RFR 2018/3
Huwelijksvermogensrecht. Moet de waarde van de goederen die tot de eenvoudige gemeenschap behoren, worden betrokken bij de afwikkeling van het wettelijk deelgenootschap?
HR 03-02-2017, ECLI:NL:HR:2017:156
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
3 februari 2017
- Magistraten
Mrs. F.B. Bakels, A.H.T. Heisterkamp, G. de Groot, T.H. Tanja-van den Broek, C.E. du Perron
- Zaaknummer
15/02904
- Conclusie
A-G mr. P. Vlas
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS927619:1
- Vakgebied(en)
Goederenrecht / Gemeenschap
Personen- en familierecht / Relatievermogensrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2017:156, Uitspraak, Hoge Raad, 03‑02‑2017
ECLI:NL:PHR:2016:1015, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 14‑10‑2016
Beroepschrift, Hoge Raad, 24‑06‑2015
- Wetingang
Art. 1:138-140 (oud) BW
Essentie
Huwelijksvermogensrecht. Deelgenootschap. Eenvoudige gemeenschap. Finaal verrekenbeding. Periodiek verrekenbeding.
Moet de waarde van de goederen die tot de eenvoudige gemeenschap behoren, worden betrokken bij de afwikkeling van het wettelijk deelgenootschap? Moeten partijen wanneer sprake van een eenvoudige gemeenschap en van een niet uitgevoerd periodiek verrekenbeding, alvorens te verdelen, eerst overgaan tot verrekening?
Samenvatting
Partijen waren van 1986 tot 2007 met elkaar op huwelijkse voorwaarden gehuwd, inhoudende een deelgenootschap. Dat deelgenootschap houdt de verplichting in om de vermeerdering van beider vermogens tijdens het deelgenootschap te delen, een soort “finaal verrekenbeding”. Aan partijen behoorde in gezamenlijke eigendom (eenvoudige gemeenschap) toe een ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.