Einde inhoudsopgave
Wet financiële betrekkingen buitenland 1994
Artikel 2
Geldend
Geldend vanaf 01-06-1998
- Redactionele toelichting
Deze wijziging treedt in werking met ingang van de dag waarop de Europese Centrale Bank en het Europees Stelsel van Centrale Banken overeenkomstig art. 109L, lid 1, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (Trb. 1992, 74) worden opgericht (26-05-1998, Stb. 311).
- Bronpublicatie:
26-03-1998, Stb. 1998, 201 (uitgifte: 09-04-1998, kamerstukken: 25679)
- Inwerkingtreding
01-06-1998
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
28-05-1998, Stb. 1998, 313 (uitgifte: 29-05-1998, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Bijzonder strafrecht / Economisch strafrecht
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Onze Minister kan aan de Bank algemene richtlijnen geven, die deze in acht neemt bij de uitoefening van de haar bij of krachtens deze wet toegekende bevoegdheden, voor zover het Verdrag zich daartegen niet verzet.
2.
De Bank verschaft aan Onze Minister de inlichtingen die deze nodig acht voor de bepaling van het algemeen beleid betreffende de financiële betrekkingen met de andere lidstaten en met derde landen, voor zover het Verdrag zich daartegen niet verzet.