Zie onder meer: HR 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1786.
HR, 15-02-2019, nr. 18/05121
ECLI:NL:HR:2019:237
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
15-02-2019
- Zaaknummer
18/05121
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2019:237, Uitspraak, Hoge Raad, 15‑02‑2019; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2018:1503, Gevolgd
In cassatie op: ECLI:NL:GHDHA:2018:1919, Niet ontvankelijk
ECLI:NL:PHR:2018:1503, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 21‑12‑2018
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2019:237, Gevolgd
- Vindplaatsen
Uitspraak 15‑02‑2019
Partij(en)
15 februari 2019
Eerste Kamer
18/05121
TT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser] ,wonende te [woonplaats] ,
EISER tot cassatie.
Eiser zal hierna ook worden aangeduid als [eiser] .
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de vonnissen in de zaak 4785983 CV EXPL 16-4564 van de rechtbank Rotterdam van 13 mei 2016 en 11 november 2016;
b. de arresten in de zaak 200.209.845/01 van het gerechtshof Den Haag van 13 februari 2018 en 14 augustus 2018.
Het arrest van het hof van 14 augustus 2018 is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof van 14 augustus 2018 heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatieverzoek is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van [eiser] in zijn cassatieberoep.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Het cassatieberoep is niet ingesteld op de in art. 30c lid 1 Rv voorgeschreven wijze, te weten door indiening van een procesinleiding langs elektronische weg. Ook voldoet de procesinleiding niet aan de eisen van art. 407 lid 3 Rv, nu daarin niet een advocaat bij de Hoge Raad is aangewezen die [eiser] in het geding in cassatie zal vertegenwoordigen. Deze verzuimen konden worden hersteld door dezelfde procesinleiding met inachtneming van de vereisten van de art. 30c en 407 lid 3 Rv opnieuw in te dienen. [eiser] heeft evenwel geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om de verzuimen binnen twee weken te herstellen. Dit brengt mee dat hij in zijn beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart [eiser] niet-ontvankelijk in zijn cassatieberoep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, G. Snijders en M.J. Kroeze, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.V. Polak op 15 februari 2019.
Conclusie 21‑12‑2018
Partij(en)
Zaaknr: 18/05121 Mr. F.F. Langemeijer
Zitting: 21 december 2018 Conclusie (art. 80a RO) inzake:
[eiser]
tegen
Vereniging van Eigenaars Maximiliaanstraat 12B, 12 AI en 12AII
te Rotterdam
1. Procesverloop
1.1
Bij arrest van 14 augustus 2018 (nr. 200.209.845) heeft het gerechtshof Den Haag in hoger beroep de tussen partijen gewezen vonnissen van de rechtbank Rotterdam van 13 mei 2016 en 11 november 2016 vernietigd. Het gerechtshof heeft – opnieuw recht doende, voor zover hier van belang – eiser tot cassatie, hoofdelijk, veroordeeld tot betaling aan de Vereniging van Eigenaren van € 1.300,75, vermeerderd met wettelijke rente, en het meer of anders gevorderde afgewezen.
1.2
Op 14 november 2018 heeft eiser een beroepschrift, houdende verzoek tot cassatie van genoemd arrest, ingediend ter griffie van de Hoge Raad. Deze procesinleiding was niet ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad. Bij brief van 16 november 2018 heeft de griffier van de Hoge Raad eiser erop gewezen dat het verzoek niet is ingediend op de wijze zoals voorgeschreven in art. 407 Rv, te weten door indiening van een procesinleiding via het webportaal van de Hoge Raad door een advocaat bij de Hoge Raad. Aan eiser is een termijn van twee weken verleend om dit vormverzuim te doen herstellen.
1.3
Eiser heeft dit verzuim niet binnen deze termijn hersteld. Bij brief van 29 november 2018, ingekomen per fax op 30 november 2018, heeft hij de Hoge Raad verzocht de termijn voor herstel van dit vormverzuim met zes weken te verlengen. Het verzoek om uitstel is niet ingewilligd, hetgeen blijkt uit een brief van de griffier aan eiser van 3 december 2018.
2. Ontvankelijkheid van het cassatieberoep
2.1
Het cassatieberoep is niet ingesteld op de in art. 30c lid 1 Rv voorgeschreven wijze, te weten door indiening van een procesinleiding langs elektronische weg. Ook voldoet de procesinleiding niet aan de eisen van art. 407 lid 3 Rv, nu daarin niet een advocaat bij de Hoge Raad is aangewezen die de eisende partij in het geding in cassatie zal vertegenwoordigen. Deze verzuimen konden worden hersteld door dezelfde procesinleiding met inachtneming van de vereisten van de art. 30c en 407 lid 3 Rv opnieuw in te dienen. Eiser heeft evenwel geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om deze verzuimen binnen twee weken te herstellen. Dit brengt mee dat hij in zijn beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard1..
3. Conclusie
De conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van eiser in zijn cassatieberoep.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden,
plv
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 21‑12‑2018