ABRvS, 16-11-2016, nr. 201602101/1/A3
ECLI:NL:RVS:2016:3021
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
16-11-2016
- Zaaknummer
201602101/1/A3
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2016:3021, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 16‑11‑2016; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
Uitspraak 16‑11‑2016
Inhoudsindicatie
Bij brief van 13 augustus 2015 heeft de Deken [appellante] bericht dat hij vergezeld door een lid van de raad en de adjunct-secretaris van de Orde van Advocaten Noord-Holland op de daarbij aangegeven datum een bezoek zal brengen aan haar kantoor (hierna: het kantoorbezoek).
201602101/1/A3.
Datum uitspraak: 16 november 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 11 februari 2016 in zaak nr. 15/5343 in het geding tussen:
[appellante]
en
de Deken van de Orde van Advocaten Noord-Holland.
Procesverloop
Bij brief van 13 augustus 2015 heeft de Deken [appellante] bericht dat hij vergezeld door een lid van de raad en de adjunct-secretaris van de Orde van Advocaten Noord-Holland op de daarbij aangegeven datum een bezoek zal brengen aan haar kantoor (hierna: het kantoorbezoek).
Bij besluit van 15 oktober 2015 heeft de Deken het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 11 februari 2016 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De Deken heeft een verweerschrift ingediend.
[appellante] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting aan de orde gesteld op 13 oktober 2016, waar partijen - met bericht - niet zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. In de brief van 13 augustus 2015 staat dat een afvaardiging van de orde een bezoek wil brengen aan het kantoor van [appellante]. Om het bezoek doeltreffend te laten verlopen verzoekt de Deken [appellante] een aantal stukken met betrekking tot de financiën van het kantoor en de praktijkvoering bij de hand te hebben. Verder verzoekt hij [appellante] voorafgaand aan het kantoorbezoek de jaarcijfers van het kantoor over de laatste twee jaar en de voorlopige cijfers van het huidige jaar te verstrekken.
Het verweerschrift
2. [appellante] betoogt tevergeefs dat de Afdeling het door de Deken ingediende verweerschrift buiten beschouwing moet laten wegens strijd met de goede procesorde. Zoals de Afdeling immers eerder heeft overwogen (uitspraak van 25 april 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BW3920), is de termijn in artikel 8:42, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) een termijn van orde en verbindt de wet geen consequenties aan overschrijding ervan. Dat de Deken het verweerschrift na afloop van deze termijn heeft ingediend, leidt er dus niet toe dat dit stuk buiten beschouwing wordt gelaten. Voorts bestaat geen grond voor het oordeel dat [appellante] niet adequaat op het verweerschrift van 5 juli 2016 heeft kunnen reageren.
De brief van 13 augustus 2015
3. In geschil is het oordeel van de rechtbank dat de brief van 13 augustus 2015 geen besluit inhoudt in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb.
4. De Afdeling is met de rechtbank van oordeel dat het afleggen van een kantoorbezoek waarbij om inzage in dossiers en de administratie wordt verzocht, feitelijke handelingen zijn die voortvloeien uit de toezichthoudende taak van de Deken. In aansluiting op haar uitspraak van 7 oktober 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3208 is de Afdeling evenals de rechtbank van oordeel dat hieraan geen rechtsgevolgen zijn verbonden. De rechtbank heeft terecht in de door [appellante] in beroep aangevoerde gronden geen aanleiding gezien voor een ander oordeel. De aankondiging van het kantoorbezoek kan om die reden niet worden aangemerkt als een besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. De rechtbank heeft derhalve met juistheid overwogen dat de Deken terecht het door [appellante] tegen het kantoorbezoek gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Het betoog faalt.
5. De Afdeling ziet in de aangevallen uitspraak, het proces-verbaal en de andere tot het dossier bij de rechtbank behorende stukken geen aanknopingspunten om naar aanleiding van de door [appellante] aangevoerde gronden over de uitspraak van de rechtbank en de aldaar gevoerde procedure te oordelen dat de aangevallen uitspraak voor vernietiging in aanmerking komt. Die gronden kunnen voorts - wat daar ook van zij - niet afdoen aan het oordeel dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de brief van 13 augustus 2015 niet kan worden aangemerkt als een besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb.
6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B. Nell, griffier.
w.g. Van Buuren w.g. Nell
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 16 november 2016
597.