en 8.7 is overwogen, heeft de inspecteur naar het oordeel van het Hof voldoende aannemelijk gemaakt dat er grond was om van de door belanghebbende aangegeven post 0712 van de GN af te wijken en de goederen in te delen onder post 0703 van de GN.
Slotsom
De slotsom is dat het hoger beroep ongegrond is en dat de uitspraak van de rechtbank dient te worden bevestigd.
9. Proceskosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de kosten op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
10. Beslissing
Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Aldus gedaan door mrs. J.P.A. Boersma, voorzitter, B.A. van Brummelen en C.M. Wolters, leden van de douanekamer, in tegenwoordigheid van mr. V.M. Maat als griffier. De beslissing is op 12 januari 2012 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
- 1.
bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
- 2.
het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
- a.
de naam en het adres van de indiener;
- b.
een dagtekening;
- c.
een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
- d.
de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.