Hof Den Haag, 14-08-2018, nr. 200.209.845-01
ECLI:NL:GHDHA:2018:1919
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
14-08-2018
- Zaaknummer
200.209.845-01
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2018:1919, Uitspraak, Hof Den Haag, 14‑08‑2018; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2019:237, Niet ontvankelijk
Uitspraak 14‑08‑2018
Inhoudsindicatie
VvE en buurman-VvE; bewijs van werkzaamheden aan mandelige zaken is niet geleverd
GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling Civiel recht
Zaaknummer: 200.209.845/01
Zaaknummer rechtbank: 4785983 CV EXPL 16-4564
Arrest d.d. 14 augustus 2018
in de zaak van
[appellant] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna te noemen: [appellant] ,
advocaat: mr. M.G.J. Smit te Rotterdam,
tegen
de vereniging Vereniging van Eigenaars [Astraat] 12B, 12 AI en 12AII,
gevestigd te Rotterdam,
geïntimeerde,
hierna te noemen: de VvE,advocaat: mr. M.J.W. Hoek te Alphen aan den Rijn.
Het verdere geding
1. Voor het verloop van het geding tot aan het tussenarrest van 13 februari 2018 verwijst het hof naar dat arrest. Bij dat arrest is de VvE toegelaten te bewijzen dat zij de werkzaamheden aan de tussen nummers 10 en 12 mandelige zaken (waartoe de gemeente had aangeschreven) heeft uitgevoerd en voor welk bedrag. Hierop heeft de VvE een akte genomen waarbij zij een offerte, een factuur met specificatie en een verklaring met uitleg over het factuurbedrag in het geding heeft gebracht. Vervolgens heeft [appellant] een antwoordakte genomen en daarbij zijnerzijds foto’s en een factuur in het geding gebracht. Daarna zijn deze stukken gefourneerd in aanvulling op de ter gelegenheid van het pleidooi reeds overgelegde processtukken en is arrest gevraagd.
De beoordeling van het hoger beroep
2.1
Teneinde aan de bewijsopdracht uit het tussenarrest te voldoen heeft de VvE onder meer de “offerte werkzaamheden” van 23 juni 2014 voor € 21.915,45, exclusief BTW, (opnieuw) in het geding gebracht. Deze offerte is gericht aan “[betrokkene] Vve 12/14/16”. Zij betreft “werkzaamheden [Astraat] 12, 14 en 16” en noemt een aanneemsom van € 11.793,00 voor materiaal en huur en € 10.122,45 voor loonkosten. Bij deze offerte hoort een werkspecificatie die de VvE ook (opnieuw) in het geding heeft gebracht. Tevens heeft de VvE de factuur 2015009 van 5 maart 2015 overgelegd. Deze factuur vermeldt € 11.024,80 aan materiaal en € 11.000,- aan werkzaamheden, betreffende “Werkzaamheden [Astraat] , [woonplaats]”, vermeerderd met BTW, en is (verder) niet gespecificeerd.
2.2
Aan de hand van deze stukken kan het hof niet vaststellen dat de VvE de werkzaamheden aan de tussen nummer 10 en 12 mandelige zaken heeft uitgevoerd en voor welk bedrag.
De bij de offerte voor nummer 12/14/16 gevoegde werkspecificatie noemt diverse posten, maar geen daarvan benoemt expliciet dat het mandelig is met nummer 10. Ook als het hof er vanuit zou gaan dat scheidingsmuren, balkon-consoles, zinkwerk, goten, ‘deletatie’, loodwerk en afvoeren (zie hierna over de verklaring van [X] ) alle mandelige zaken betreft, biedt de werkspecificatie met offerte en factuur geen aanknopingspunten voor bedragen die aan nummer 10 in rekening kunnen worden gebracht. Hiertoe overweegt het hof het volgende:
2.3
De werkspecificatie noemt “2 Linkerbalkonscheidingsmuur (mandelig met nr 12.)” en “2 Rechterbalkonscheidingsmuren (mandelig met nr 16)”. Een balkonscheidingsmuur mandelig met nummer 10 wordt niet genoemd. De offerte zag op de woningen 12, 14 en 16, dus “mandelig met nr. 12” respectievelijk “mandelig met nr. 16” kan mandelig tussen 14 en 12, respectievelijk 14 en 16 zijn. Op geen van de in het procesdossier aanwezige foto’s kan het hof zien dat er nieuwe scheidingsmuren zijn opgetrokken op balkons tussen nummers 10 en 12. Ook het getal ‘2’ bij de balkonscheidingsmuren zegt het hof niet zoveel, omdat het mogelijk is (zo blijkt ook uit de foto’s) dat de woningen 12 en 14 (en 16) meerdere verdiepingen met te renoveren balkons hebben.
