NJ 2015/49
Geen schending Salduz bij niet-aangehouden verdachte met mogelijk verstandelijke beperking. Ontoereikend bewijs opzet op verzwijging samenwonen.
HR 18-11-2014, ECLI:NL:HR:2014:3288, m.nt. J.M. Reijntjes
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
18 november 2014
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, B.C. de Savornin Lohman, J. de Hullu, Y. Buruma, V. van den Brink
- Zaaknummer
12/05245
- Conclusie
A-G mr. G. Knigge
- Noot
J.M. Reijntjes
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS161934:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Strafprocesrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2014:3288, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 18‑11‑2014
ECLI:NL:PHR:2014:2015, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 26‑08‑2014
Beroepschrift, Hoge Raad, 04‑07‑2013
- Wetingang
Essentie
1. Geen sprake van schending Salduz nu de verdachte niet was aangehouden toen zij een verklaring aflegde. ’s Hofs oordeel dat niet aannemelijk is dat de verdachte een in dit verband relevante verstandelijke beperking heeft, kan in cassatie slechts beperkt worden getoetst. Het is aan de wetgever te bepalen of en onder welke voorwaarden bepaalde categorieën niet-aangehouden en niet-jeugdige verdachten recht hebben op bijstand van een advocaat m.b.t. een politieverhoor.
2. Uitkeringsfraude. Mede gelet op het gevoerde verweer is sprake van ontoereikend bewijs dat verdachte opzettelijk heeft verzwegen dat zij samenwoonde met een ander, zoals dat begrip samenwonen ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.