Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 575/2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012
Bijlage III Posten onderworpen aan aanvullende rapportage van liquide activa
Geldend
Geldend vanaf 07-01-2020
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast vanaf 08-07-2022.
- Bronpublicatie:
27-11-2019, PbEU 2019, L 328 (uitgifte: 18-12-2019, regelingnummer: 2019/2160)
- Inwerkingtreding
07-01-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-11-2019, PbEU 2019, L 328 (uitgifte: 18-12-2019, regelingnummer: 2019/2160)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1
Contanten.
2
Reserves van centrale banken, voor zover er in tijden van stress een beroep op kan worden gedaan.
3
Effecten, zijnde vorderingen op of gegarandeerd door landen, centrale banken, niet tot de centrale overheid behorende publiekrechtelijke lichamen, regio's met fiscale autonomie om belastingen te heffen en te innen en lokale overheden, de Bank voor Internationale Betalingen, het Internationaal Monetair Fonds, de Europese Unie, de Europese Faciliteit voor financiële stabiliteit, het Europees stabiliteitsmechanisme of multilaterale ontwikkelingsbanken, waarbij aan alle onderstaande voorwaarden wordt voldaan:
- a)
er wordt overeenkomstig deel 3, titel II, hoofdstuk 2, een risicogewicht van 0 % aan toegekend;
- b)
zij vormen geen verplichting van een instelling of beleggingsonderneming of een met haar verbonden entiteit.
4
Andere dan de onder punt 3 bedoelde effecten, zijnde vorderingen op of gegarandeerd door landen of centrale banken, uitgegeven door de overheid in de nationale valuta van dat land of door de centrale bank in de nationale valuta en het land waar het liquiditeitsrisico wordt aangegaan, of uitgegeven in vreemde valuta, voor zover het aanhouden van een dergelijke schuld overeenstemt met de liquiditeitsbehoeften naar aanleiding van de activiteiten van de bank in die valuta.
5
Effecten, zijnde vorderingen op of gegarandeerd door landen, centrale banken, niet tot de centrale overheid behorende publiekrechtelijke lichamen, regio's met fiscale autonomie om belastingen te heffen en te innen en lokale overheden, of multilaterale ontwikkelingsbanken, waarbij aan alle onderstaande voorwaarden wordt voldaan:
- a)
er wordt overeenkomstig deel 3, titel II, hoofdstuk 2, een risicogewicht van 20 % aan toegekend;
- b)
zij vormen geen verplichting van een instelling of beleggingsonderneming of een met haar verbonden entiteit.
6
Andere dan de onder punten 3, 4 en 5 bedoelde effecten die in aanmerking komen voor een risicogewicht van 20 % of beter overeenkomstig deel 3, titel II, hoofdstuk 2, of die volgens een interne beoordeling een gelijkwaardige kredietkwaliteit hebben, en die een van de onderstaande voorwaarden vervullen:
- a)
zij vormen geen vordering op een SSPE, een instelling of beleggingsonderneming of een met haar verbonden entiteit;
- b)
het betreft obligaties die in aanmerking komen voor de in artikel 129, lid 4 of lid 5, beschreven behandeling;
- c)
het betreft gedekte obligaties in de zin van artikel 3, punt 1, van Richtlijn (EU) 2019/2162, die geen obligaties zijn als bedoeld onder b) van dit punt.
7
Andere dan de in de punten 3 tot en met 6 bedoelde effecten die in aanmerking komen voor een risicogewicht van 50 % of meer overeenkomstig deel drie, titel II, hoofdstuk 2, of die volgens een interne beoordeling een gelijkwaardige kredietkwaliteit hebben, en die geen vordering vormen op een SSPE, een instelling of beleggingsonderneming of een met haar verbonden entiteit.
8
Andere dan de onder punten 3 tot en met 7 bedoelde effecten die gedekt zijn door activa die in aanmerking komen voor een risicogewicht van 35 % of beter overeenkomstig deel 3, titel II, hoofdstuk 2, of die volgens een interne beoordeling een gelijkwaardige kredietkwaliteit hebben, en die geheel en volledig door hypotheken op niet-zakelijk onroerend goed zijn gedekt overeenkomstig artikel 125.
9
Door centrale banken binnen de werkingssfeer van monetair beleid verleende standbykredietfaciliteiten, voor zover die niet worden gegarandeerd door liquide activa en met uitsluiting van noodliquiditeitssteun;
10
Wettelijke of statutaire minimumdeposito's bij de centrale kredietinstelling en andere statutaire of bij overeenkomst beschikbare liquide middelen van de centrale kredietinstelling of instellingen die lid zijn van het in artikel 113, lid 7, bedoelde netwerk, of die in aanmerking komen voor de bij artikel 10 vastgestelde ontheffing, voor zover die middelen niet door liquide activa worden gegarandeerd, indien de kredietinstelling krachtens wettelijke of statutaire bepalingen bij een netwerk hoort.
11
Beursverhandelde, centraal geclearde aandelen in het kernkapitaal die onderdeel zijn van een belangrijke aandelenindex, luiden in de binnenlandse valuta van de lidstaat en niet zijn uitgegeven door een instelling of beleggingsonderneming of door een met haar gelieerde onderneming.
12
Aan een erkende beurs genoteerd goud, dat op toegewezen basis wordt aangehouden.
Alle posten met uitzondering van de in de punten 1, 2 en 9 vermelde moeten aan alle volgende voorwaarden voldoen:
- a)
zij worden verhandeld op door een lage mate van concentratie gekenmerkte markten voor retrocessieovereenkomsten of contanten;
- b)
zij hebben bewezen een betrouwbare bron van liquiditeit te zijn door middel van retrocessieovereenkomsten of verkoop, ook onder gespannen marktomstandigheden;
- c)
zij zijn onbezwaard.