Van de stalen consoles van het balkon aan de achtergevel is vermeld dat het gaat om “4 stuk het vernieuwen van de stalen consoles van het balkon aan de achtergevel (rechts mandelig met nr. 16.)”. Mogelijk zit hierbij een console tussen nummer 10 en nummer 12, maar een specificatie van de prijs daarvan is niet gegeven. Het bedrag dat bij deze post voor stalen consoles is vermeld (€ 14.757,35) ziet grotendeels op meerdere andere werkzaamheden. Nu er twee verdiepingen met stalen consoles onder de balkons kunnen zijn en drie woonpanden waarop de offerte ziet (12, 14 en 16), kan het hof niet vaststellen wat er voor (een of meer) stalen console(s) mandelig met nummer 10 in rekening kan worden gebracht. Een bedrag voor de mandelige console(s) waaraan [appellant] zijn deel moet bijdragen, is daardoor niet aangetoond.
Voor wat betreft het zinkwerk, de goten en ‘deletatie’ [het hof begrijpt: dilatatie] noemt de specificatie expliciet werkzaamheden aan nummer 12 of mandelig met nummer 12 of 16. Niets is als mandelig met nummer 10 gespecificeerd. Uit de aantallen of afmetingen blijkt ook niet dat een post (mede) ziet op werkzaamheden die mandelig zijn met nummer 10. Uit foto’s blijkt niet dat er gezamenlijke, herstelde goten zijn (enkele foto’s tonen twee afzonderlijke regenafvoerpijpen naast elkaar). De dilatatie betreft volgens de specificatie de zinkengoot met nummer 12. Het ‘voetlood’ ziet op de dakkapel en de specificatie noemt slechts een dakkapel van nummer 12. Het hof kan daarom niet vaststellen dat, en zo ja welk bedrag, [appellant] als eigenaar van nummer 10 voor dergelijke werkzaamheden verschuldigd is.
De offerte en de factuur zien op werkzaamheden [Astraat] 12, 14 en 16 danwel de [Astraat] in het algemeen, nummer 10 wordt daarin niet genoemd.
3. Op grond van de in geding gebrachte schriftelijke verklaring van de heer [X] kan het hof evenmin vaststellen welke werkzaamheden zijn verricht en betaald die mandelig zijn met nummer 10, ook niet als het hof die verklaring beoordeelt tezamen met voornoemde offerte, werkspecificatie en factuur, waarnaar [X] verwijst. In zijn verklaring verklaart [X] dat de (voornoemde) offerte was gemaakt voor de heer [betrokkene] en dat de werkzaamheden zijn gefactureerd op (voornoemde) factuur met nummer 2015009. Hiervan heeft volgens hem circa 25% betrekking op nummer 10 (mandelig met 12). Hij noemt als de zijns inziens mandelige werkzaamheden: balkonscheidingsmuren inclusief voegwerk, stalen consoles - 1x mandelig - en een zinken tussendakgoot inclusief opstanden, “deletatie”, loodwerk en afvoer. Zoals blijkt uit hetgeen het hof hiervoor heeft overwogen, bieden de offerte met werkspecificatie geen steun voor zijn standpunt dat circa 25% betrekking heeft op nummer 10. Waarom voor de werkzaamheden aan nummer 10 een bedrag van 25% van de factuur moet worden berekend heeft [X] niet uitgelegd. Een dergelijk percentage ligt ook niet in de rede, omdat uit de offerte blijkt dat er drie woningen direct bij de werkzaamheden waren betrokken: nummers 12, 14 en 16. Aan nummer 16 zijn volgens de verklaring van [X] in het geheel geen bedragen in rekening gebracht (50% is voor nummer 12 en 25% voor nummer 14), terwijl er op de werkspecificatie wel (meerdere) werkzaamheden staan die mandelig zijn met nummer 16. [X] verklaart niet waarom nummer 16 niets meebetaalt en laat ook onduidelijk waarom nummer 10 een kwart moet betalen en evenveel als nummer 14 waaraan de offerte is gericht. Hij verklaart evenmin of en wie eventuele mandelige zaken met nummer 18 meebetaalt. Het hof kan daarom niets met deze verklaring in de onderhavige zaak.
4. De reeds eerder in het geding gebrachte verklaringen van [X] , namens de VvE [Astraat] 10, inhoudend: “Het mandelige werk dat in opdracht van de vereniging van eigenaars nummer 12 is uitgevoerd is terecht en de gemaakte kosten daarvan moeten worden vergoed. Maar dat moet dan door de heer J. [appellant] worden gedaan.” en “de betreffende werkzaamheden zijn uitgevoerd” en “de € 7.550,58 met betrekking tot huisnummer 10 zijn correct vermeld” zijn onvoldoende om bewezen te achten dat [appellant] een bepaald bedrag verschuldigd is voor mandelige zaken. Ook uit deze verklaring blijkt immers niet welke mandelige werkzaamheden zijn uitgevoerd en welke kosten daarvoor concreet gemaakt zijn, terwijl het genoemde bedrag van € 7.550,58 enkel gebaseerd is op (ongefundeerde) percentages van 25% en 50%.
5. Nu er geen ander bewijs is en de VvE ook geen specifiek ander bewijs heeft aangeboden, moet het hof dit deel van de vordering van de VvE afwijzen. Het hof zal het vonnis daarom vernietigen voor zover het de betaling van werkzaamheden wegens achterstallig onderhoud betreft.
6. Ten aanzien van de factuur “Verwijdering Asbest houdend materiaal en transport hiervan” heeft het hof in het tussenarrest onder 6 reeds geoordeeld dat het vonnis van de kantonrechter voor zover het hierover gaat, in stand blijft. Dat betreft een vordering van € 1.300,75. [appellant] is dit bedrag als hoofdelijk schuldenaar aan de VvE verschuldigd (zie het tussenarrest onder 7).
7. Omdat het vonnis deels vernietigd zal worden, merkt het hof nog het volgende op. In eerste aanleg heeft [appellant] een tegenvordering van € 75.000,- genoemd omdat de VvE zou hebben getracht hem te benadelen. [appellant] heeft echter niets aangevoerd waaruit een door de VvE gepleegde onrechtmatige daad of een andere grondslag voor betaling van € 75.000,- of een ander concreet substantieel bedrag kan volgen. Het doen van betalingsverzoeken en het voeren van de onderhavige procedure is niet onrechtmatig. Dat [appellant] ten onrechte hierdoor moest verhuizen is niet onderbouwd en evenmin aannemelijk (de stukken wijzen veeleer op verhuizen wegens de kosten en gevolgen van achterstallig onderhoud aan [Astraat] 10).
8. Het bestreden vonnis is gewezen tussen [appellant] , [Y] en de Vereniging van Eigenaren [Astraat] 10B, 10AI en 10AII enerzijds en de VvE anderzijds. Alleen [appellant] is in hoger beroep gekomen. Dat betekent dat het bestreden vonnis alleen zal worden vernietigd voorzover [appellant] hoofdelijk is veroordeeld tot betaling van € 8.660,77 met rente en proceskosten aan de VvE. Het hof zal [appellant] hoofdelijk veroordelen tot betaling van € 1.300,75, hoofdelijk verschuldigd (dus als [Y] of de Vereniging van Eigenaren [Astraat] 10B, 10AI en 10AII alles hebben betaald, hoeft [appellant] dit niet meer te betalen). [appellant] is over dat bedrag wettelijke rente verschuldigd vanaf de datum van verzuim. Omdat de VvE de verzuimdatum niet heeft gespecificeerd (op 28 oktober 2015 wordt nog een ruime betalingstermijn gegeven), zal het hof bepalen dat de rente verschuldigd is vanaf de dag der dagvaarding, zijnde 14 januari 2016.
9. De gevorderde buitengerechtelijke kosten zijn niet toewijsbaar jegens [appellant] , omdat deze kosten grotendeels gemaakt zijn om een gestelde, doch niet jegens [appellant] toewijsbare vordering aangaande werkzaamheden wegens achterstallig onderhoud te innen.
10. Omdat partijen ieder deels in het ongelijk zijn gesteld, moeten zij in hun verhouding onderling ieder de eigen proceskosten van de eerste aanleg en van het hoger beroep dragen.
Beslissing
Het hof:
- vernietigt de bestreden vonnissen van 13 mei 2016 en 11 november 2016 voor zover gewezen tussen [appellant] enerzijds en de VvE anderzijds
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
- veroordeelt [appellant] hoofdelijk, des dat wanneer [Y] of de Vereniging van Eigenaren [Astraat] 10B, 10AI en 10AII (ook) dit bedrag reeds heeft betaald, hij zal zijn bevrijd en vice versa, aan de VvE te betalen een bedrag van € 1.300,75, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW hierover vanaf 14 januari 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
- wijst af het meer of anders gevorderde;
- bepaalt dat ieder de eigen proceskosten van de eerste aanleg en het hoger beroep draagt.
Dit arrest is gewezen door mrs. E.J. van Sandick, G. Dulek-Schermers en H.J.H. van Meegen en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 augustus 2018 in aanwezigheid van de griffier.